4.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het aan hem ten laste gelegde feit bekend. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 31 augustus 2023;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2023, opgenomen op pagina
1-3 van het eindproces-verbaal met dossiernummer RTZA023051/Wantij, van de politie, HARC-TEAM Rotterdam, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 200;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2023, opgenomen op pagina
15-17 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2023, opgenomen op pagina
21-22 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2023, opgenomen op pagina
29-34 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2023, opgenomen op pagina
35-38 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2023, opgenomen op pagina
66-67 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2023, opgenomen op pagina
69-166 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het schriftelijk stuk, inhoudende een NFI-rapport Douane Laboratorium van 2 mei 2023, opgenomen op pagina 180-181 van voornoemd eindproces-verbaal.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen in het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring volgt dat verdachte voorbereidende handelingen heeft verricht die hadden moeten leiden tot het uit de container halen van de later aangetroffen 33 kilogram cocaïne ten behoeve van de verdere invoer daarvan. Verdachte is als uithaler een essentiële schakel in de keten van het invoertraject geweest en heeft met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de invoer van harddrugs in Nederland. Verdachte werd daarbij aangestuurd en van informatie voorzien door anderen. Ieders bijdrage in het geheel en zeker ook die van verdachte was substantieel en van voldoende betekenis voor de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met in ieder geval overige, verder onbekend gebleven, betrokkenen. Er was dus een zodanige samenwerking dat van medeplegen gesproken kan worden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht sprake van medeplegen.