ECLI:NL:RBZWB:2023:6256

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
02/101117-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorbereiden en bevorderen van de invoer van 33 kilogram cocaïne

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden en bevorderen van de invoer van 33 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte, geboren in 1987 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel. Tijdens de zitting op 31 augustus 2023 hebben zowel de officier van justitie, mr. P. Kuipers, als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend, wat leidde tot de conclusie dat hij een essentiële schakel was in de keten van het invoertraject van de cocaïne. De rechtbank heeft het beroep op vrijwillige terugtred verworpen, omdat de verdachte niet aannemelijk kon maken dat zijn handelingen niet waren voltooid door omstandigheden die van zijn wil afhankelijk waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft benadrukt dat de handel in harddrugs ernstige gevolgen heeft voor de samenleving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/101117-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ( [land] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Ter Apel,
raadsman mr. S. Konya, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2023, waarbij de officier van justitie mr. P. Kuipers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden dan wel bevorderen van invoer in Nederland van 33 kilogram cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem ten laste gelegde feit en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van medeplegen en verzoekt verdachte van dat gedeelte van de tenlastelegging vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het aan hem ten laste gelegde feit bekend. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 31 augustus 2023;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2023, opgenomen op pagina
1-3 van het eindproces-verbaal met dossiernummer RTZA023051/Wantij, van de politie, HARC-TEAM Rotterdam, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van pagina 1 tot en met 200;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 17 april 2023, opgenomen op pagina
15-17 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2023, opgenomen op pagina
21-22 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2023, opgenomen op pagina
29-34 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 16 april 2023, opgenomen op pagina
35-38 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 18 april 2023, opgenomen op pagina
66-67 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen van 25 april 2023, opgenomen op pagina
69-166 van voornoemd eindproces-verbaal;
- het schriftelijk stuk, inhoudende een NFI-rapport Douane Laboratorium van 2 mei 2023, opgenomen op pagina 180-181 van voornoemd eindproces-verbaal.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen in het dossier en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring volgt dat verdachte voorbereidende handelingen heeft verricht die hadden moeten leiden tot het uit de container halen van de later aangetroffen 33 kilogram cocaïne ten behoeve van de verdere invoer daarvan. Verdachte is als uithaler een essentiële schakel in de keten van het invoertraject geweest en heeft met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de invoer van harddrugs in Nederland. Verdachte werd daarbij aangestuurd en van informatie voorzien door anderen. Ieders bijdrage in het geheel en zeker ook die van verdachte was substantieel en van voldoende betekenis voor de conclusie dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met in ieder geval overige, verder onbekend gebleven, betrokkenen. Er was dus een zodanige samenwerking dat van medeplegen gesproken kan worden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en acht sprake van medeplegen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 april 2023 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk vervoeren van ongeveer 33 kilogram cocaïne,
- een ander heeft getracht te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of
zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- zich (onbevoegd) op te houden op de [adres 1] te [plaats 2] en op de [adres 2] te [plaats 1] en
- gereedschap voorhanden te hebben dat kan worden gebruikt om zeecontainers te openen en
- mobiele telefoons voorhanden te hebben en
- per bericht (Whatsapp) contact te houden met één of meer (mede)dader(s) omtrent na te noemen zeecontainer(s) en/of het (uit)halen van de cocaïne van/uit deze zeecontainer(s), en
- een afbeelding van een luchtfoto te ontvangen van één of meer van zijn/hun mededader(s) met daarop pijlen getekend richting zeecontainers op het terrein van [bedrijf] en
- een ‘dropped pin’ te ontvangen van één of meer van zijn/hun mededader(s) die verwijst naar de locatie van een zeecontainer met [nummer] waarin, achter de luiken 33 pakketten met cocaïne werd aangetroffen en
- afspraken te maken met één of meer van zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het uithalen en/of vervoeren van die cocaïne.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

De raadsman heeft ter terechtzitting ontslag van alle rechtsvervolging bepleit op grond van vrijwillige terugtred, omdat verdachte er zelf voor zou hebben gekozen zijn handelingen te staken.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in de haven was om de later aangetroffen cocaïne uit de container te gaan halen, maar dat hij zag dat het onmogelijk was om te komen op de plek waar deze container zich bevond en dat hij vervolgens besloot weg te gaan. Uit de stukken in het dossier blijkt daarnaast dat verbalisanten de auto waarin verdachte zat tot stilstand zagen komen, waarna verdachte uitstapte, wegrende en zich vervolgens verscholen hield. Dat betekent dus dat verdachte de verbalisanten ook moet hebben gezien.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de omstandigheid dat verdachte er niet in kon slagen de koelcontainer met daarin de cocaïne te bereiken en de aanwezigheid van de douane ter plaatse, aan voltooiing van zijn handelingen in de weg hebben gestaan. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk geworden dat het niet voltooien van zijn handelingen het gevolg is geweest van een omstandigheid van de wil van verdachte afhankelijk, als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op vrijwillige terugtred.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij de strafoplegging rekening te houden met de beperkte rol van verdachte in het geheel en met het feit dat verdachte ter zitting openheid van zaken heeft gegeven over de reden waarom hij op de plaats delict aanwezig was. Een fors voorwaardelijk strafdeel kan als stok achter de deur dienen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is een uithaler en heeft samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht voor de invoer van ruim 33 kilo cocaïne via de haven van Vlissingen. De aangetroffen hoeveelheid cocaïne moet, gezien de hoeveelheid, bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De samenleving heeft veel last van de gevolgen van de handel in harddrugs. Harddrugs zijn niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid. De handel en het gebruik ervan leveren ook veel maatschappelijke overlast op omdat dit vaak samengaat met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Voor de bedrijven op het haventerrein hebben de invoer van drugs en de aanwezigheid van uithalers op het haventerrein een negatieve invloed op hun bedrijfsvoering. Logistieke processen worden verstoord en angst sluipt de haven in. Voor de douane, politie en justitie leveren de activiteiten rondom de harddrugstransporten een enorme kostenpost op. Als uithaler is verdachte een essentiële, onmisbare schakel geweest in de grootschalige drugshandel. Zijn activiteiten maken namelijk mogelijk dat de harddrugs kan worden afgeleverd en verder kan worden verspreid. Dat de rol van uithaler belangrijk is, blijkt uit de hoge bedragen die hiermee verdiend kunnen worden. De bijdrage van verdachte aan de handel in harddrugs wordt hem ernstig aangerekend. Verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen en heeft alleen zijn eigen (financiële) belangen voor ogen gehad.
Tegen drugshandel, ook als deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, dient streng te worden opgetreden. Dit betekent dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Voor het bepalen van de duur van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken in soortgelijke zaken en heeft zij gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo heeft de rechtbank er kennis van genomen dat verdachte eerder voor een drugsdelict is veroordeeld, wat zij als strafverzwarend aanmerkt.
Alles afwegend acht de rechtbank een straf in overeenstemming met de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank legt op een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De totaalduur van deze straf doet recht aan het element van leedtoevoeging dat gelet op de ernst van het feit niet kan en mag ontbreken in de straf. De totaalduur komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. Voor anderen moet duidelijk zijn dat dit niet de weg is naar het grote geld en dat hoge straffen kunnen volgen als zij net als verdachte in de fout gaan.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander trachten te bewegen daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, zich gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, en voorwerpen en vervoermiddelen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. E.A. Mulders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2023.