ECLI:NL:RBZWB:2023:6252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
RK 22-026209 en 22-26210
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikelen 530 en 533 Sv na vrijspraak en afwijzing van verzoek tot vergoeding inverzekeringstelling

Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak RK 22-026209 en 22-26210, waarin verzoeker een schadevergoeding heeft aangevraagd op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die op 7 januari 2022 is aangehouden, heeft verzocht om een schadevergoeding van € 130,00 voor schade door inverzekeringstelling, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen omdat er geen inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden. Verzoeker is enkel opgehouden voor onderzoek, wat niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv valt.

De rechtbank heeft echter wel de verzoeken tot vergoeding van rechtsbijstand, reiskosten en de kosten voor het indienen van het verzoekschrift toegewezen. De kosten van rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 4.567,75, de reiskosten op € 10,64 en de kosten voor de indiening van het verzoekschrift op € 340,00. Dit resulteert in een totaalbedrag van € 4.981,39 dat aan verzoeker wordt toegewezen.

De rechtbank overweegt dat de toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 533 Sv alleen mogelijk is als de verdachte niet wordt veroordeeld of als de zaak wordt geseponeerd. In dit geval is verzoeker vrijgesproken van de beschuldiging van het bezit van harddrugs, wat de basis vormt voor de toekenning van de schadevergoeding voor de gemaakte kosten. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-005490-22
rk-nummers: 22-026209 en 22-26210
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 17 november 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.S. van der Biezen, advocaat te ’s-Hertogenbosch, op het adres Stationsweg 6, 5211 TW ’s-Hertogenbosch.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 4.567,75, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 10,64, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 8 september 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 augustus 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, gehoord.
Verzoeker en diens advocaat zijn behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij werd verdacht van het bezit van harddrugs. Verzoeker is hiervan vrijgesproken. Verzocht wordt om toewijzing van een vergoeding voor de hierboven genoemde kosten.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de gevraagde vergoeding voor de inverzekeringstelling moet worden afgewezen nu verzoeker niet in verzekering is gesteld. Verzoeker is uitsluitend opgehouden voor onderzoek en dat valt niet onder de reikwijdte van artikel 533 Sv. De gevraagde vergoeding voor de rechtsbijstand, de reiskosten en de forfaitaire vergoeding voor de indiening van het verzoekschrift kunnen worden toegewezen. In raadkamer heeft de officier van justitie aangevoerd dat er geen forfaitaire vergoeding voor de mondelinge behandeling van het verzoekschrift moet worden toegekend, nu zowel verzoeker als zijn advocaat niet ter zitting zijn verschenen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank stelt vast dat verzoeker op 7 januari 2022 om 18:54 uur is aangehouden en dat op 7 januari 2022 om 19:32 uur een bevel tot ophouden voor onderzoek is afgegeven. Verzoeker is vervolgens op 8 januari 2022 om 12:50 uur heengezonden. Er is geen bevel tot inverzekeringstelling gegeven. Voor een vergoeding van schade als gevolg van verblijf op het politiebureau voorafgaand aan of zonder inverzekeringstelling biedt de wet geen grond, ook niet wanneer het de nachtelijke uren betreft en evenmin als er een overschrijding van de termijn voor het ophouden van strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Nu er geen inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden, zal de rechtbank het verzoek tot vergoeding van schade als gevolg daarvan afwijzen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 4.567,75is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Verzoeker heeft een bedrag ter hoogte van
€ 10,64verzocht voor reiskosten. Gelet op de aanwezigheid van verzoeker bij de inhoudelijke behandeling van de zaak, de reisafstand en de gebruikelijke kilometervergoeding, wijst de rechtbank ook dit bedrag toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend. De rechtbank wijst de verzochte verhoging bij een behandeling in raadkamer af omdat verzoeker en zijn advocaat niet bij de behandeling zijn verschenen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv voor schade wegens inverzekeringstelling af.
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.981,39, bestaande uit:
- € 4.567,75 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 10,64 aan reiskosten;
- € 340,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 4.981,39zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Advocatenkantoor Van der Biezen, onder vermelding van “ [verzoeker] 22-026209 en 22-026210”.
Deze beslissing is op 5 september 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).