ECLI:NL:RBZWB:2023:6243
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Kort geding
- mr. Van der Burgt
- Rechtspraak.nl
Verbod tot ontruiming gehuurde voor de duur van de bodemprocedure met dreiging van eigenrichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en een verhuurder, aangeduid als [gedaagde]. De huurder vorderde een verbod op ontruiming van de gehuurde woning voor de duur van de bodemprocedure, omdat er een reële dreiging bestond dat de verhuurder zonder executoriale titel tot ontruiming zou overgaan. De huurovereenkomst tussen partijen dateert van 1 november 2021, maar de huurder had een huurachterstand laten ontstaan, wat leidde tot een bodemprocedure die op 22 februari 2023 zou worden behandeld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 23 januari 2023 heeft de huurder zijn vordering toegelicht, waarbij hij stelde dat de verhuurder intimiderende berichten had gestuurd en zelfs bij hem aan de deur was geweest. De rechter heeft vastgesteld dat er nog geen ontruiming had plaatsgevonden, maar dat de huurder wel een spoedeisend belang had bij het gevorderde verbod. De rechter oordeelde dat de verhuurder, zonder recht of titel, niet tot ontruiming mocht overgaan en dat er voldoende aanwijzingen waren voor een dreiging van eigenrichting.
De rechter heeft de subsidiaire vordering van de huurder toegewezen en het verbod op ontruiming voor de duur van de bodemprocedure uitgesproken, met een dwangsom van maximaal € 40.000,00. Tevens is de verhuurder veroordeeld in de proceskosten van de huurder, die tot dat moment op € 961,33 waren begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en andere vorderingen zijn afgewezen.