ECLI:NL:RBZWB:2023:6208
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de minister voor Rechtsbescherming
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de minister voor Rechtsbescherming van 7 maart 2023, waarin zijn aanvraag om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) werd afgewezen. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiser had op 29 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een VOG voor de functie van persoonlijk begeleider. De minister weigerde de VOG op basis van een registratie in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) van een zedendelict, dat voorwaardelijk was geseponeerd. Eiser voerde aan dat hij het zedenmisdrijf nooit had gepleegd en dat er geen risico op herhaling was, gezien zijn lange staat van dienst in de beveiligingsbranche.
Tijdens de zitting op 19 juni 2023 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. N. Amine. De minister werd vertegenwoordigd door mr. A.L. de Gier. Eiser betoogde dat de minister ten onrechte voorbijging aan zijn onberispelijke staat van dienst en dat de afwijzing van de VOG evident disproportioneel was. De rechtbank overwoog dat de minister bij het toetsen van aanvragen om VOG de Beleidsregels 2022 hanteert, die strikte criteria stellen aan de afgifte van een VOG bij zedendelicten.
De rechtbank concludeerde dat de aard en ernst van het geseponeerde feit, in combinatie met de functie waarvoor de VOG was aangevraagd, een te groot risico voor de samenleving met zich meebracht. Eiser had weliswaar een functie kunnen vervullen in de beveiliging, maar de rechtbank oordeelde dat de weigering van de VOG voor de zorgfunctie niet evident disproportioneel was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, zonder proceskostenveroordeling.