ECLI:NL:RBZWB:2023:6204

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
02-145094-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in schietincident op terras met semiautomatisch vuurwapen

Op 6 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord en het voorhanden hebben van een semiautomatisch vuurwapen. De zaak vond zijn oorsprong in een schietincident op 12 juni 2022 in Tilburg, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte op een slachtoffer schoot. Tijdens de zitting op 23 augustus 2023 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte wetenschap had van het vuurwapen dat door de medeverdachte werd gebruikt. Ondanks de nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte tijdens het schietincident, was er geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van het vuurwapen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de poging tot moord als het voorhanden hebben van het vuurwapen.

Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de schade ten grondslag lagen. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen auto aan de verdachte, terwijl het vuurwapen en de munitie onttrokken werden aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/145094-22
vonnis van de meervoudige kamer van 6 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Tevens is ter zitting de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 12 juni 2022 in Tilburg samen met een ander - al dan niet met voorbedachte raad - heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven door op hem te schieten, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is (feit 1) en dat hij samen met een ander een semiautomatisch pistool voorhanden heeft gehad (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot moord op [slachtoffer] . Verdachte heeft tezamen en in vereniging met de medeverdachte opzettelijk en met voorbedachte raad geprobeerd om [slachtoffer] om het leven te brengen door een kogel op die [slachtoffer] af te vuren. Er is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Hoewel verdachte het vuurwapen niet feitelijk in zijn handen heeft gehad, kan gelet op de bewuste en nauwe samenwerking bij het schieten op het lichaam van [slachtoffer] ook feit 2 wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van feit 1 en 2 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het dossier, de camerabeelden en hetgeen ter zitting is besproken stelt de rechtbank vast dat in de avond van 11 juni 2022 [naam 1] (hierna: [naam 1] ) onenigheid heeft gehad met [naam 2] (hierna: [naam 2] ) in de [horecagelegenheid] gelegen aan de [adres] in Tilburg. Nadat verdachte en zijn broer [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) telefonisch contact hadden gehad met [naam 1] , zijn zij met de auto richting ‘ [horecagelegenheid] ’ gereden. [medeverdachte] had een doorgeladen semiautomatisch vuurwapen met daarin vijftien patronen in zijn jaszak meegenomen. Verdachte, [medeverdachte] en [naam 1] stonden bij de ingang van het terras en liepen vervolgens in de richting van [slachtoffer] , die zich bevond op het terras van ‘ [horecagelegenheid] ’. [medeverdachte] en [slachtoffer] namen vervolgens plaats aan een tafel, waarbij zij op korte afstand tegenover elkaar zaten. Verdachte en [naam 1] stonden naast de tafel. Zodra [medeverdachte] ging zitten, opende hij zijn rechterjaszak, pakte hij hieruit het vuurwapen en bracht dit wapen onmiddellijk onder de tafel waaraan hij en [slachtoffer] zaten. Direct hierop heeft [medeverdachte] één keer geschoten, waarna [slachtoffer] met zijn handen naar zijn benen greep en ineenkromp. Het schot is gelost binnen vier seconden nadat [medeverdachte] en [slachtoffer] hadden plaatsgenomen aan de tafel. Hierna borg [medeverdachte] het wapen op in zijn jaszak en stond op. [medeverdachte] en verdachte verlieten vervolgens in een rustige tred het terras. Nadat zij de horecagelegenheid hadden verlaten, renden zij weg. [naam 1] is achtergebleven bij ‘ [horecagelegenheid] ’.
Door het schieten van [medeverdachte] is aan [slachtoffer] fors letsel toegebracht, bestaande uit een wond in het rechterbovenbeen en een breuk in het bekken.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan een poging tot moord. Hiervoor is ten minste vereist dat verdachte wetenschap had van het bij [medeverdachte] aanwezige vuurwapen.
Verdachte heeft daarover verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte] vanuit huis een doorgeladen vuurwapen had meegenomen naar de [horecagelegenheid] en heeft die avond ook geen vuurwapen gezien.
Hoewel de rechtbank ernstig twijfelt aan de juistheid van de verklaring van verdachte is er onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring van dit feit. Het dossier biedt namelijk geen concrete aanknopingspunten om te onderbouwen dat verdachte daadwerkelijk wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen bij [medeverdachte] . Verdachte stond weliswaar tijdens het schietincident naast de tafel waaraan [medeverdachte] en [slachtoffer] zaten en hij is na het schietincident samen met [medeverdachte] weggelopen naar buiten en vervolgens gevlucht, maar deze handelingen zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan poging tot moord bewezen te verklaren.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 1 heeft begaan en zal hem van dit feit vrijspreken.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank verdachte ook zal vrijspreken van het voorhanden hebben van het vuurwapen, zoals onder feit 2 is ten laste gelegd.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 13.338,50. Dit bedrag bestaat uit € 5.838,50 aan materiële schade en € 7.500,- aan immateriële schade. Daarnaast wordt € 156,- aan proceskosten gevorderd.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.Het beslag

6.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (het wapen en de munitie) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten zijn aangetroffen, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
6.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen auto aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder feit 1 en 2 ten laste gelegde feiten;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Wapen (omschrijving: G2470726 Vuurwapen (Pistool), Zwart);
* 1 STK Munitie (omschrijving: G2472980 Kogelpatroon);
* 1 STK Patroonhouder (omschrijving: G2472981);
* 1 STK Munitie (omschrijving: G2470725 Mund huls);
* 14 STK Munitie (omschrijving: G2480589 Kogelpatroon);
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* 1 STK Personenauto (omschrijving: G2471305, wit, merk: Skoda, [chassisnummer] , bouwjaar 2015, met sleutels);
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 september 2023.
Mr. Van Kralingen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.