ECLI:NL:RBZWB:2023:6138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_8995 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake last onder dwangsom voor rijksmonument

Op 4 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 20 juni 2023, waarin hen een last onder dwangsom werd opgelegd om het interieur van een rijksmonument op het perceel [straatnaam] 7 te [plaatsnaam] in oorspronkelijke staat te herstellen. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening waren dat de termijn voor het indienen van hun bezwaar verschoonbaar was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op de juiste wijze was verzonden en dat het bezwaarschrift van verzoekers te laat was ingediend. De gemachtigde van verzoekers voerde aan dat de overschrijding van de termijn verschoonbaar was, omdat het besluit in de brievenbus van een medebewoner was bezorgd. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekers in verzuim waren, omdat zij geen correct adres hadden opgegeven en geen maatregelen hadden genomen om ervoor te zorgen dat hun post hen bereikte.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaren tegen het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/8995 GEMWT VV

uitspraak van 4 september 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , te [woonplaats] ( [land] ), verzoekers,

gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 20 juni 2023 (bestreden besluit) inzake de last onder dwangsom tot het in oorspronkelijke staat herstellen en hersteld houden van het interieur van het rijksmonument op het perceel [straatnaam] 7 te [plaatsnaam] .
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt."
Artikel 6:11 van de Awb luidt: "Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest."
2. Uit de door het college overgelegde verzendadministratie blijkt dat het bestreden besluit correct geadresseerd op 20 juni 2023 is verzonden. Dat betekent dat het bezwaarschrift uiterlijk op 1 augustus 2023 verzonden had moeten worden. Het bezwaarschrift van verzoekers dateert van 2 augustus 2023 en is ten minste één dag te laat verzonden. Bij brief van 9 augustus 2023 hebben verzoekers een voorlopige voorziening gevraagd.
2.1
Desgevraagd heeft de gemachtigde van verzoekers betoogd dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar is omdat het bestreden besluit is bezorgd in de brievenbus van een medebewoner van het appartementencomplex waar ook verzoekers wonen. Die medebewoner heeft de enveloppe van de gemeente Sluis eind juli 2023 aangetroffen in zijn brievenbus en heeft die enveloppe op 1 augustus 2023 gedeponeerd in de brievenbus van verzoekers.
2.2
De voorzieningenrechter ziet in deze verklaring geen aanleiding om te twijfelen aan de conclusie dat verzoekers in verzuim zijn geweest. Het bestreden besluit is aan het juiste adres geadresseerd, namelijk aan het adres dat verzoekers ook hebben opgegeven in eerdere correspondentie met de gemeente Sluis. In hun reactie stellen verzoekers “dat de brief van de gemeente, zoals nog al eens gebeurt, verkeerdelijk hier in een brievenbus van 1 van de 7 medebewoners van ons appartement is beland”. Uit het bijgevoegde emailbericht d.d. 15 augustus 2023 van hun medebewoner, met diens verklaring over het aantreffen van de enveloppe van de gemeente Sluis in zijn brievenbus, blijkt dat de medebewoner hetzelfde adres heeft als verzoekers maar dat hij daar “bus 11/2” aan toegevoegd heeft. Verzoekers hebben niet eerder een busnummer aan hun adres toegevoegd en ook in hun reactie op de vraag naar de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding hebben zij geen busnummer vermeld. Indien het bestreden besluit in de verkeerde bus in het appartementencomplex is bezorgd, dan is dit te wijten aan het feit dat verzoekers kennelijk hebben verzuimd het college te voorzien van het juiste busnummer c.q. het volledige postadres. Dit klemt te meer nu verzoekers zelf hebben verklaard dat het nog al eens gebeurt dat een brief “verkeerdelijk” in de brievenbus van een medebewoner belandt.
2.3
Gelet op het vorenstaande mocht het college er van uitgaan dat het door verzoekers opgegeven adres juist is en dat correspondentie naar dit adres kan worden verzonden. Nu verzoekers het college niet eerder schriftelijk op de hoogte hebben gesteld van hun problemen met de postbezorging en zij geen maatregelen hebben getroffen om te bewerkstelligen dat voor hen bestemde post hen ook daadwerkelijk zal bereiken, komt de gestelde onjuiste postbezorging voor hun rekening.
3. Dit leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat verzoekers niet-ontvankelijk verklaard zullen worden in hun bezwaren tegen het bestreden besluit. Het verzoek om schorsing van het bestreden besluit zal daarom worden afgewezen. Gegeven deze uitkomst bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 4 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.