ECLI:NL:RBZWB:2023:6133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2729 en 23_2730 en 23_2731
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in kinderopvangtoeslagzaak na intrekking van beroep

In deze zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L.A.E. Timmer, de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder aangesproken vanwege het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren tegen twee beschikkingen inzake kinderopvangtoeslag en een afwijzing van compensatie. Verzoeker heeft op 7 april 2023 verweerder in gebreke gesteld en op 27 april 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. Op 4 juli 2023 heeft verweerder alsnog op de bezwaren beslist, waarna verzoeker zijn beroepen heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenveroordeling toegewezen, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoeker door alsnog te beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor de procesvoering moeten worden vergoed, en heeft de hoogte van de vergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft de zaken 23/2729, 23/2730 en 23/2731 als één zaak behandeld, wat heeft geleid tot een totale vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en € 150,- aan griffierecht.

De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders op 30 augustus 2023 en is openbaar gemaakt. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 23/2729, 23/2730 en 23/2731

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. L.A.E. Timmer),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. Verzoeker heeft verweerder op 7 april 2023 in gebreke gesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op de bezwaren van verzoeker van 21 oktober 2022 tegen twee beschikkingen herbeoordeling kinderopvangtoeslag en een definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van verweerder van 21 september 2022.
1.1.
Vervolgens heeft verzoeker op 27 april 2023 driemaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder.
1.2.
Met het besluit van 4 juli 2023 heeft verweerder beslist op de bezwaren van verzoeker van 21 oktober 2022. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker de beroepen ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.3.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op de verzoeken om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen bezwaren heeft tegen deze verzoeken.
1.4.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op de verzoeken om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst de verzoeken om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 27 april 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaren van 21 oktober 2022. Verweerder heeft op 4 juli 2023 alsnog beslist op de bezwaren van verzoeker. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan de beroepen van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
5. De rechtbank wijst de verzoeken als kennelijk gegrond toe. Verweerder moet het griffierecht aan verzoeker vergoeden en verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. In de zaken 23/2729, 23/2730 en 23/2731 ziet de rechtbank aanleiding om toepassing te geven aan artikel 3 van het Bpb. De door verzoeker ingestelde beroepen in deze zaken zijn gelijktijdig behandeld door de rechtbank en de gemachtigde heeft in deze zaken bijna dezelfde beroepschriften tegen het niet tijdig beslissen van verweerder ingediend. Voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten in beroep worden de zaken 23/2729, 23/2730 en 23/2731 dus beschouwd als één zaak. Deze vergoeding bedraagt dan ook € 418,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
5.1.
Verzoeker heeft in zijn bezwaren gevraagd om vergoeding van de proceskosten. Er bestaat geen aanleiding voor het vergoeden van de kosten van de bezwaarprocedures. Artikel 7:15, tweede lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat de kosten die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, uitsluitend worden vergoed voor zover het in bezwaar bestreden besluit wordt herroepen. Hiervan is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten en € 150,- (3x € 50,-) aan griffierecht aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 30 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).