ECLI:NL:RBZWB:2023:6132
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.F. Cheung, de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder aangesproken. Verzoekster heeft op 12 april 2023 verweerder in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 6 december 2022 tegen een besluit van 27 oktober 2022, waarin werd aangegeven dat de private schulden van verzoekster niet zouden worden overgenomen. Na het indienen van beroep op 17 mei 2023, heeft verweerder op 2 juni 2023 alsnog op het bezwaar beslist, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de verzoekster in de gelegenheid gesteld om haar verzoek om proceskostenveroordeling toe te lichten. In de uitspraak van 30 augustus 2023 heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door alsnog op het bezwaar te beslissen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 418,50 aan proceskosten en € 50,- aan griffierecht. De rechtbank heeft de hoogte van de proceskostenvergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij is vastgesteld dat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) in haar overwegingen betrokken.