ECLI:NL:RBZWB:2023:6104

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
10341847 CV EXPL 23-443
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van lidmaatschapskosten en buitengerechtelijke kosten na getroffen betalingsregeling

In deze civiele procedure vordert ANWB B.V. van [gedaagde] een bedrag van € 155,00 voor lidmaatschapskosten, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst voor het ANWB-lidmaatschap met Wegenwacht Service, waarbij [gedaagde] in verzuim is geraakt met zijn betalingsverplichtingen. Na dagvaarding op 21 januari 2023 hebben partijen op 23 januari 2023 een betalingsregeling getroffen, waarbij [gedaagde] in deelbetalingen van € 25,00 per maand dient af te lossen. ANWB stelt dat zij gerechtigd is de procedure voort te zetten, omdat de betalingsregeling onder verband van een vonnis is getroffen. [gedaagde] voert verweer en stelt dat de vordering niet opeisbaar is, omdat er een betalingsregeling is getroffen. De kantonrechter oordeelt dat ANWB recht heeft op de vordering en dat de procedure voortgezet kan worden. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van € 45,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 372,49. De vordering is niet opeisbaar zolang [gedaagde] de betalingsregeling nakomt.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10341847 \ CV EXPL 23-443
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
ANWB B.V.,
te 's-Gravenhage,
eisende partij,
hierna te noemen: ANWB,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. C.G.A. Mattheussens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 januari 2023 met producties 1 tot en met 7,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 3,
- de conclusie van repliek met producties I en II,
- de conclusie van dupliek met productie 4,
- de akte uitlating producties van ANWB.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
ANWB vordert, na vermindering van de eis, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 155,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldag van de ingebrekestelling (16 augustus 2019) tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede de buitengerechtelijke kosten van € 40,00, waarop in mindering strekt de deelbetalingen van in totaal € 150,00.
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder salaris gemachtigde.
2.2.
ANWB legt – samengevat – het volgende ten grondslag aan haar vordering. Zij stelt dat [gedaagde] zich heeft aangemeld voor het ANWB – lidmaatschap met Wegenwacht Service. Uit hoofde van deze overeenkomst is [gedaagde] volgens haar voor de periode vanaf 18 juni 2019 tot en met 17 juni 2020 een bedrag van € 155,00 verschuldigd. ANWB stelt dat [gedaagde] in verzuim is geraakt met zijn betalingsverplichting, als gevolg waarvan hij ook buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten verschuldigd is. Nadat ANWB [gedaagde] bij exploot van 21 januari 2023 had gedagvaard, hebben partijen op 23 januari 2023 een betalingsregeling getroffen onder verband van een vonnis. [gedaagde] heeft ingevolge die betalingsregeling in deelbetalingen in totaal € 150,00 betaald, aldus ANWB.
2.3.
[gedaagde] voert verweer. Hij verklaart dat de vordering niet opeisbaar is nu partijen een betalingsregeling hebben getroffen. Daarnaast stelt hij dat de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzet dat ANWB de procedure, na het sluiten van de betalingsregeling, voortzet. Daarvoor voert hij aan dat ANWB onvoldoende heeft geprobeerd de vordering buiten rechte te incasseren en dat een noodzaak ontbreekt om de procedure voort te zetten nu er een betalingsregeling is getroffen. Ook voert hij aan dat er hoge (proces)kosten bijkomen, waarbij relevant is dat hij leeft op het bestaansminimum. Indien de kantonrechter de vordering wel mocht toewijzen, dan meent hij dat de proceskosten gecompenseerd dienen te worden.

3.De beoordeling

3.1.
Niet in geschil is dat ANWB van [gedaagde] opeisbaar te vorderen heeft gekregen een bedrag van € 155,00 voor het lidmaatschap en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede dat [gedaagde] in verzuim verkeerde met zijn betalingsverplichtingen. ANWB had er dan ook recht op en belang bij om bij exploot van 20 januari 2023 [gedaagde] te dagvaarden voor deze procedure.
3.2.
Na het uitbrengen van de dagvaarding is een betalingsregeling getroffen, waarbij [gedaagde] € 25,00 per maand dient af te lossen op de vordering “onder verband van een vonnis”. Oftewel, partijen hebben de regeling getroffen onder de voorwaarde dat de reeds aanhangige procedure wordt voortgezet. Vanwege die betalingsregeling is de vordering tot betaling van het verschuldigde bedrag niet langer in zijn geheel direct opeisbaar, althans zolang [gedaagde] die regeling nakomt. Aangezien de regeling is getroffen onder verband van een vonnis is de ANWB gerechtigd om de procedure voort te zetten. ANWB heeft er ook belang bij om een vonnis te verkrijgen voor vergoeding van haar proceskosten, alsmede om een titel voor executiemaatregelen te verkrijgen voor het geval [gedaagde] de betalingsregeling niet zou nakomen. Het verweer van [gedaagde], dat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen het voorzetten van de procedure, gaat dan ook niet op. De omstandigheid dat [gedaagde] op het bestaansniveau leeft, maakt dat niet anders. Hij had de kosten van de procedure kunnen voorkomen door tijdig de vordering te voldoen.
3.3.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter een bedrag van € 45,00 toewijzen (€ 195,00 aan hoofdsom plus incassokosten - € 150,00 aan deelbetalingen). De niet weersproken rente zal eveneens worden toegewezen.
3.4.
In tegenstelling tot hetgeen [gedaagde] meent, is de kantonrechter van oordeel dat de proceskosten niet gecompenseerd dienen te worden. De procedure is noodzakelijk geworden door het gegeven dat [gedaagde], ondanks herhaaldelijk verzoek, niet aan zijn betalingsverplichting voldeed. [gedaagde] is de in het ongelijke gestelde partij. Hij zal daarom in de kosten van het geding worden veroordeeld.
3.5.
De proceskosten, waaronder nakosten, aan de zijde van ANWB worden vastgesteld op:
- kosten van de dagvaarding
107,99
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
117,00
(3,00 punten × € 39,00)
- nakosten
19,50
Totaal
372,49
3.6.
De vordering, waaronder de proceskosten, is niet opeisbaar zolang [gedaagde] de betalingsregeling nakomt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ANWB te betalen een bedrag van € 45,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, zoals bedoeld in artikel 6:119 BW, over € 45,00 vanaf 16 augustus 2019 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] de proceskosten van € 372,49 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.