ECLI:NL:RBZWB:2023:6100
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 augustus 2021. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 473.000 per 1 januari 2020. Deze waardevaststelling leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2021. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank heeft het beroep op 8 juni 2023 behandeld, waarbij belanghebbende niet aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat belanghebbende correct was uitgenodigd voor de zitting, maar niet is verschenen. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om aanvullende stukken over te leggen, die zijn toegelaten als gedingstukken.
De rechtbank heeft vervolgens de WOZ-waarde en de aanslag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. De heffingsambtenaar moest aannemelijk maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar hierin is geslaagd, onder andere door de keuze van referentieobjecten en de toepassing van een waardevermindering voor de onderhoudstoestand van de woning. De rechtbank oordeelt dat de waarde en de aanslag niet te hoog zijn vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra en openbaar gemaakt op 31 augustus 2023.