ECLI:NL:RBZWB:2023:6098

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
AWB-23_8942
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • voorzieningenrechter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning op basis van Opiumwet

In deze uitspraak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2023 een verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekster, eigenaresse van een woning in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om haar woning voor twee maanden te sluiten op basis van de Opiumwet. De burgemeester had vastgesteld dat er een hennepstekkerij in de woning was aangetroffen, met 2268 hennepstekken, wat leidde tot het voornemen om de woning te sluiten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 22 augustus 2023, waarbij zowel verzoekster als de gemachtigde van de burgemeester aanwezig waren.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet, gezien de aangetroffen hoeveelheid hennepstekken en de omstandigheden van de zaak. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde. Hoewel verzoekster aanvoerde dat de sluiting onevenredig was, oordeelde de voorzieningenrechter dat de gevolgen van de sluiting niet zwaarder wogen dan de belangen van de openbare orde. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning kon doorgaan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/8942 OPIUMW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde 1] ),
en

De burgemeester van de gemeente [woonplaats] , de burgemeester

(gemachtigde: [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 3 augustus 2023 (bestreden besluit) van de burgemeester tot sluiting van de woning aan het [adres] 11 in [woonplaats] voor een periode van twee maanden.
1.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en namens de burgemeester de gemachtigde, [gemachtigde 3] en [gemachtigde 4]

Totstandkoming van het besluit

2. Verzoekster is eigenaresse van de woning aan het [adres] 11 in [woonplaats] (hierna: de woning). Zij woont daar samen met haar 12-jarige zoon.
2.1.
Uit de bestuurlijke rapportage van 7 juli 2023 van de Politie Zeeland-West-Brabant blijkt dat op 29 juni 2023 een MMA-melding (Meld Misdaad Anoniem) is binnengekomen bij de politie. Hierin werd het volgende gemeld:
“Op het adres [adres] 11 4702 ZZ [woonplaats] wordt op donderdag 29juni 2023 hennep geknipt. Rond 15.15 uur zijn er volle zakken met hennep de woning ingebracht vanuit een Opel Combo met kenteken [kenteken] . Deze staat pal tegen de deur geparkeerd.
Al vaker is genoemde er waargenomen.”
Omdat het genoemde voertuig diverse malen voorkwam in meldingen over overtredingen van de Opiumwet, is door de politie besloten om zich per direct naar het adres te begeven.
Op het adres werd het voertuig met kenteken [kenteken 2] aangetroffen.
Vervolgens is met verzoekster gesproken. Zij heeft geen toestemming gegeven om de woning te betreden, maar wilde eerst een machtiging tot binnentreden zien.
Door de politie is het voertuig met kenteken [kenteken 2] bekeken. In het voertuig werden aangetroffen:
- meerdere opgevouwen kartonnen dozen;
- tl-buizen;
- verpakking van tl-buizen;
- stukpasta;
- hechtband;
- houten MDF-plaat.
Vervolgens heeft de politie op 29 juni 2023 om 16:25 uur de woning met een machtiging betreden.
Op de tweede etage van de woning werd een ruimte aangetroffen die was ingericht als hennepstekkerij. In die ruimte werden vier stellages aangetroffen van MDF-platen. De stellages hadden planken met daarboven tl-verlichting. Op de planken stonden plastic trays met daarin hennepstekken. Ook was er in de ruimte een tafel gemaakt waarop plastic trays stonden met daarin hennepstekken. Na telling stonden er in totaal 2268 hennepstekken in de ruimte. Ook werden de volgende goederen aangetroffen:
- plantenresten van hennepstekken;
- 13 tl-lampen;
- 1 koolstoffilter;
- 1 slakkenhuis;
- 1 hygro-ph/thermometer;
- knipbenodigdheden;
- verschillende groeimiddelen.
2.2.
Op 11 juli 2023 heeft de burgemeester aan verzoekster het voornemen kenbaar gemaakt om de woning met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van twee maanden te sluiten.
2.3.
Verzoekster heeft op 21 en 30 juli 2023 een zienswijze naar voren gebracht.
2.4.
Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester, onder weerlegging van de zienswijze, verzoekster gelast om de woning te sluiten en gesloten te houden voor een periode van twee maanden met ingang van 10 augustus 2023.
2.5.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en zij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2.6.
Namens de burgemeester is toegezegd dat de uitspraak van de voorzieningenrechter wordt afgewacht voordat de voorgenomen sluiting zal worden geëffectueerd.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter zal het verzoek afwijzen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bevoegdheid
4. De burgemeester is op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Als uitgangspunt geldt dat bij aanwezigheid van meer dan 5 gram of 5 planten softdrugs de aangetroffen hoeveelheid softdrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. [1]
4.1.
In dit geval is in de woning een in werking zijnde hennepstekkerij aangetroffen met 2268 stekken. Verzoekster erkent dat in haar woning een hennepstekkerij aanwezig was. Verzoekster stelt dat zij de ruimte beschikbaar heeft gesteld aan een ander en die heeft de ruimte ingericht zoals deze werd aangetroffen. Persoonlijke verwijtbaarheid is echter niet vereist voor het ontstaan van de bevoegdheid om te sluiten. Wel speelt de (mate van) verwijtbaarheid een rol bij de beoordeling of woningsluiting in dit geval evenredig is.
4.2.
Verzoekster heeft in haar zienswijze naar voren gebracht stelt dat er geen 2268 stekken aanwezig kunnen zijn geweest. Zij vermoedt dat het aantal bakjes is geteld en niet het daadwerkelijke aantal stekjes. Bovendien was sprake van ‘spint’ in de hennepstekken, waardoor een groot deel van deze stekken besmet waren en moesten worden verwijderd.
Ter zitting is van de zijde van verzoekster erkend dat in ieder geval een handelshoeveelheid hennepstekken aanwezig was en dat de Opiumwet geen onderscheid maakt tussen hennepstekken en hennepplanten. [2] De voorzieningenrechter stelt daarom vast dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten is gegeven.
Beleid
5. De burgemeester hanteert ter zake van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet het beleid dat is neergelegd in het ‘Damoclesbeleid District de Markiezaten/ [woonplaats] 2020’ (het beleid). Als in een woning een handelshoeveelheid softdrugs wordt aangetroffen, volstaat de burgemeester bij een eerste overtreding met een waarschuwing, tenzij sprake is van een ‘ernstig geval’. In dat geval volgt direct een sluiting voor de duur van twee maanden. Er kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden waarbij in plaats van voor een waarschuwing voor een sluiting wordt gekozen.
Volgens het beleid zijn de belangrijkste feiten en omstandigheden die aangemerkt kunnen worden als verzwarende omstandigheden zoals hiervoor bedoeld (niet-limitatief):
- Er is sprake van een meer dan geringe overschrijding van de handelshoeveelheid van verdovende middelen;
- Indicatoren van enige professionaliteit (de professionaliteit wordt afgemeten aan de aanwezigheid van attributen in het pand die wijzen op regelmatige handel in verdovende middelen zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, verpakkings- en versnijdingsmaterialen enz.) of attributen die wijzen op beroeps- of bedrijfsmatige teelt;
- Er is sprake van geweldsdelicten of andere openbare orde delicten;
- Er is sprake van verboden wapenbezit (als bedoeld in de Wet wapens en munitie);
- Mate van gevaarzetting en risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving (denk aan een verhoogd brandrisico door bijvoorbeeld overbelasting van het energienetwerk en illegale elektriciteitsaansluitingen) of overtreding van de bouwregelgeving);
- Mate waarin het openbare leven en het woon- en leefklimaat negatief worden beïnvloed;
- Aannemelijkheid dat er meerdere panden betrokken zijn bij de handel in drugs;
- Mate van uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal;
- Er is een vermoeden van drugshandel in georganiseerd verband.
5.1.
De burgemeester stelt zich op het standpunt dat in de situatie van verzoekster de volgende verzwarende omstandigheden zijn aangetroffen, die maken dat sprake is van een ‘ernstig geval’. Dit zijn:
- Een significante overschrijding van de gebruikshoeveelheid; en
- Indicatoren van enige professionaliteit of attributen die wijzen op beroepsmatige teelt.
Daarom heeft de burgemeester besloten om de sluiting van de woning voor de duur van twee maanden te gelasten.
5.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de burgemeester bij het beoordelen van de vraag of sprake is van een ‘ernstig geval’ beoordelingsruimte heeft. Hij kan het beste een inschatting maken van de situaties die hij in zijn gemeente aantreft en of deze aangemerkt moeten worden als een kleine, gemiddelde of zware overtreding.
Volgens de jurisprudentie [3] speelt bij het beoordelen van de ernst en omvang van de overtreding de hoeveelheid aangetroffen drugs een rol. Ook overige omstandigheden, zoals recidive en de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk, moeten daarbij in ogenschouw worden genomen. Die omstandigheden kunnen de noodzaak tot sluiting van de woning groter maken. Met inachtneming hiervan heeft de burgemeester naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kunnen stellen dat hier sprake is van een ‘ernstig geval’. Er is in de woning van verzoekster een zeer grote hoeveelheid hennepstekken aangetroffen, die gebruikt hadden kunnen worden bij het opzetten van meerdere hennepkwekerijen binnen of buiten de gemeente [woonplaats] . En hoewel bij een hennepstekkerij of hennepkwekerij al snel sprake zal zijn van enige professionaliteit (licht, afzuiging, groeimiddelen), heeft de burgemeester gelet op de inrichting van deze stekkerij mogen aannemen dat deze vrij professioneel was opgezet. Daarnaast heeft de burgemeester gemotiveerd gesteld dat de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk ligt.
Toepassing van de bevoegdheid
6. Op grond van de wet handelt een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. [4]
6.1.
Volgens vaste rechtspraak [5] moet de burgemeester alle omstandigheden van het geval betrekken in zijn beoordeling en bezien of deze op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden. Bij die beoordeling dient in de eerste plaats aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Vervolgens moet worden beoordeeld of sluiting van de woning evenredig is.
6.2.
Bij de beoordeling of de burgemeester gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting dient de nieuwe maatstaf voor (de intensiteit van) toetsing aan het evenredigheidsbeginsel in acht te worden genomen. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid.
Geschiktheid
7. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan sluiting van een woning een geschikt middel zijn om de doelen te bereiken die de burgemeester voor ogen heeft, namelijk het (verder) voorkomen van de aanwezigheid van drugs in de woning en de overlast die dat met zich brengt. Ook is een zichtbare sluiting voor bij de woning betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners het signaal dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woning.
7.1.
Dit laat onverlet dat woningsluiting een zeer ingrijpende maatregel is en dat niet tot sluiting mag worden overgegaan als dat gelet op de omstandigheden niet noodzakelijk en evenwichtig is. In dat geval zou de burgemeester in redelijkheid moeten afwijken van zijn beleid en met een minder ingrijpend middel, zoals een last onder dwangsom of een waarschuwing, moeten volstaan.
Noodzakelijkheid
8. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand nodig is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit ertoe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten. [6]
8.1.
Ten aanzien van de noodzaak om de woning te sluiten stelt de burgemeester dat in de woning een zeer grote hoeveelheid softdrugs (hennepstekken) is aangetroffen. Daarnaast zijn er diverse attributen aangetroffen die wijzen op beroeps- en/of bedrijfsmatige teelt. Volgens de burgemeester mag daarom worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook al zou ter plaatse geen feitelijke drugshandel zijn geconstateerd. Verder stelt de burgemeester dat de woning in de voor drugshandel kwetsbare wijk Kalsdonk ligt. Dat verzoekster aangeeft dat zij de ruimte beschikbaar heeft gesteld aan een ander die de ruimte heeft ingericht, bevestigt volgens de burgemeester dat er loop van en naar de woning is. De hennepstekken hebben namelijk regelmatig verzorging nodig. Dat blijkt ook uit de MMA-melding. Het voertuig dat voor de woning stond geparkeerd heeft meerdere registraties ter zake overtredingen van de Opiumwet.
Verzoekster stelt dat de hennepstekken er maar kort hebben gestaan, maar uit navraag bij
de politie is de burgemeester gebleken, dat gelet op de stof- en kalkvorming, de stekken er langer hebben gestaan dan verzoekster doet voorkomen. De politie bevestigt dat er op een aantal hennepstekken ‘spint’ is aangetroffen, maar deze hennepstekken zijn niet meegeteld in/bij het totaal aantal. Gelet op het voorgaande vindt de burgemeester de sluiting van de woning noodzakelijk ter bescherming van het woon- en leefklimaat in de nabije omgeving en het herstel van de openbare orde.
8.2.
Zoals de voorzieningenrechter ook al onder punt 5.2 van deze uitspraak heeft overwogen, heeft de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt gesteld dat in deze situatie sprake is van een ‘ernstig geval’, waardoor de noodzaak tot sluiting van de woning groter is. Vanwege de grote hoeveelheid hennepstekken is aannemelijk dat de woning een rol speelt in de productieketen van drugs. Er is loop geweest van en naar de woning, omdat de stekken regelmatig moeten worden verzorgd. Deze loop/overlast wordt bevestigd in de MMA-melding. De sluiting is een herstelsanctie die betrekking heeft op de woning en de burgemeester heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat er een noodzaak is dat de bekendheid van de woning als drugspand in het drugscircuit wordt weggenomen door een zichtbare sluiting.
Evenwichtigheid
9. Bij de beoordeling van een besluit tot sluiting van een woning op grond van de Opiumwet moeten ook de gevolgen daarvan worden betrokken. Het is inherent aan een sluiting dat de bewoner(s) de woning moet(en) verlaten. Sluiting van een woning maakt inbreuk op het huisrecht en het privéleven, die worden beschermd door artikel 8 van het EVRM [7] . Ook financiële schade, bijvoorbeeld vanwege de kosten van vervangende woonruimte, of de omstandigheid dat het kwetsbare bewoners betreft, kunnen gevolgen zijn die bij de beoordeling moeten worden betrokken. De gevolgen van een woningsluiting kunnen bijzonder zwaar zijn als de bewoners niet kunnen terugkeren in de woning na ommekomst of opheffing van de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting het huurcontract wordt ontbonden.
9.1.
Het gedwongen moeten verlaten van de woning en het moeten zoeken naar tijdelijke vervangende woonruimte, is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid en leidt niet tot het oordeel dat de sluiting onevenredig is [8] .
9.2.
Uit de verklaring van verzoekster op de zitting begrijpt de voorzieningenrechter dat zij zich, vanuit financiële overwegingen en een zekere naïviteit, heeft laten overhalen tot het ter beschikking stellen van een deel van haar woning voor de hennepstekkerij. Ook begrijpt de voorzieningenrechter dat de gevolgen daarvan, zowel voor haarzelf als voor haar zoon, ingrijpend zijn. Dat maakt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter echter niet, dat de tijdelijke sluiting van de woning onevenredig is. Verzoekster zal voor twee maanden vervangende woonruimte moeten vinden. Daarna kan zij weer terugkeren naar de woning, want het is haar eigen huis. Verzoekster heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar onmogelijk is gebleken om voor twee maanden aan vervangende woonruimte te komen. De persoonlijke omstandigheden van verzoekster maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet dat de sluiting van de woning voor de duur van twee maanden in deze situatie onevenredig is in verhouding met de daarmee te dienen zwaarwegende algemene belangen van bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.

Conclusie en gevolgen

10. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten mag worden. Zoals ter zitting is besproken zal aan verzoekster enige dagen worden gegund om persoonlijke spullen uit te woning te halen.
10.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door [rechter] , voorzieningenrechter, in aanwezigheid van [griffier] , griffier, op 30 augustus 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 22 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1765.
2.Zie bijvoorbeeld ook ABRvS 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3339.
3.ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, rechtsoverweging 9.4.
4.Artikel 4:84 van de algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.Zie bijvoorbeeld ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1916.
6.ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2856.
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.ABRvS 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2630.