ECLI:NL:RBZWB:2023:6096
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake betaling door de minister van Financiën van Andorra
Op 30 augustus 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekers, [Eiser] en [Eiseres], en de minister van Financiën van Andorra. De verzoekers hebben op 5 mei 2017 een verzoek tot betaling en volledige schadeloosstelling ingediend bij [Naam bank], de rechtsopvolger [naam rechtsopvolger], [Instituut] en de Regering van het Vorstendom Andorra. Na het uitblijven van een beslissing op dit verzoek hebben zij op 4 april 2018 een bezwaarschrift ingediend. Op 31 juli 2023 hebben de verzoekers een voorlopige voorziening gevraagd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien onverwijlde spoed dat vereist. Echter, de verzoekers hebben aangegeven dat de minister van Financiën van Andorra als verwerend bestuursorgaan moet worden aangemerkt. De Nederlandse bestuursrechter heeft geen rechtsmacht in Andorra en is niet bevoegd om besluiten van een Andorrees bestuursorgaan te beoordelen. Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd kan worden in de hoofdzaak die is gericht tegen het uitblijven van een besluit van de Andorrese minister van Financiën.
Aangezien de rechtbank niet bevoegd kan worden in de hoofdzaak, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.