ECLI:NL:RBZWB:2023:6061

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4308
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschillen over omgevingsvergunning voor woonwagenplaatsing

Op 25 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een woonwagen op een perceel in de gemeente Tholen. De eisers, waaronder eiseres sub 1 en eisers sub 3, hebben beroep ingesteld tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van 2 augustus 2022, waarin hun bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunning ongegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 25 juli 2023 in Middelburg gehouden, waar eiseres sub 1 en haar gemachtigde, mr. P.R. Klaver, aanwezig waren. Eiser sub 2 was niet verschenen, en van eisers sub 3 was [naam 2] aanwezig. Het college was niet vertegenwoordigd, maar de derde partij, [naam 1], was wel aanwezig met haar gemachtigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning is aangevraagd door de derde partij voor de legalisatie van een illegaal geplaatste woonwagen. De rechtbank heeft overwogen dat er geen weigeringsgrond is voor de vergunning, aangezien het bestemmingsplan het toestaat dat er vijf woonwagens op het terrein staan. De rechtbank heeft ook de zorgen van eisers over brandveiligheid in overweging genomen, maar geconcludeerd dat het college op basis van advies van de Veiligheidsregio Zeeland terecht heeft geoordeeld dat er geen brandveiligheidsrisico's zijn die een weigering van de vergunning rechtvaardigen.

Het beroep van eiser sub 2 is niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen procesbelang meer had. De beroepen van eiseres sub 1 en eisers sub 3 zijn ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/4246 WABO, 22/4307 WABO en 22/4308 WABO

uitspraak van 25 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

1. [eiseres sub 1]te [plaats] , eiseres sub 1,
gemachtigde: mr. P.R. Klaver;
2. [eiser sub 2] ,te [plaats] , eiser sub 2;
3. [eisers sub 3] ,eisers sub 3
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 1], te [plaats] ,
gemachtigde: mr. J.S.W. van Vossen.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen de afzonderlijke besluiten van het college van 2 augustus 2022 (bestreden besluiten) inzake de ongegrondverklaring van hun bezwaren tegen de aan derde partij verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van een woonwagen op het [perceel ] te [plaats] .
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 juli 2023. Eiseres sub 1 is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. P.R. Klaver. Eiser sub 2 is niet verschenen. Van eisers sub 3 is [naam 2] in persoon verschenen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Derde partij is verschenen in de persoon van gemachtigden mr. J.S.W. van Vossen en mr. P.E. Hasny.

Overwegingen

1. Op 21 september 2021 heeft derde partij verzocht om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een woonwagen op het [perceel ] te [plaats] .
Bij het primaire besluit van 14 januari 2022 heeft het college de gevraagde vergunning verleend.
Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt. Zij hebben elk met hun woonwagen ook een standplaats op het [kadastrale aanduidingen]
Bij de bestreden besluiten heeft het college de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
2. De in geding zijnde omgevingsvergunning dient ter legalisatie van de door [naam 1] illegaal geplaatste woonwagen op standplaats [nummer 1] . Volgens het college is geen sprake van een weigeringsgrond. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan mogen er vijf woonwagens op het terrein standplaats innemen en dit maximum wordt niet overschreden.
3. Ter zitting heeft de gemachtigde van derde partij verklaard dat [eiser sub 2] niet meer op het terrein woont en dat diens standplaats [nummer 2] leeg is. Deze verklaring, die is bevestigd door eisers, brengt de rechtbank tot de conclusie dat [eiser sub 2] geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het aan hem gerichte bestreden besluit. Het beroep van eiser sub 2 inzake 22/4307 WABO zal daarom niet-ontvankelijk verklaard worden.
4. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de brandveiligheid op het terrein in geding is door de plaatsing van de woonwagen op standplaats [nummer 1] . De woonwagens op de standplaatsen [nummer 3] , [nummer 4] en [nummer 2] staan heel dicht op elkaar, de kwaliteit van de woonwagens is niet goed en er staan ook nog schuurtjes achter de woonwagens, aldus eisers.
4.1
Ter beoordeling van de brandveiligheid heeft het college advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Zeeland. Blijkens de desbetreffende notitie van 20 oktober 2021 is de plaatsing van de woonwagen op standplaats [nummer 1] vanuit het oogpunt van brandveiligheid geen probleem mits de vijf woonwagens worden verdeeld over twee brandcompartimenten van elk ten hoogste 1.000 m2 waartussen een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van ten minste 20 minuten of een afstand van vijf meter in acht genomen wordt.
4.2
Het college gaat er op basis van het advies van de Veiligheidsregio van uit dat de woonwagens op de standplaatsen [nummer 3] en [nummer 4] binnen één brandcompartiment zijn geplaatst en dat de woonwagens op de standplaatsen [nummer 2] , [nummer 1] en 2e binnen een ander brandcompartiment zijn geplaatst. De bijbehorende schuurtjes vallen in de lengte binnen de verschillende brandcompartimenten. Voorts is gemeten dat de woonwagens op de standplaatsen [nummer 4] en [nummer 2] op een afstand van 5,40 meter van elkaar staan.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college het advies van de Veiligheidsregio Zeeland aan de bestreden besluiten ten grondslag leggen. Daarmee is de brandveiligheid geen weigeringsgrond voor de omgevingsvergunning voor de plaatsing van de woonwagen op standplaats [nummer 1] .
De rechtbank begrijpt de zorgen van eisers over het gegeven dat de woonwagens op de standplaatsen [nummer 2] en [nummer 1] op minder dan een meter van elkaar van staan. Eisers maken zich zorgen over de risico’s voor brandoverslag binnen de afzonderlijke brandcompartimenten, maar het college heeft in dit verband terecht opgemerkt dat binnen een brandcompartiment geen WBDBO of afstandseis geldt. Het college is daarom niet bevoegd om op dit punt eisen te stellen.
4.4
In aanvullend beroep heeft de gemachtigde van eiseres sub 1 betoogd dat het bouwplan ook los van de brandveiligheid niet voldoet aan het Bouwbesluit, de gemeentelijke bouwverordening en het bestemmingsplan. Desgevraagd ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat hij niet nader kan preciseren met welke artikelen van deze regelingen het bouwplan in strijd is. Dit betoog komt er dan ook feitelijk op neer dat de gemachtigde van de rechtbank vraagt om zelfstandig de gehele vergunningaanvraag die heeft geleid tot het bestreden besluit – en los van de in bezwaar aangevoerde gronden – te toetsen aan alle geldende voorschriften. De rechtbank kan en wil op dit betoog niet ingaan omdat dan het systeem van rechtsbescherming in het bestuursrecht, zoals zich dat heeft ontwikkeld, geheel wordt verlaten. In de AWB is immers vastgelegd dat een bestuursorgaan op grondslag van de aangevoerde gronden een beslissing op bezwaar neemt en ook voor de beroepsfase geldt eenzelfde regel. Van een bezwaarmaker of eiser mag worden verwacht dat de aangevoerde gronden voldoende duidelijk maken tegen welk aspect of onderdeel van het vergunde plan ze zijn gericht of – zeker in geval een professioneel rechtshulpverlener dat namens eiser doet – zelfs welke rechtsregels zijn geschonden.
5. De beroepen van eiseres sub 1 en eisers sub 3 zullen ongegrond verklaard worden.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiser sub 2 niet-ontvankelijk;
  • verklaart de beroepen van eiseres sub 1 en eisers sub 3 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 25 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.