ECLI:NL:RBZWB:2023:6060

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5688
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs op basis van alcoholmisbruik na verkeersongeval

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De ongeldigverklaring vond plaats naar aanleiding van een verkeersongeval op 21 maart 2021, waarbij eiser onder invloed van alcohol was. Het bloedalcoholgehalte van eiser was vastgesteld op 761 µg/l, wat overeenkomt met 1,750 ‰. Een psychiater concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een stoornis in alcoholgebruik, maar stelde wel de diagnose alcoholmisbruik. Eiser betwistte de conclusies van de psychiater en voerde aan dat hij de vragen niet goed had begrepen en dat hij slechts een korte afstand had gereden voor het ongeval.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen en geconcludeerd dat de psychiater's rapport niet zonder meer aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd. De rechtbank oordeelde dat er twijfels bestonden over de diagnose alcoholmisbruik, vooral gezien de omstandigheden van het ongeval en de afstand die eiser had gereden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het CBR op om een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eiser. Tevens werd het griffierecht aan eiser vergoed en werden de proceskosten toegewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige rapportage en de noodzaak voor een duidelijke communicatie met betrokkenen, vooral wanneer taalbarrières een rol spelen. De rechtbank wees erop dat als het CBR een nieuwe beslissing wil baseren op een psychiatrische rapportage, deze rapportage ook door de psychiater zelf ondertekend moet zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5688 WVW

uitspraak van 25 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. M.J.F. Zoeteweij
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 28 oktober 2022 (bestreden besluit) inzake de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 25 juli 2023. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.J.F. Zoeteweij. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M. van Dongen.

Overwegingen

1. Op zondag 21 maart 2021 is melding gemaakt van een verkeersongeval waarbij eiser betrokken was. Eiser was met zijn grijze Citroën Berlingo tegen een geparkeerde bestelbus gebotst. Hij bleek onder invloed van alcohol te zijn. Uit onderzoek is naar voren gekomen dat het bloedalcoholgehalte 761 µg/l (1,750 ‰) betrof. Blijkens het Verslag van bevindingen van 14 mei 2022 heeft de [psychiater] , in samenwerking met [keuringsarts] , geconcludeerd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor de conclusie dat ten tijde van de aanhouding op 21 maart 2021 sprake was van een stoornis in alcoholgebruik volgens de DSM-5, maar dat wel op basis van alle relevante gegevens de diagnose alcoholmisbruik gesteld kan worden.
Daarop heeft verweerder bij het primaire besluit van 16 augustus 2022 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanaf 23 augustus 2022.
Tegen dat besluit heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
3. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) kan misbruik van alcohol worden vastgesteld op basis van alle beschikbare medische en niet-medische gegevens (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de AbRS van 22 april 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI1828).
In een geval waarin de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin is gesteld, bestaat slechts aanleiding om de ongeldigverklaring niet in stand te laten indien de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of onvoldoende concludent is, zodanig dat verweerder zich daarop niet heeft mogen baseren. In dit verband verwijst de rechtbank naar onder meer de uitspraak van de AbRS van 24 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2289.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit gesteld dat het onderzoek door de psychiater zorgvuldig is uitgevoerd en dat hij het rapport van het onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. Nu de psychiater heeft geconcludeerd dat sprake is van alcoholmisbruik in ruime zin, is volgens verweerder het rijbewijs terecht ongeldig verklaard.
5. Eiser heeft dit betwist en heeft in beroep aangevoerd dat verweerder zich niet op het verslag van de psychiater heeft mogen baseren. Daarbij heeft hij er op gewezen dat hij de Nederlandse taal slechts beperkt machtig is en dat betwijfeld kan worden of hij de vragen van de psychiater wel volledig heeft begrepen. Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij op 21 maart 2021, voorafgaande aan de botsing, geen 20 km maar hooguit 2,6 km heeft gereden. Voorts heeft eiser betoogd dat de psychiater speculeert over de pakkans na eenmalig overmatig alcoholgebruik en dat de conclusie van de psychiater, dat een meer structureel patroon van overmatig alcoholgebruik aannemelijker is en in overeenstemming met de vastgestelde tolerantie voor de effecten van alcohol, onjuist is. De politie is afgekomen op de eenzijdige aanrijding toen hij terugreed na een bezoek aan de supermarkt en dat toont aan dat hij blijkbaar geen tolerantie voor alcohol heeft opgebouwd, aldus eiser. Ten slotte is eiser van mening dat ten onrechte meer gewicht is toegekend aan het oordeel van de psychiater dan aan de verklaring van de huisarts dat hem nooit is gebleken van een alcoholprobleem bij eiser.
6. De rechtbank overweegt dat in het Verslag van bevindingen wordt geconcludeerd dat op basis van alle relevante gegevens de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gesteld kan worden. Aan deze conclusie zijn de volgende bevindingen ten grondslag gelegd:
  • dat sprake is van een onderrapportage van het alcoholgebruik, omdat het opgegeven gebruik ten tijde van de laatste aanhouding niet in overeenstemming is met het geconstateerde adem- en bloedalcoholgehalte (AAG/BAG);
  • dat de omstandigheid dat eiser zich goed in staat voelde te rijden met een verhoogd promillage een aanwijzing is voor een stoornis in alcoholgebruik, tolerantie;
  • dat een aanwijzing voor tolerantie ook is gelegen in het feit dat eiser met een verhoogd promillage een flinke afstand heeft gereden;
  • dat een aanwijzing voor onderrapportage ook is gelegen in het feit dat de opgebouwde tolerantie niet verklaard kan worden met het door hem anamnestisch opgegeven matige gebruik in het jaar voorafgaand aan de laatste aanhouding;
  • dat, gelet op de geringe pakkans, niet aannemelijk is dat het op 21 maart 2021 gemeten promillage een uitschieter is geweest. Een meer structureel patroon van overmatig alcoholgebruik, in samenhang met de andere argumentatie, wordt aannemelijker geacht en meer in overeenstemming met de vastgestelde tolerantie voor de effecten van alcohol;
  • dat eiser zijn rijbewijs nodig had voor zijn werk en door te rijden onder invloed riskeerde dat hij zijn rijbewijs kwijt zou raken en daarmee problemen op zijn werk zou krijgen. Dit is ook een aanwijzing voor een stoornis in alcoholgebruik;
  • dat eiser heel wijdlopig en tangentieel antwoord geeft op de vragen. Dat hij maar matig antwoord geeft op de gestelde vragen en dat het onderzoek daardoor moeilijk verloopt.
6.1
De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de mogelijkheid dat eiser de vragen van de psychiater niet goed heeft begrepen, in beginsel voor rekening en risico van eiser dient te blijven. Eiser is er van meet af aan op gewezen dat hij een tolk moet meenemen als hij geen of slecht Nederlands spreekt. Daarnaast vermeldt het verslag van de artsen dat eiser de Nederlandse taal redelijk beheerst. Dat konden zij mogelijk ook veronderstellen op grond van het feit dat eiser al gedurende minstens 18 jaar in Nederland verblijft.
6.2
Blijkens het Proces-Verbaal van bevindingen over de melding van overlast door eiser d.d. 23 maart 2021, zijn twee brigadiers van politie op zondag 21 maart 2021 omstreeks 14:04 uur naar de woning van de buren van eiser gestuurd. Daar werd hen verteld dat eiser zojuist een Voodoo-ritueel voor de woning van de buren had uitgevoerd, dat de melder de indruk had dat eiser dronken was en dat eiser kort voor de komst van de politie in zijn grijze bestelauto was vertrokken. Voorts verklaren de beide brigadiers in dit Proces-Verbaal dat zij, terwijl zij dit gesprek aan het afronden waren, van de politiemeldkamer de opdracht kregen om naar de Bloemenlaan te gaan omdat daar, naar later bleek, eiser met zijn grijze bestelauto tegen een geparkeerde bestelbus was gebotst.
6.2.1
In het Verslag van bevindingen is opgetekend dat eiser heeft verklaard dat hij 20 km had gereden alvorens hij rond het middaguur werd aangehouden wegens betrokkenheid bij een klein ongeval. De afstand van 20 km is door eiser betwist. Volgens hem heeft hij voorafgaande aan de botsing geen 20 km maar hooguit 2,6 km gereden.
6.2.2
De rechtbank is van oordeel dat, met name gelet op de verklaring van de brigadiers
dat eiser kort voor hun komst in zijn grijze bestelauto was vertrokken, niet gezegd kan worden dat eiser direct voorafgaand aan de botsing een flinke afstand heeft afgelegd. Niet uitgesloten is dat eiser eerder die dag wel een flinke afstand met de auto heeft afgelegd, maar als dat al zo was, dan is die rit in ieder geval niet geëindigd een aanhouding of botsing. Evenmin staat vast dat eiser voorafgaand aan die eventuele eerdere rit heeft gedronken. Het tijdsverloop tussen de melding van het Voodoo-ritueel en de melding van de botsing maakt de verklaring van eiser aannemelijk dat hij naar de Lidl aan de Mercuriusweg is gereden voor enkele boodschappen en dat hij op de terugweg, na een afstand van ongeveer 2,6 km, op de geparkeerde bestelauto is gebotst.
6.2.3
Met dit oordeel komt de bevinding van de artsen dat een aanwijzing voor tolerantie ook is gelegen in het feit dat eiser met een verhoogd promillage een flinke afstand heeft gereden (de derde bullit) op losse schroeven te staan. Omdat de in de vierde bullit bedoelde alcoholtolerantie, naast de tweede bullit, mede is gebaseerd op die derde bullit, is het de vraag of het Verslag van bevindingen nog voldoende concludent is om het bestreden besluit te kunnen dragen. Ter zitting is namens verweerder betoogd dat ook na het wegvallen van het tolerantie-argument er voldoende argumenten overblijven voor de diagnose alcoholmisbruik, maar de rechtbank kan deze conclusie zonder nadere onderbouwing van een deskundige niet onderschrijven. Daar komt bij dat in het licht van de hiervoor vastgestelde twijfel over de (mate van) alcoholtolerantie ook anders gekeken kan worden naar de bevinding in de vijfde bullit dat het, gelet op de geringe pakkans, niet aannemelijk is dat het op 21 maart 2021 gemeten promillage een uitschieter is geweest. Eiser is aangehouden na een eenzijdig ongeluk dat plaatsvond na het rijden van een korte afstand. De redenering over de pakkans klopt namelijk niet in geval een chauffeur na een aanrijding wordt aangehouden en het feit dat eiser na het rijden van een relatief korte afstand een eenzijdig ongeval veroorzaakt is veeleer in tegenspraak met de veronderstelde alcoholtolerantie dan dat het die onderbouwt.
6.3
Met betrekking tot de door eiser overgelegde verklaring van de huisarts is de rechtbank met verweerder van oordeel diens verklaring dat “nooit alcoholgebruik of – misbruik bij patiënt is opgevallen” weinigzeggend is omdat de huisarts waarschijnlijk niet bij of naast eiser woont en eiser alleen ziet als die naar hem toekomt met een (medisch) probleem, kennelijk anders dan een alcoholprobleem. Verweerder heeft dan ook op zichzelf geen doorslaggevende betekenis hoeven toekennen aan de verklaring van de huisarts.
7. Gelet op de rechtsoverwegingen 6.2.2 en 6.2.3 heeft verweerder het Verslag van bevindingen niet zonder meer aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Het beroep van eiser zal gegrond verklaard worden en verweerder zal worden opgedragen om, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuwe beslissing op de bezwaren van eiser te nemen. Ten overvloede wijst de rechtbank verweerder erop dat als hij het te nemen besluit wenst te baseren op een (nadere) psychiatrische rapportage, die rapportage ten minste (ook) door de psychiater dient te zijn ondertekend en niet alleen door de arts die kennelijk ook een deel van het onderzoek uitvoert.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Voorts zal de rechtbank verweerder veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen 6 weken nadat deze uitspraak kracht van gewijsde heeft gekregen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,-- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 25 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

BIJLAGE

Ingevolge artikel 130, eerste lid, van de Wvw 1994 doen de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen, indien bij hen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen.
Ingevolge artikel 131, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wvw 1994 besluit het CBR, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, in de bij ministeriële regeling aangewezen gevallen dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar zijn rijvaardigheid of geschiktheid.
Ingevolge artikel 134, tweede lid, van de Wvw 1994 besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
Ingevolge artikel 27, aanhef en onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs als bedoeld in artikel 134, derde lid (lees: tweede) lid, van de Wvw 1994, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
In hoofdstuk 2 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 wordt een specialistisch rapport omschreven als het rapport dat het CBR ontvangt van de onafhankelijke specialist naar wie een persoon door het CBR is verwezen. Hieronder wordt tevens verstaan het rapport van een keuring in de eigen-verklaringsprocedure of onderzoek in de vorderingsprocedure, uitgevoerd door een arts onder supervisie en verantwoordelijkheid van een specialist naar wie de persoon is verwezen.
In paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000, getiteld “Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)” is bepaald dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring – op basis van een specialistisch rapport – geschikt kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen opleveren voor de verkeersveiligheid.