In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De ongeldigverklaring vond plaats naar aanleiding van een verkeersongeval op 21 maart 2021, waarbij eiser onder invloed van alcohol was. Het bloedalcoholgehalte van eiser was vastgesteld op 761 µg/l, wat overeenkomt met 1,750 ‰. Een psychiater concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren voor een stoornis in alcoholgebruik, maar stelde wel de diagnose alcoholmisbruik. Eiser betwistte de conclusies van de psychiater en voerde aan dat hij de vragen niet goed had begrepen en dat hij slechts een korte afstand had gereden voor het ongeval.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen en geconcludeerd dat de psychiater's rapport niet zonder meer aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd. De rechtbank oordeelde dat er twijfels bestonden over de diagnose alcoholmisbruik, vooral gezien de omstandigheden van het ongeval en de afstand die eiser had gereden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het CBR op om een nieuw besluit te nemen op de bezwaren van eiser. Tevens werd het griffierecht aan eiser vergoed en werden de proceskosten toegewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige rapportage en de noodzaak voor een duidelijke communicatie met betrokkenen, vooral wanneer taalbarrières een rol spelen. De rechtbank wees erop dat als het CBR een nieuwe beslissing wil baseren op een psychiatrische rapportage, deze rapportage ook door de psychiater zelf ondertekend moet zijn.