ECLI:NL:RBZWB:2023:606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2632
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening voorschot huurtoeslag en recht op huurtoeslag 2021

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de herziening van zijn voorschot huurtoeslag over 2021 beoordeeld. Eiser, die sinds 2019 huurtoeslag ontvangt, heeft in 2020 een verhuizing doorgevoerd en heeft de Belastingdienst/Toeslagen op de hoogte gesteld van zijn nieuwe huurprijs. De Belastingdienst/Toeslagen heeft echter het voorschot huurtoeslag herzien naar € 0,00, omdat de rekenhuur van zijn nieuwe woning boven de maximale huurgrens van € 752,33 ligt. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat de rekenhuur van de woning van eiser hoger is dan de wettelijke grens en dat er geen uitzonderingen van toepassing zijn. Eiser heeft aangevoerd dat hij de huurtoeslag nodig heeft voor zijn levensonderhoud, maar de rechtbank concludeert dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet leiden tot een ander oordeel. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2632 HUUR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam 1] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen (de Belastingdienst/Toeslagen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van zijn voorschot huurtoeslag over 2021.
Met het bestreden besluit van 28 mei 2021 op het bezwaar van eiser is de Belastingdienst/Toeslagen bij het herzieningsbesluit van 21 januari 2021 (primair besluit) gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben via een videoverbinding deelgenomen [naam vertegenwoordiger ] en mr. M.S. Julen namens Belastingsdienst/Toeslagen. Eiser is niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

Eiser ontvangt sinds 2019 huurtoeslag van de Belastingdienst/Toeslagen voor het adres [straatnaam 1] te [plaatsnaam 2] . Op 10 december 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen bericht ontvangen dat eiser per 7 december 2020 is verhuisd naar de [straatnaam 2] te [plaatsnaam 1] .
Bij besluit van 28 december 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan eiser een voorschot huurtoeslag voor het jaar 2021 toegekend van € 714,00. Daarbij is de Belastingdienst/Toeslagen uitgegaan van een rekenhuur van € 675,00 voor het adres [straatnaam 1] te [plaatsnaam 2] .
Op 13 januari 2021 heeft eiser de Belastingdienst/Toeslagen gemeld dat de rekenhuur voor de woning aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam 1] € 875,00 bedraagt.
Bij het primaire besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag 2021 herzien naar € 0,00.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 21 februari 2021 heeft eiser de rekenhuur per 1 maart 2021 gewijzigd naar € 730,00.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft eiser bij brief van 16 maart 2021 verzocht om een kopie van de huurovereenkomst en kopieën van bankafschriften.
Bij voorschotbeschikking van 26 maart 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot huurtoeslag voor het jaar 2021 herzien naar € 3.289,00. Dit voorschot is gebaseerd op een rekenhuur van € 730,00.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft eiser bij brief van 20 april 2021 nogmaals verzocht om aanvullende informatie.
Op 19 mei 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de rekenhuur vanaf 1 januari 2021 gewijzigd naar € 875,00.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is beslist dat eiser geen recht heeft op huurtoeslag wegens een overschrijding van de maximale rekenhuur.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft bij besluit van 23 juni 2021 nogmaals vastgesteld dat het voorschot huurtoeslag over 2021 € 0,00 bedraagt.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of de Belastingdienst/Toeslagen terecht het voorschot huurtoeslag over 2021 heeft herzien naar € 0,00. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Eiser heeft aangevoerd dat de Belastingdienst/Toeslagen ten onrechte zijn recht op huurtoeslag heeft herzien naar € 0,00. Aangezien zijn inkomsten € 1.250,00 per maand bedragen, heeft eiser de huurtoeslag nodig om in zijn levensonderhoud te voorzien. Nadat eiser zijn vorige woning is uitgezet, is hij een aantal maanden dakloos geweest. Vanwege krapte op de markt en tijdsdruk heeft eiser de woning geaccepteerd die beschikbaar was. Eiser geeft ook aan dat hij op een gegeven moment de huur in de aanvraag heeft aangepast, zodat het binnen de maximale huurgrens viel. Toen werd de huurtoeslag wel goedgekeurd.
De rechtbank is van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht eisers recht op huurtoeslag over 2021 heeft herzien naar € 0,00
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de huurtoeslag (Wht) (zoals dat luidde in 2021) geldt als hoofdregel dat aan een huurder geen huurtoeslag wordt toegekend als de rekenhuur van de woning hoger is dan € 752,33 (maximale huurgrens).
Vast staat dat de rekenhuur van eisers woning aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam 1] hoger is dan € 752,33 per maand. Voorts is gesteld noch gebleken dat wordt voldaan aan een van de in artikel 13, tweede lid, van de Wht genoemde uitzonderingen. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht eisers recht op huurtoeslag over 2021 heeft vastgesteld op € 0,00.
De door eiser gestelde omstandigheden kunnen niet tot een ander oordeel leiden. De Wht en de Awir voorzien niet in een algemene hardheidsclausule op grond waarvan de Belastingdienst/Toeslagen vanwege de door eiser gestelde moeilijke (financiële) situatie toch huurtoeslag aan hem kan toekennen.
Hetzelfde geldt voor het feit dat eiser op enig moment in het jaar 2021 wel voorschot huurtoeslag kreeg. Deze toekenning ontstond immers alleen maar doordat eiser zelf (ten onrechte) de huurprijs naar beneden had aangepast. Daaruit kan eiser dan ook niet afleiden dat hij wel recht op huurtoeslag over het jaar 2021 heeft.

Conclusie en gevolgen

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2023.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet op de huurtoeslag (van 1 januari 2021 t/m 31 december 2021)
Artikel 5
In deze wet en de bepalingen die daarop berusten wordt verstaan onder rekenhuur: de huurprijs die de huurder per maand is verschuldigd, of, als dat lager is dan de huurprijs, een bedrag dat gelijk is aan de maximale huurprijsgrens, bedoeld in de krachtens de artikelen 10, eerste lid, en 12, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte daarover gestelde regels, vermeerderd met:
a. een bedrag voor door de huurder verschuldigde servicekosten, en
b. in geval van huur van een woonwagen zonder eigen aandrijving het bedrag dat verschuldigd is voor de huur van de standplaats.
2. Bij de toepassing van het eerste lid kan het in de aanhef van dat lid laatstbedoelde bedrag slechts in plaats van de verschuldigde huurprijs in aanmerking worden genomen nadat, op verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen, de huurcommissie, dan wel de voorzitter van de huurcommissie, aan de Belastingdienst/Toeslagen en aan de huurder advies heeft uitgebracht, dan wel een verklaring heeft verstrekt, over de redelijk te achten huurprijs. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen omtrent die verklaring nadere regels worden gesteld.
3. Als servicekosten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, worden uitsluitend in aanmerking genomen:
a. kosten voor het in bedrijf zijn van lift-, ventilatie-, hydrofoor- en alarminstallaties, en van verlichting van door de huurder met anderen gemeenschappelijk gebruikte ruimten, met een maximum van € 12 per maand;
b. schoonmaakkosten van de lift en andere gemeenschappelijke ruimten, met een maximum van € 12 per maand;
c. de kosten voor de diensten van een huismeester, met een maximum van € 12 per maand;
d. kapitaals- en onderhoudskosten van dienstruimten en gemeenschappelijke recreatieruimten, met een maximum van € 12 per maand.
Artikel 13
1. Geen huurtoeslag wordt toegekend als de rekenhuur:
a. hoger is dan € 752,33 per maand als:
1º. de huurder, diens partner of een van de medebewoners 23 jaar of ouder is, dan wel de woning deelt met een kind of pleegkind van de huurder, diens partner of een medebewoner of
2º. de huurder, diens partner of de medebewoner jonger dan 23 jaar is, en een handicap heeft
of
b. hoger is dan € 442,46 per maand in andere gevallen dan bedoeld onder a.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a. als sprake is van overschrijding van een daar genoemd bedrag omdat voorzieningen zijn aangebracht in en rond de woning, die noodzakelijk zijn in verband met een handicap van de huurder, van diens partner of van een medebewoner;
b. als de woning geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden van ten minste acht personen, en het huishouden van de huurder uit ten minste acht personen bestaat;
c. na overschrijding van de bedragen, genoemd in het eerste lid, als over de maand die onmiddellijk voorafging aan die overschrijding een huurtoeslag is toegekend en die overschrijding niet het gevolg is van een verhuizing naar een andere woning.
3. Als een huurtoeslag wordt toegekend met toepassing van het tweede lid, ontvangt de huurder geen huurtoeslag voor het deel van de rekenhuur dat ligt boven het maximum dat in het eerste lid is genoemd.
4. De in het eerste lid, onder a en b, genoemde bedragen worden met ingang van 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig artikel 27.
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
Artikel 21
De Belastingdienst/Toeslagen kan een toegekende tegemoetkoming herzien:
a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan de Belastingdienst/Toeslagen bij de toekenning redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de tegemoetkoming vermoedelijk tot een te hoog bedrag is toegekend, of
b. indien de tegemoetkoming tot een te hoog bedrag is toegekend en de belanghebbende of zijn partner dit wist of behoorde te weten.
2. Een tegemoetkoming kan met toepassing van dit artikel niet meer worden herzien indien vijf jaren zijn verstreken na de laatste dag van het berekeningsjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.
3. Een herziening op grond van dit artikel kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.