ECLI:NL:RBZWB:2023:6059

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 21_5150
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit WMO na overlijden van betrokkene

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2023, wordt het beroep behandeld van de erven van wijlen heer [eisers] tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had op 27 juli 2021 aan betrokkene, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), 274 minuten Hulp aan Huis toegekend. Na bezwaar van betrokkene werd dit aantal op 21 oktober 2021 verhoogd naar 284 minuten. Echter, na het overlijden van betrokkene op [datum], heeft de rechtbank aan de erven gevraagd of zij de beroepsprocedure wilden voortzetten. Aangezien er geen reactie van de erven is ontvangen, concludeert de rechtbank dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat de erven geen procesbelang hebben bij het beroep, omdat een nieuw besluit enkel zorgverlening aan betrokkene kan betreffen, die inmiddels is overleden. De rechtbank wijst erop dat zorgverlening met terugwerkende kracht niet mogelijk is en dat er geen aanwijzingen zijn dat betrokkene schade heeft geleden door het zelf inkopen van zorg. De rechtbank besluit het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5150 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

de erven [eisers] , uit [plaats] , eisers

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van wijlen heer [eisers] (betrokkene) tegen het bestreden besluit van het college van 21 oktober 2021.
Met het besluit van 27 juli 2021 (primair besluit) heeft het college aan betrokkene op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) 274 minuten Hulp aan Huis toegekend.
Met het besluit van 21 oktober 2021 (bestreden besluit) op het bezwaar van betrokkene heeft het college de omvang van de maatwerkvoorziening Hulp aan Huis nader vastgesteld op 284 minuten Hulp aan Huis.
Betrokkene heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op [datum] is betrokkene overleden. De rechtbank heeft met brieven van
30 maart 2023, 16 mei 2023, 27 juni 2023 en 20 juli 2023 aan de erven van betrokkene gevraagd of zij de beroepsprocedure wensen voort te zetten, dan wel stop te zetten en bij voorzetting om aan te geven welk procesbelang daaraan ten grondslag ligt. De rechtbank heeft geen reactie ontvangen van de erven.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eisers een procesbelang hebben bij het onderhavige beroep en of zij aldus in hun beroep kunnen worden ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet het geval. Ook al zou de rechtbank tot de conclusie komen dat de toekenning in het bestreden besluit niet deugt en/of te laag is, een nieuw besluit daarover kan enkel gaan over zorgverlening aan betrokkene. Betrokkene is echter overleden en zorgverlening met terugwerkende kracht is niet mogelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen enkel besluit denkbaar dat kan leiden tot een belang bij eisers. Een belang van eisers als erven had wellicht aanwezig kunnen zijn wanneer betrokkene schade zou hebben geleden omdat hij in de periode in geding zijn zorg zelf elders heeft ingekocht. Hiervan is de rechtbank echter niet gebleken.
Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.M.A. Vissers-van Es, griffier op 25 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.