ECLI:NL:RBZWB:2023:6058
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV, welke was ingegaan op 1 mei 2021. Na een bestreden besluit van het UWV op 3 december 2021, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld. Op 17 mei 2023 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en verzoekster een IVA-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 4 februari 2022. Verzoekster heeft vervolgens haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in de gelegenheid was gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand vastgesteld op € 837,- en daarnaast de kosten voor medische expertise en arbeidsdeskundige rapportage in aanmerking genomen. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 2.265,50, inclusief btw.
De uitspraak benadrukt de verplichting van het UWV om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, zonder dat een veroordeling daarvoor nodig is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.