4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de periode van 21 maart 2021 tot en met 27 mei 2021 is een zestal personenauto’s gestolen.
Verdachte en zijn zoon, [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), zijn woonachtig aan [woonadres] (hierna: [woonadres] ) te [plaats 1] . Op het terrein op dit adres is een loods gelegen, waar het bedrijf van verdachte is gevestigd.
[medeverdachte 2] had in de hiervoor genoemde periode een garagebedrijf gevestigd aan [adres] te [plaats 2] (hierna: [adres] ).
Gebleken is dat [medeverdachte 2] in de genoemde periode veelvuldig aanwezig was op het terrein van de loods van verdachte en vervolgens weer vertrekt naar [adres] .
Ten aanzien van de verdenking hebben verdachte en de medeverdachten geen verklaring gegeven.
Hierna volgt per gestolen personenauto wat kan worden vastgesteld, waarbij de rechtbank eerst de feiten en omstandigheden zal vaststellen ten aanzien van vier gestolen personenauto’s waaruit een modus operandi valt te destilleren, waarna de vaststelling van de feiten en omstandigheden ten aanzien van de andere twee gestolen personenauto’s volgt.
Renault Talisman ( [kenteken 1] )
De personenauto is tussen 22 mei 2021 te 20.00 uur en 25 mei 2021 te 7.00 uur gestolen.
Op 26 mei 2021 te 19.27 uur kwam [medeverdachte 2] het terrein van de loods aan de [woonadres] opgereden, waarna [medeverdachte 1] om 19.30 uur het terrein kwam opgereden. Op dat moment stond er ook een Renault Talisman op het terrein. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden contact met de inzittende van deze auto, waarna [medeverdachte 2] is vertrokken. Even later werd deze auto de loods ingereden en is [medeverdachte 1] de loods ingelopen. Om 20.15 uur zijn verdachte en [medeverdachte 1] samen de loods uitgelopen. Bij de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werd de gestolen personenauto aangetroffen, zonder interieur en portieren.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 26 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Renault Kadjar ( [kenteken 2] )
De personenauto is tussen 18 mei 2021 te 18.00 uur en 19 mei 2021 te 9.15 uur gestolen.
Op 19 mei 2021 te 20.56 uur kwam verdachte met een zelfde type personenauto het terrein van de [woonadres] opgereden en reed 2 minuten later de auto de loods in. Uit de ongecomprimeerde camerabeelden bleek dat het kenteken van deze auto [kenteken 2] was.
Op 22 mei 2021 laadde [medeverdachte 2] bij de loods een motorblok van een personenauto in zijn voertuig en reed vervolgens naar [adres] . Een dag daarna werd op het terrein van [adres] een motorblok behorend bij de gestolen personenauto aangetroffen.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 19 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Renault Talisman [kenteken 3] )
De grijskleurige personenauto is tussen 11 mei 2021 te 14.15 uur en 12 mei 2021 te 8.15 uur gestolen.
Op 13 mei 2021 te 20.07 uur werd een grijskleurige personenauto van het merk Renault, type Talisman, de loods aan de [woonadres] binnengereden. Op 17 mei 2021 werd uit de loods een chassis van een Renault Talisman door [medeverdachte 1] uit de loods gereden en met een heftruck in het voertuig van [medeverdachte 2] geladen. Nadat het chassis was ingeladen, vertrok [medeverdachte 2] met het voertuig.
Tijdens de doorzoeking op 27 mei 2021 op het terrein van [adres] werd een grijs chassisdeel in een container aangetroffen. In dezelfde container werd een half verbrand kentekenbewijs gevonden, behorend bij de gestolen personenauto.
Bij de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werden in een emmer/ton documenten aangetroffen die op naam van aangever stonden en boeken aangetroffen, waarin de naam van aangever stond.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 13 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Renault Megane ( [kenteken 4] )
De blauwgrijze personenauto is tussen 9 mei 2021 te 22.00 uur en 10 mei 2021 te 7.00 uur gestolen. Volgens aangever was een van de bijzonderheden aan de auto dat deze een trekhaak met een witte dop had.
Op 10 mei 2021 te 21.55 uur kwam er een grijskleurige Renault Megane, voorzien van een trekhaak met daarop een witte dop het terrein aan de [woonadres] opgereden, die vervolgens de loods binnenreed. Op dat moment was [medeverdachte 1] aanwezig bij de loods.
Op 13 mei 2021 was [medeverdachte 2] aanwezig op de [woonadres] en werd door verdachte een motorblok in het voertuig van [medeverdachte 2] geladen.
Tijdens een heimelijke actie op 15 mei 2021 op het perceel aan [adres] werd een motorblok behorend bij de gestolen personenauto aangetroffen.
Op 17 mei 2021 werd uit de loods een vernield chassis van een grijskleurige Renault Megane door [medeverdachte 1] uit de loods gereden en met een heftruck in het voertuig van [medeverdachte 2] geladen. Nadat het chassis was ingeladen, vertrok [medeverdachte 2] met het voertuig.
Tijdens de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werden twee spanbanden en unieke mondkapjes aangetroffen die door aangever zijn herkend.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 10 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Modus operandi
De rechtbank is gelet op de voorgaande vaststelling van de feiten en omstandigheden van oordeel dat er sprake is van een patroon en op hoofdlijnen zelfde werkwijze.
De vier personenauto’s zijn in dezelfde korte periode gestolen en werden kort na de diefstal de loods van verdachte aan de [woonadres] ingereden, waarna deze auto’s werden ‘gestript’ en – van in ieder geval drie van de vier gestolen personenauto’s – onderdelen in het voertuig van [medeverdachte 2] werden geladen. Telkens was [medeverdachte 2] op de dag dat een gestolen auto de loods in werd gereden of een aantal dagen daarna aanwezig bij de loods en was daarnaast of verdachte en/of [medeverdachte 1] aanwezig. Deze modus operandi is grotendeels terug te zien bij de hierna te bespreken gestolen personenauto’s.
Renault Kadjar ( [kenteken 5] )
De zwartkleurige personenauto is tussen 21 maart 2021 te 17.45 uur en 22 maart 2021 te 4.50 uur gestolen.
Op 23 maart 2021 te 20.36 uur werd een donkerkleurige personenauto van het merk Renault de loods aan de [woonadres] binnengereden.
In de dagen nadat deze auto de loods werd binnengereden, is gezien dat [medeverdachte 2] naar de loods kwam gereden, waarbij onderdelen van auto’s, waaronder een motorblok, door zowel [medeverdachte 2] zelf als door verdachte en [medeverdachte 1] in het voertuig van [medeverdachte 2] werden geladen.
Volgens aangever lagen in de personenauto onder meer twee sets spanbanden. Tijdens de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werd een tas aangetroffen met daarin spanbanden, die door aangever is herkend.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 23 maart 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden.
Nissan Qashqai ( [kenteken 6] )
De zwartkleurige personenauto is tussen 22 maart 2021 te 20.30 uur en 24 maart 2021 te 13.45 uur gestolen.
Op 24 maart 2021 te 20.58 uur werd een donkerkleurige personenauto, een Renault Kadjar of Nissan Qashqai, de loods aan de [woonadres] binnengereden. Op dezelfde dag en in de dagen daarna is gezien dat [medeverdachte 2] naar de loods kwam gereden, waarbij onderdelen van auto’s, waaronder een motorblok, door zowel [medeverdachte 2] zelf als door verdachte en [medeverdachte 1] in het voertuig van [medeverdachte 2] werden geladen.
De velgen van de gestolen personenauto kwamen qua type en soort overeen met de velgen van de personenauto die de loods kwam binnengereden.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 24 maart 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande – en zeker gelet op de modus operandi die ten aanzien van alle gestolen personenauto’s op essentiële punten overeenkomt – is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat alle drie de verdachten betrokken zijn geweest bij het verrichten van handelingen met betrekking tot deze auto’s.
De rechtbank zal hierna beoordelen hoe deze handelingen juridisch te kwalificeren zijn.
Hoe is het feit te kwalificeren?
Is er sprake van diefstal?
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ten aanzien van de personenauto’s wegnemingshandelingen heeft verricht dan wel daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zodat de rechtbank verdachte van de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging zal vrijspreken.
Is er sprake van heling?
Om tot een bewezenverklaring van heling van de personenauto’s te komen, is vereist dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat die goederen van misdrijf afkomstig waren. Gelet op de hiervoor beschreven vastgestelde feiten en omstandigheden en de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat de personenauto’s van diefstal afkomstig waren en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, in die zin dat verdachte de gestolen personenauto’s voorhanden heeft gehad.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake was van medeplegen tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. De bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Gelet op de hiervoor beschreven vaststaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat verdachte een essentiële rol heeft vervuld, die van wezenlijk belang is geweest om het feit te kunnen plegen.
Uit de hiervoor beschreven modus operandi blijkt van een bepaalde volgordelijkheid, waarbij verdachten een eigen taak hadden. Ten aanzien van verdachte is inzichtelijk geworden dat hij eigenaar is van het terrein aan de [woonadres] , hij daar met een gestolen auto het terrein op is gereden en met de heftruck auto-onderdelen op het terrein verplaatste en ook auto-onderdelen in de auto van [medeverdachte 2] laadde. De bijdrage die verdachte heeft geleverd is naar het oordeel van de rechtbank dan ook van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling.