ECLI:NL:RBZWB:2023:6052

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
02/158312-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en veroordeling voor medeplegen van opzetheling van meerdere auto’s

Op 31 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en opzetheling van meerdere auto’s. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 augustus 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte van de diefstal in vereniging zou worden veroordeeld, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de periode van 21 maart 2021 tot en met 27 mei 2021 een zestal personenauto’s zijn gestolen en dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij de heling van deze voertuigen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte wist dat de auto’s van diefstal afkomstig waren en dat hij deze voorhanden heeft gehad. De rechtbank heeft een taakstraf van 240 uren opgelegd, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/158312-21
vonnis van de meervoudige kamer van 31 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1980 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. T. Roggenkamp, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 augustus 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie
mr. I.M. Peters en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 21 maart 2021 tot en met 27 mei 2021 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van personenauto’s. Dit is subsidiair ten laste gelegd als medeplegen van heling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte van de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging moet worden vrijgesproken. Wel acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde feit en verzoekt verdachte hiervan integraal vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de periode van 21 maart 2021 tot en met 27 mei 2021 is een zestal personenauto’s gestolen.
Verdachte en zijn zoon, [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), zijn woonachtig aan [woonadres] (hierna: [woonadres] ) te [plaats 1] . Op het terrein op dit adres is een loods gelegen, waar het bedrijf van verdachte is gevestigd.
[medeverdachte 2] had in de hiervoor genoemde periode een garagebedrijf gevestigd aan [adres] te [plaats 2] (hierna: [adres] ).
Gebleken is dat [medeverdachte 2] in de genoemde periode veelvuldig aanwezig was op het terrein van de loods van verdachte en vervolgens weer vertrekt naar [adres] .
Ten aanzien van de verdenking hebben verdachte en de medeverdachten geen verklaring gegeven.
Hierna volgt per gestolen personenauto wat kan worden vastgesteld, waarbij de rechtbank eerst de feiten en omstandigheden zal vaststellen ten aanzien van vier gestolen personenauto’s waaruit een modus operandi valt te destilleren, waarna de vaststelling van de feiten en omstandigheden ten aanzien van de andere twee gestolen personenauto’s volgt.
Renault Talisman ( [kenteken 1] )
De personenauto is tussen 22 mei 2021 te 20.00 uur en 25 mei 2021 te 7.00 uur gestolen.
Op 26 mei 2021 te 19.27 uur kwam [medeverdachte 2] het terrein van de loods aan de [woonadres] opgereden, waarna [medeverdachte 1] om 19.30 uur het terrein kwam opgereden. Op dat moment stond er ook een Renault Talisman op het terrein. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hadden contact met de inzittende van deze auto, waarna [medeverdachte 2] is vertrokken. Even later werd deze auto de loods ingereden en is [medeverdachte 1] de loods ingelopen. Om 20.15 uur zijn verdachte en [medeverdachte 1] samen de loods uitgelopen. Bij de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werd de gestolen personenauto aangetroffen, zonder interieur en portieren.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 26 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Renault Kadjar ( [kenteken 2] )
De personenauto is tussen 18 mei 2021 te 18.00 uur en 19 mei 2021 te 9.15 uur gestolen.
Op 19 mei 2021 te 20.56 uur kwam verdachte met een zelfde type personenauto het terrein van de [woonadres] opgereden en reed 2 minuten later de auto de loods in. Uit de ongecomprimeerde camerabeelden bleek dat het kenteken van deze auto [kenteken 2] was.
Op 22 mei 2021 laadde [medeverdachte 2] bij de loods een motorblok van een personenauto in zijn voertuig en reed vervolgens naar [adres] . Een dag daarna werd op het terrein van [adres] een motorblok behorend bij de gestolen personenauto aangetroffen.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 19 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Renault Talisman [kenteken 3] )
De grijskleurige personenauto is tussen 11 mei 2021 te 14.15 uur en 12 mei 2021 te 8.15 uur gestolen.
Op 13 mei 2021 te 20.07 uur werd een grijskleurige personenauto van het merk Renault, type Talisman, de loods aan de [woonadres] binnengereden. Op 17 mei 2021 werd uit de loods een chassis van een Renault Talisman door [medeverdachte 1] uit de loods gereden en met een heftruck in het voertuig van [medeverdachte 2] geladen. Nadat het chassis was ingeladen, vertrok [medeverdachte 2] met het voertuig.
Tijdens de doorzoeking op 27 mei 2021 op het terrein van [adres] werd een grijs chassisdeel in een container aangetroffen. In dezelfde container werd een half verbrand kentekenbewijs gevonden, behorend bij de gestolen personenauto.
Bij de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werden in een emmer/ton documenten aangetroffen die op naam van aangever stonden en boeken aangetroffen, waarin de naam van aangever stond.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 13 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Renault Megane ( [kenteken 4] )
De blauwgrijze personenauto is tussen 9 mei 2021 te 22.00 uur en 10 mei 2021 te 7.00 uur gestolen. Volgens aangever was een van de bijzonderheden aan de auto dat deze een trekhaak met een witte dop had.
Op 10 mei 2021 te 21.55 uur kwam er een grijskleurige Renault Megane, voorzien van een trekhaak met daarop een witte dop het terrein aan de [woonadres] opgereden, die vervolgens de loods binnenreed. Op dat moment was [medeverdachte 1] aanwezig bij de loods.
Op 13 mei 2021 was [medeverdachte 2] aanwezig op de [woonadres] en werd door verdachte een motorblok in het voertuig van [medeverdachte 2] geladen.
Tijdens een heimelijke actie op 15 mei 2021 op het perceel aan [adres] werd een motorblok behorend bij de gestolen personenauto aangetroffen.
Op 17 mei 2021 werd uit de loods een vernield chassis van een grijskleurige Renault Megane door [medeverdachte 1] uit de loods gereden en met een heftruck in het voertuig van [medeverdachte 2] geladen. Nadat het chassis was ingeladen, vertrok [medeverdachte 2] met het voertuig.
Tijdens de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werden twee spanbanden en unieke mondkapjes aangetroffen die door aangever zijn herkend.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 10 mei 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden en dat met betrekking tot deze auto handelingen zijn verricht.
Modus operandi
De rechtbank is gelet op de voorgaande vaststelling van de feiten en omstandigheden van oordeel dat er sprake is van een patroon en op hoofdlijnen zelfde werkwijze.
De vier personenauto’s zijn in dezelfde korte periode gestolen en werden kort na de diefstal de loods van verdachte aan de [woonadres] ingereden, waarna deze auto’s werden ‘gestript’ en – van in ieder geval drie van de vier gestolen personenauto’s – onderdelen in het voertuig van [medeverdachte 2] werden geladen. Telkens was [medeverdachte 2] op de dag dat een gestolen auto de loods in werd gereden of een aantal dagen daarna aanwezig bij de loods en was daarnaast of verdachte en/of [medeverdachte 1] aanwezig. Deze modus operandi is grotendeels terug te zien bij de hierna te bespreken gestolen personenauto’s.
Renault Kadjar ( [kenteken 5] )
De zwartkleurige personenauto is tussen 21 maart 2021 te 17.45 uur en 22 maart 2021 te 4.50 uur gestolen.
Op 23 maart 2021 te 20.36 uur werd een donkerkleurige personenauto van het merk Renault de loods aan de [woonadres] binnengereden.
In de dagen nadat deze auto de loods werd binnengereden, is gezien dat [medeverdachte 2] naar de loods kwam gereden, waarbij onderdelen van auto’s, waaronder een motorblok, door zowel [medeverdachte 2] zelf als door verdachte en [medeverdachte 1] in het voertuig van [medeverdachte 2] werden geladen.
Volgens aangever lagen in de personenauto onder meer twee sets spanbanden. Tijdens de doorzoeking op 27 mei 2021 in de loods aan de [woonadres] werd een tas aangetroffen met daarin spanbanden, die door aangever is herkend.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 23 maart 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden.
Nissan Qashqai ( [kenteken 6] )
De zwartkleurige personenauto is tussen 22 maart 2021 te 20.30 uur en 24 maart 2021 te 13.45 uur gestolen.
Op 24 maart 2021 te 20.58 uur werd een donkerkleurige personenauto, een Renault Kadjar of Nissan Qashqai, de loods aan de [woonadres] binnengereden. Op dezelfde dag en in de dagen daarna is gezien dat [medeverdachte 2] naar de loods kwam gereden, waarbij onderdelen van auto’s, waaronder een motorblok, door zowel [medeverdachte 2] zelf als door verdachte en [medeverdachte 1] in het voertuig van [medeverdachte 2] werden geladen.
De velgen van de gestolen personenauto kwamen qua type en soort overeen met de velgen van de personenauto die de loods kwam binnengereden.
-
Is het de gestolen personenauto?
De rechtbank is gelet op het voorgaande en gelet op de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien van oordeel dat buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de gestolen personenauto is geweest die op 24 maart 2021 de loods aan de [woonadres] kwam binnengereden.
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande – en zeker gelet op de modus operandi die ten aanzien van alle gestolen personenauto’s op essentiële punten overeenkomt – is de rechtbank van oordeel dat kan worden vastgesteld dat alle drie de verdachten betrokken zijn geweest bij het verrichten van handelingen met betrekking tot deze auto’s.
De rechtbank zal hierna beoordelen hoe deze handelingen juridisch te kwalificeren zijn.
Hoe is het feit te kwalificeren?
Is er sprake van diefstal?
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier onvoldoende wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ten aanzien van de personenauto’s wegnemingshandelingen heeft verricht dan wel daaraan een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, zodat de rechtbank verdachte van de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging zal vrijspreken.
Is er sprake van heling?
Om tot een bewezenverklaring van heling van de personenauto’s te komen, is vereist dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat die goederen van misdrijf afkomstig waren. Gelet op de hiervoor beschreven vastgestelde feiten en omstandigheden en de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat de personenauto’s van diefstal afkomstig waren en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan opzetheling, in die zin dat verdachte de gestolen personenauto’s voorhanden heeft gehad.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er sprake was van medeplegen tussen verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake moet zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. De bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidende gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit.
Gelet op de hiervoor beschreven vaststaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten en dat verdachte een essentiële rol heeft vervuld, die van wezenlijk belang is geweest om het feit te kunnen plegen.
Uit de hiervoor beschreven modus operandi blijkt van een bepaalde volgordelijkheid, waarbij verdachten een eigen taak hadden. Ten aanzien van verdachte is inzichtelijk geworden dat hij eigenaar is van het terrein aan de [woonadres] , hij daar met een gestolen auto het terrein op is gereden en met de heftruck auto-onderdelen op het terrein verplaatste en ook auto-onderdelen in de auto van [medeverdachte 2] laadde. De bijdrage die verdachte heeft geleverd is naar het oordeel van de rechtbank dan ook van voldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair:
op tijdstippen in de periode van 21 maart 2021 tot en met 27 mei 2021 te Hoogerheide, gemeente Woensdrecht, en/of Rilland, gemeente Reimerswaal, tezamen en in vereniging met anderen, auto’s, te weten een Renault Kadjar ( [kenteken 5] ), een Nissan Qashqai
( [kenteken 6] ), een Renault Megane ( [kenteken 4] ), een Renault Talisman [kenteken 3] ), een Renault Kadjar ( [kenteken 2] ) en een Renault Talisman ( [kenteken 1] ), voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van het voorarrest. Daarbij heeft zij rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring verzoekt de verdediging bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een blanco strafblad. Vorig jaar zijn zijn ex-partner en vader overleden, hetgeen voor het gezin van verdachte verdrietig is en nog meer een reden is dat verdachte voor zijn gezin moet klaarstaan. Inmiddels heeft hij een nieuwe partner en een nieuw gezin waarvoor hij zorgdraagt. Verder is zijn bedrijf omgezet naar een eenmanszaak en probeert hij daarmee zijn geld te verdienen.
Ook stelt de verdediging dat het feit van meer dan twee jaar geleden is en de redelijke termijn is geschonden. In die periode is verdachte niet opnieuw verdacht van strafbare feiten en heeft hij zijn leven op een goede manier voortgezet.
Zij wijst er verder op dat verdachte drie dagen in verzekering is gesteld.
Oplegging van een gevangenisstraf zou voor hem betekenen dat hij niet kan werken en geen geld kan verdienen, waardoor de problemen die daardoor zullen ontstaan, niet meer zijn te overzien.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, verzoekt de verdediging aan verdachte een taakstraf op te leggen en rekening te houden met uitspraken in soortgelijke zaken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 2 maanden samen met anderen, waaronder zijn zoon, schuldig gemaakt aan opzetheling van 6 personenauto’s.
Aangevers werden een dag of enkele dagen nadat zij de personenauto’s hadden geparkeerd, geconfronteerd met het feit dat deze niet meer op de geparkeerde plek stonden en dus waren gestolen. Verdachte heeft deze personenauto’s samen met zijn mededaders onder zich gehad, waarbij verdachte zijn loods ter beschikking heeft gesteld.
Personenauto’s zijn goederen, waarin zich vaak eigendommen van de eigenaren/gebruikers bevinden, hetgeen ook in deze zaak het geval is geweest. Voor de aangevers moet het bijzonder onaangenaam zijn om de wetenschap te hebben dat niet alleen de auto waarin zij reden, is weggenomen, maar dat ook de zich daarin bevindende persoonlijke spullen zijn meegenomen en deze spullen een onbekende bestemming hebben gekregen bij (een) volstrekt willekeurig(e) perso(o)n(en).
Bij voornoemd onderzoek zijn spullen van diverse aangevers aangetroffen in de loodsen aan [woonadres] en [adres] . Verdachte heeft samen met de mededaders een werkwijze gevoerd waarbij gestolen voertuigen, zonder enig respect voor andermans eigendom, volledig gestript werden en onderdelen beschikbaar kwamen voor hergebruik. Daar komt bij dat de heler bijdraagt aan de handel in gestolen goederen en daarmee aan het stimuleren van diefstallen, waardoor een illegaal circuit van goederen blijft bestaan en de reguliere, eerlijke handel wordt verstoord.
Verder acht de rechtbank het zeer kwalijk dat verdachte zijn toen 20-jarige zoon in dit feit heeft meegenomen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank houdt verder rekening met het strafblad van verdachte van 3 juli 2023, waaruit blijkt dat hij één keer eerder met justitie in aanraking is geweest, maar niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, te weten in beginsel twee jaar nadat de termijn een aanvang heeft genomen.
Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had om een strafvervolging in te stellen.
In deze zaak moet de termijn worden gerekend vanaf 28 juni 2021, te weten de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld.
De behandeling van deze zaak is niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van deze datum, te weten 28 juni 2023.
De redelijke termijn is dan ook met ruim twee maanden overschreden. Gelet op de geringe mate van overschrijding zal de rechtbank hieraan geen consequenties verbinden en volstaan met de enkele vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden.
Straf
De rechtbank is gelet op genoemde omstandigheden van oordeel dat verdachte ruim twee jaar na het plegen van het feit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer moet ondergaan en ziet aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegend acht de rechtbank een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Deze straf doet recht aan de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair
120 dagen hechtenis moet worden opgelegd, met aftrek van het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Gelet op de aard en de ernst van het feit, is de rechtbank van oordeel dat deze voorwaardelijke gevangenisstraf een stok achter de deur vormt om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 5.512,96, bestaande uit € 512,96 ter zake van materiële schade en € 5.000,00 ter zake van immateriële schade. Ten behoeve van de immateriële schade is ter controle een factuur van Landal GreenParks bijgevoegd, waarop een bedrag van € 221,85 is vermeld. De rechtbank leest de vordering daarom als een vordering van materiële schade voor € 734,81.
Verder vordert de benadeelde partij de schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheid.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank acht de materiële schadevergoeding voor een bedrag van € 734,81 toewijsbaar. Dit bedrag is door de benadeelde partij voldoende aannemelijk gemaakt, voldoende onderbouwd en door de verdediging niet betwist.
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank ziet geen grond voor toewijzing voor deze schade nu deze onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag toewijzen vanaf 10 mei 2021.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het feit met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en een voorwerp betreft met betrekking tot welke het feit is begaan.
8.2
De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, omdat op dit moment niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.3
De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 47, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren;
- bepaalt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 (honderdtwintig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
[benadeelde]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 734,81 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het immateriële gedeelte van de vordering
niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde] , € 734,81 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
10 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 14 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1.00 stuks Heftruck (omschrijving: G_675163, oranje, merk: Toyota);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 1.00 stuks Bromfiets (omschrijving: G_678657, rood, merk: Zip);
* 1.00 stuks Fiets Dames (omschrijving: G_678628, zwart, merk: Spirit);
* 1.00 stuks Fiets Dames (omschrijving: G_678651, zwart, merk: Batavus);
* 1.00 stuks Fiets Dames (omschrijving: G_678654, elektrische fiets, wit, merk: Gazelle);
* 1.00 stuks Fiets Dames (omschrijving: G_678655, blauw, merk: Gazelle);
* 1.00 stuks Fiets Dames (omschrijving: G_678660, wit, merk: Batavus);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 1.00 stuks Kinderstoel (omschrijving: G_680046, grijs);
* 1.00 stuks Dashboard (omschrijving: G_680165, zwart);
* 1.00 stuks Geluidsbox (omschrijving: G_680048, zwart, merk: Pyle Toobz Amplified);
* 4.00 stuks Stoelhoes (omschrijving: G_680045, 4x zitverhoger);
* 1.00 stuks Bril (omschrijving: G_683660);
* 1.00 stuks Bril (omschrijving: G_693878, wit/groen, merk: Prada);
* 1.00 stuks Bril (omschrijving: G_693879, groen/zwart, merk: Blom).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. M.J. Kruit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 augustus 2023.
Mr. Kruit is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.