Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. G.J.P.M. Mooren. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging, die was aangepast volgens artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, betrof het voorhanden hebben van voorwerpen en stoffen die bestemd waren voor de productie van harddrugs.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het plegen van voorbereidingshandelingen. De verdachte had op 14 februari 2023 in Tilburg samen met anderen voorwerpen en stoffen voorhanden gehad die bestemd waren voor de productie van amfetamine. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat de stoffen en voorwerpen in zijn busje gebruikt konden worden voor de productie van drugs. Ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de voorbereidingshandelingen, oordeelde de rechtbank dat de hoeveelheid en aard van de aangetroffen voorwerpen en stoffen voldoende bewijs boden voor de bewezenverklaring.
De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van 18 maanden, rekening houdend met zijn eerdere strafblad en de ernst van het feit. De rechtbank weigerde de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte het nieuwe strafbare feit had gepleegd voor het eindigen van de proeftijd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.