ECLI:NL:RBZWB:2023:6049

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
02-041910-23 en 02-201374-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op winkel met afpersing en strafmaat

Op 31 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een gewapende overval op een winkel in Middelburg op 10 februari 2023. De verdachte, geboren in 1987 en momenteel gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.S. Vriend. Tijdens de zitting op 18 augustus 2023 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging besproken. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank bevestigde de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte de overval had gepleegd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dat hij daarbij meerdere slachtoffers had bedreigd. De betrokkenheid van de verdachte werd vastgesteld aan de hand van camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van een specifiek onderdeel van de tenlastelegging. De verdachte werd vrijgesproken van het richten van het voorwerp op een van de slachtoffers.

In de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de psychische problematiek van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die psychische gevolgen hadden ondervonden van de overval. De rechtbank verklaarde ook de in beslag genomen voorwerpen verbeurd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-041910-23 en 02-201374-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 31 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsman mr. R.S. Vriend, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P. Kuipers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een overval heeft gepleegd op de [winkelbedrijf] waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat er op 10 februari 2023 een overval is gepleegd op de [winkelbedrijf] te Middelburg. Aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] waren ten tijde van de overval aan het werk. De overvaller is gemaskerd de [winkelbedrijf] binnengegaan en heeft een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht op het hoofd van [slachtoffer 3] . Vervolgens is de overvaller richting [slachtoffer 2] gelopen en heeft hij het voorwerp op [slachtoffer 2] gericht waarbij hij de woorden “geld” en “kluis” heeft geroepen. [slachtoffer 2] heeft hierop € 800,00 aan de overvaller gegeven.
Betrokkenheid verdachte
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte degene is geweest die voornoemde overval heeft gepleegd. Verdachte heeft namelijk verklaard dat het mogelijk is dat hij de overval heeft gepleegd, maar dat hij het zich niet kan herinneren. Uit de processenverbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven, blijkt dat de overvaller een flink postuur had en de volgende kleding droeg: een donkerblauwe reflecterende jas, een zwarte trui/shirt met een witte op een doodshoofd lijkende afbeelding en zwarte schoenen met een witte zool. Ook had de overvaller een zwart masker op en had hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bij zich. De kleding die de overvaller draagt, komt overeen met de kleding die tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte in de woning is aangetroffen. Ook zijn in een doos in de slaapkamer een zwart masker en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. Verdachte heeft ter zitting naar aanleiding van de vertoonde camerabeelden verklaard dat hij hetzelfde postuur heeft als de overvaller. Bovendien heeft [naam] , een vriend van verdachte, verklaard dat verdachte hem tijdens een telefoongesprek op 10 februari 2023 heeft verteld dat hij net een overval had gepleegd, verdachte liet op camera geld zien en zei dat het 800 euro was. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die de overval op de [winkelbedrijf] heeft gepleegd. Zij acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het op een vuurwapen gelijkend voorwerp richten op aangever [slachtoffer 1] , aangezien op de camerabeelden is te zien dat verdachte het voorwerp niet op haar heeft gericht. Zij zat immers gebukt achter de toonbank.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 februari 2023 te Middelburg met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 800 euro, die geheel of ten dele aan [winkelbedrijf] toebehoorde, door een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te richten en daarbij (dreigend) de woorden toe te voegen "geld" en "kluis".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest. In de periode voorafgaand aan het plegen van het strafbare feit ging het niet goed met verdachte vanwege zijn psychische problematiek. Verzocht wordt dan ook het feit in (licht) verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Verdachte kan zich vinden in de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en is bereid hieraan mee te werken, omdat hij deze hulp zelf ook graag wil. Verdachte heeft veel spijt van wat hij heeft gedaan en de voorlopige hechtenis valt hem zwaar. Ook gebruikt verdachte geen drugs meer en is het belangrijk dat hij zijn woning kan behouden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 10 februari 2023 schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende overval op de [winkelbedrijf] , waarbij hij een balletjespistool – dat op een echt pistool leek – op meerdere slachtoffers heeft gericht. Op basis van de camerabeelden lijkt verdachte doelgericht en planmatig de [winkelbedrijf] binnen te zijn gaan. Bovendien zijn het masker en het pistool, weggestopt in een doos op de slaapkamer, gevonden.
Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Zij ondervinden hiervan nog steeds de nadelige gevonden. Zo blijkt onder meer uit de ter zitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] dat hij nog dagelijks wordt geconfronteerd met de impact van de overval. Hij vermijdt rustige plekken, is meer op zijn hoede en wandelt ’s avonds niet meer zorgeloos met zijn hond. Ook uit de toelichting op de vorderingen tot schadevergoeding van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] blijkt dat zij psychische gevolgen hebben overgehouden aan de overval. [slachtoffer 3] heeft zelfs per direct ontslag genomen omdat zij haar werkzaamheden in de winkel niet meer durfde uit te voeren. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Bovendien dragen dit soort feiten ook bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon van verdachte
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte recent is veroordeeld voor een geweldsfeit.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het psychologisch rapport van 14 augustus 2023 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een borderline stoornis met antisociale kenmerken, overmatig gamen en overmatig gebruik van benzodiazepinen. Onder grote druk functioneert verdachte op een zwakbegaafd niveau en is er sprake van cognitieve instabiliteit. Ook zijn er symptomen van een posttraumatische stressstoornis. Ten tijde van het plegen van het feit waren deze stoornissen aanwezig, op grond waarvan wordt geadviseerd het bewezenverklaarde (licht) verminderd aan verdachte toe te rekenen. Verdachte voelde zich niet goed in de periode voor het feit en ervaarde grote spanningen en slaapproblemen. Hij had geen dagstructuur en voelde zich relatief geïsoleerd. In een dergelijke situatie schieten het waarnemings- en sturingsvermogen van verdachte enigszins te kort. De rechtbank neemt deze conclusie van de psycholoog over en maakt deze tot de hare. Zij zal hier in strafverminderende zin rekening mee houden.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 28 juli 2023, waarin naar voren komt dat verdachte kampt met psychische problemen. De reclassering ziet het psychosociaal functioneren van verdachte als delictgerelateerd. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Indien verdachte wordt veroordeeld, wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het volgen van een ambulante behandeling en het meewerken aan begeleiding door Emergis.
De straf
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De oriëntatiepunten indiceren voor een overval op een winkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank in deze zaak mee dat de overval heeft plaatsgevonden op klaarlichte dag, waarbij sprake was van meerdere slachtoffers, en verdachte een balletjespistool bij zich had dat sterke overeenkomsten had met een echt pistool. De rechtbank rekent aan de andere kant het feit verminderd aan verdachte toe.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en omdat de rechtbank het belang inziet van de geadviseerde voorwaarden, zal zij van deze gevangenisstraf een gedeelte van zes maanden voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar. Aan dit voorwaardelijke deel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de gewapende overval een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding volledig toewijsbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 2.000,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat hij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de gewapende overval een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding volledig toewijsbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert een schadevergoeding van € 2.300,00, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De benadeelde partij heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de gewapende overval een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van alle toegekende schadebedragen. Dat betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 10 februari 2023.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het feit is begaan met behulp van de voorwerpen. De rechtbank zal de in beslag genomen goederen dan ook verbeurd verklaren.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 week gevangenisstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 januari 2023 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 33, 33a, 317 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

afpersing

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering van Emergis op het adres Vrijlandstraat 33, te Middelburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat behandelen door Forensische Zorg Zeeland (FZZ) Emergis of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte gedurende zijn proeftijd meewerkt aan de begeleiding gegeven door Maatschappelijke Justitiële Dienstverlening van Emergis;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 1] € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 2.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 2] € 2.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 30 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 2.300,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 3] € 2.300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 33 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 02-201374-21
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 6 januari 2023 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-201374-21
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
1 week gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK pistool (omschrijving: G2559041, balletjespistool, Walther);
* 1 STK muts (omschrijving: G2559645, zwart, merk: Baklava);
* 1 STK masker (omschrijving: G2559642).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Kruit voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 augustus 2023.
Mr. M.J. Kruit en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.