ECLI:NL:RBZWB:2023:6026

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
02-128815-22 en 02-246106-22 (ttz gevoegd) en 02-123654-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere feiten met terbeschikkingstelling en verpleging

Op 30 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1997 in Somalië, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De zaak werd behandeld op 16 augustus 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. T.C.M. Hendriks, heeft de standpunten kenbaar gemaakt. De tenlastelegging omvatte onder andere vernielingen, bedreiging, schennis van de eerbaarheid en mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van een van de feiten, terwijl de overige feiten wettig en overtuigend bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een hoog recidiverisico heeft en heeft op basis van deskundigenrapporten besloten tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan benadeelde partijen, waaronder een supermarktmedewerker en een politieambtenaar, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de opgelegde tbs-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-128815-22 en 02-246106-22 (ttz gevoegd) en 02-123654-22 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 30 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] (Somalië)
verblijvende te [verblijfplaats]
raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 augustus 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie mr. T.C.M. Hendriks en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met voormeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a Sv. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 02-128815-22
feit 1: op 22 mei 2022 een afvalbak van de Gemeente Tilburg heeft vernield;
feit 2: op 12 mei 2022 een kozijn van de voorpui van het gebouw van het UWV in Tilburg heeft vernield;
feit 3:op 23 mei 2022 [hoofdagent] heeft bedreigd;
feit 4:op 20 mei 2022 kleding, een fiets en een poortdeur van [benadeelde 1] heeft vernield;
feit 5: op 4 augustus 2022 in Tilburg schennis heeft gepleegd door zich in het openbaar af te trekken;
feit 6: op 25 augustus 2022 in Den Haag een medewerkster van de P.I. Scheveningen heeft mishandeld.
parketnummer 02-246106-22feit 1:op 27 september 2022 een diefstal met geweld heeft gepleegd bij de Albert Heijn in Tilburg;
feit 2:op 27 september 2022 [politieambtenaar] heeft mishandeld;
feit 3:zich op 27 september 2022 met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding
Feit 4:op 31 augustus 2022 in Den Haag een medewerker van de P.I. heeft mishandeld.

3.De voorvragen

3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Parketnummer 02-128815-22: feit 4
De verdediging heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van feit 4 onder parketnummer 02-128815-22, omdat de aangifte van [benadeelde 1] - de moeder van verdachte - is vertaald door haar zoon, deze niet is ondertekend door de verbalisant die de aangifte heeft opgenomen en het proces-verbaal ontbreekt waarin de klacht is opgenomen. Hierdoor is onduidelijk of de moeder daadwerkelijk vervolging wenste van het onder 4 ten laste gelegde feit.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. In het proces-verbaal van ontvangst van de klacht van 24 mei 2022 is niet genoemd om welk(e) feit(en) het gaat. In het procesdossier bevindt zich geen proces-verbaal waarin de klacht is opgenomen. Daarnaast ziet de vordering benadeelde partij die door de moeder is ingediend op een niet ten laste gelegd feit. De rechtbank heeft daarom niet kunnen vaststellen of de moeder vervolging wenst van het ten laste gelegde feit. Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van feit 4 onder parketnummer 02-128815-22.
3.2
Overige voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde openbare schennispleging en voert daartoe aan dat geen sprake is geweest van opzet, omdat verdachte er niet mee bekend was dat zijn gedraging strafbaar was en hij zijn geslachtsdeel niet aan anderen heeft getoond. Voor de bewezenverklaring van de overige feiten refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en het feit dat terzake deze feiten geen verweer is gevoerd door de verdediging acht de rechtbank de feiten 1, 2, 3 en 6 onder parketnummer 02-128815-22 en de feiten 1, 2 en 3 onder parketnummer 02-246106-22 wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02-246106-22 - feit 4Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte op 31 augustus 2022 een medewerker van de Penitentiaire Inrichting in Den Haag heeft mishandeld, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Parketnummer 02-128815-22 – feit 5
Artikel 239 sub 1 Sr. stelt schennis van de eerbaarheid gepleegd op de openbare weg strafbaar. Het richt zich onder meer tegen een ongevraagde en ongewenste seksueel getinte confrontatie met het menselijk lichaam of delen daarvan, doordat een onder de gegeven omstandigheden voor het normaal ontwikkeld schaamtegevoel kwetsende handeling wordt verricht. Voor een bewezenverklaring van het artikel moet er naast (1) schennis van de eerbaarheid sprake zijn van (2) opzet op het schenden van de eerbaarheid, (3) een plaats als bedoeld onder 1°, 2° of 3° en (4) aanwezigheid van het slachtoffer tegen de wil.
Verdachte heeft op 4 augustus 2022 zijn geslachtsdeel ontbloot en zichzelf bevredigd op het voor publiek toegankelijke voetbalveldje bij het Stuivesantplein in Tilburg. [Aangeefster] heeft dat gezien toen zij daar langs liep.
Door op die plaats zichzelf te bevredigen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat zijn handelen voor iemand waarneembaar zou zijn en is er dus sprake van voorwaardelijk opzet op het schenden van de eerbaarheid. (Voorwaardelijk) opzet op de feitelijke gedraging is daartoe voldoende.
De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-128815-22
feit 1
op 22 mei 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een afvalbak, die geheel aan Gemeente Tilburg toebehoorde, onbruikbaar
heeftgemaakt;
feit 2
op 12 mei 2022 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een kozijn van de voorpui van het gebouw gelegen aan de [adres], dat geheel aan UWV toebehoorde heeft beschadigd;
feit 3
op 23 mei 2022 te Tilburg [hoofdagent] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [hoofdagent] dreigend de woorden toe te voegen:
- " Jullie vertonen nu zoveel machtsvertoon, dat ik binnenkort toch een keer een
hoofd moet afslachten en dat jullie dan pas gaan inzien hoe jullie bezig zijn. Ik ben
voor niemand bang" en
- " Ik wil met rust gelaten worden door u en jouw collega's, anders maak ik echt
eentje dood" en
- " U kent mij niet, u gaat mij wel leren, ik ga binnenkort u armen afhakken, dan kunt
u niet eens een glas water meer oppakken om op te drinken, wacht maar";
feit 5
op 4 augustus 2022 te Tilburg de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op of aan
hetStuivesantplein, door zijn, verdachtes, geslachtsdeel uit zijn broek te halen en zichzelf te bevredigen/af te trekken;
feit 6
op 25 augustus 2022 te 's-Gravenhage een medewerkster van de Penitentiaire Inrichting Scheveningen heeft mishandeld door meermalen in de armen te bijten en aan de nek te trekken;
02-246106-22
feit 1
op 27 september 2022 te Tilburg een (grote) hoeveelheid kipfilet (totale waarde 81,68 euro), die geheel aan Albert Heijn toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd
doorgeweld tegen [benadeelde 2], gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken, door voornoemde [benadeelde 2] meermalen tegen/in/op het gezicht te stompen en/of te slaan;
feit 2
op 27 september 2022 te Tilburg, een ambtenaar, [politieambtenaar] (werkzaam als politieambtenaar bij Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door
- tegen de voet en het been te trappen waardoor die voornoemde [politieambtenaar] op de grond valt en
- vervolgens bovenop die [politieambtenaar] te springen en
- meermalen tegen/in/op het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen;
feit 3
op 27 september 2022 te Tilburg, zich met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [politieambtenaar] (politieambtenaar bij Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [opsporingsambtenaar] (buitengewoon opsporingsambtenaar Gemeente Tilburg), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van het overtreden van
artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, door zich met geweld tegen voornoemde opsporingsambtenaren te verzetten door opzettelijk gewelddadig in een andere/tegenovergestelde richting te trekken dan die waarin/waarheen die ambtenaren hem, verdachte trachtten te brengen/geleiden en een fiets in de richting van voornoemde [politieambtenaar] te gooien.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De oplegging van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege op te leggen. Een zorgmachtiging is niet meer aan de orde gelet op het gewelddadige karakter van verdachte. Omdat verdachte heeft laten zien zich niet aan voorwaarden te kunnen houden is een tbs met voorwaarden geen reële optie. Omdat alle eerdere interventies niet hebben gewerkt resteert alleen tbs met verpleging van overheidswege.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat tbs met verpleging van overheidswege gelet op de ernst van de feiten een te zware maatregel is. Zij plaatst vraagtekens bij het door de deskundigen onderbouwde recidiverisico en ziet daarin geen noodzaak voor oplegging van tbs met verpleging van overheidswege. Het recidiverisico kan ook met een minder vergaande maatregel in de vorm van een klinisch traject als bijzondere voorwaarde of een isd-maatregel worden ingeperkt omdat verdachte ook in dat geval gedurende langere tijd wordt behandeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de vraag welke straf of maatregel passend is, heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon van verdachte.
De ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft op verschillende momenten en locaties geweld gebruikt tegen politieambtenaren, een medewerker van de P.I. en een supermarktmedewerker. Daarnaast heeft hij een politieambtenaar bedreigd. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan. Het mishandelen en bedreigen van hulpverleners, die hierdoor in de adequate uitvoering van hun taken worden belemmerd, is onacceptabel gedrag. Bovendien heeft hij schennis gepleegd en goederen vernield. Ook dat zijn vervelende feiten en het handelen van verdachte getuigt van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van anderen.
Het advies van de deskundigen
Ter beantwoording van de vraag of een maatregel en zo ja welke aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van 28 juli 2023 van [psychiater] en van 26 juli 2023 van [psycholoog]. Zowel de psychiater als de psycholoog hebben daarin geconcludeerd dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat aangezien er sprake is van complexe psychiatrische problematiek in de vorm van een psychotische stoornis, een ernstige posttraumatische stressstoornis en daarnaast stoornissen in cannabis-, alcohol- en crack-/cocaïnegebruik. Zorgmachtiging(en) en/of reclasseringstoezichten hebben niet geleid tot recidivevermindering. Er zijn bovendien weinig tot geen beschermende factoren in zijn leven aanwezig.
Verdachte is met zijn kwetsbare brein en kwetsbare persoonlijkheid (zwakbegaafdheid, PTSS-symptomen, psychotische gevoeligheid, inadequate coping) onvoldoende toegerust om het dagelijks leven vorm te geven. Behandeling en begeleiding zijn noodzakelijk om de kans op herhaling van feiten zoals ten laste gelegd duurzaam te verlagen. Van belang is dat de PTSS wordt aangepakt en dat daardoor de motor om de verslavingen te willen continueren wordt weggenomen.
Beide deskundigen adviseren om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. Zij hebben overwogen of behandeling in een minder stringent kader mogelijk is (klinisch traject in het kader van voorwaarden) om het recidivegevaar op geweldsdelicten tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen, maar het risico is dan dat verdachte bij overtreden van voorwaarden (zoals medicatiegebruik, klinische opname, abstinentie van middelengebruik) onbehandeld op straat komt. Omdat verdachte heeft aangetoond dat hij zich niet aan voorwaarden kan houden, is een tbs met voorwaarden gedoemd te mislukken.
Het reclasseringsadvies
De reclassering heeft over verdachte meerdere adviesrapportages opgesteld. Ook de reclassering schat het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden als hoog in. De diagnostische bevindingen en adviezen van de psychiater en psycholoog zijn met de reclassering gedeeld. De reclassering kan zich vinden in de bevindingen van de deskundigen en ook zij acht een kader met bijzondere voorwaarden niet haalbaar voor verdachte.
De tbs-maatregel
De deskundigen hebben in hun rapporten uitvoerig gemotiveerd waarom zij een forensische klinische interventie binnen een gedwongen kader noodzakelijk achten. De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over en ziet de oplegging van een tbs-maatregel met verpleging van overheidswege als enige mogelijkheid om het gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen te beteugelen en de maatschappij tegen verdachte te beschermen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan oplegging van tbs met verpleging van overheidswege stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- de mishandeling van [politieambtenaar] (feit 2 onder parketnummer 02-246106-22) en diefstal met geweld zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en bedreiging is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 1 Sr als strafbaar feit waarvoor tbs kan worden opgelegd en
- de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de onder feit 1 en 2 van parketnummer 02-246106-22
bewezen verklaarde feiten misdrijven betreffen die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. De totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

7.De benadeelde partijen

Vordering [benadeelde 2]
De benadeelde partij vordert
€ 750,00als vergoeding van immateriële schade voor feit 1 onder parketnummer 02-246106-22. Hij heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit en dus door toedoen van verdachte letsel opgelopen. Dit betekent dat de immateriële schade op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal het gevorderde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Vordering [politieambtenaar]
De benadeelde partij vordert
€ 2.500,73als vergoeding van materiële schade,
€ 2.500,00als vergoeding van immateriële schade en
€ 1.016,00aan proceskosten voor feit 2 onder parketnummer 02-246106-22.
Over de gevorderde materiële schade oordeelt de rechtbank dat de vraag in hoeverre er sprake is van een rechtstreeks verband tussen de diverse schadeposten en het ten laste gelegde feit niet eenvoudig te beantwoorden is, mede gelet op het door de verdediging ter zake gevoerde verweer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat beoordeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal [politieambtenaar] daarom niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering.
[politieambtenaar] heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit en dus door toedoen van verdachte zowel fysiek als psychisch letsel opgelopen. Hij heeft dat letsel voldoende onderbouwd. Dit betekent dat de immateriële schade op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, zal de rechtbank de schade vaststellen op een bedrag van € 1.500,00 en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Ter terechtzitting is namens [politieambtenaar] verklaard dat de factuur voor de proceskosten aan de werkgever van [politieambtenaar] is gezonden. Omdat onduidelijk is of er onderliggende afspraken zijn over terugbetaling, zal de rechtbank [politieambtenaar] niet-ontvankelijk verklaren in dat deel van de vordering.
Het gedeelte van de schadevordering waarin [politieambtenaar] niet-ontvankelijk is verklaard kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Vordering [benadeelde 1]
De benadeelde partij vordert
€ 1.047,94als vergoeding van materiële schade voor feit 4 onder parketnummer 02-128815-22.
De officier van justitie is niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft ter zitting in verband met de door haar gevorderde tbs-maatregel verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke taakstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de rechtbank Breda van 8 september 2022 onder parketnummer 02-123654-22, af te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten, omdat zij bij vonnis van vandaag de tbs-maatregel oplegt en het daarom niet opportuun is om ook nog de voorwaardelijke taakstraf ten uitvoer te leggen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 57, 180, 239, 285, 300, 304, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van verdachte voor het onder feit 4 van 02-128815-22 ten laste gelegde feit;
- verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk;
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 4 van 02-246106-22 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-128815-22
feit 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 5: schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd;
feit 6: mishandeling;
parketnummer 02-246106-22feit 1:diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om de vlucht mogelijk te maken;
feit 2:mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 3:wederspannigheid;
- verklaart verdachte strafbaar;

Maatregel

- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2] (feit 1 onder parketnummer 02-246106-22)van
€ 750,-- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente,
vanaf 27 september 2022tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat,
ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2] (feit 1 onder parketnummer 02-246106-22), € 750,-- te betalen aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente,
vanaf 27 september 2022tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[politieambtenaar] (feit 2 onder parketnummer 02-246106-22)van
€ 1.500,-- (vijftienhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente,
vanaf 27 september 2022tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering tot materiële en immateriële schadevergoeding en proceskosten niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat,
ten behoeve van het slachtoffer
[politieambtenaar] (feit 2 onder parketnummer 02-246106-22), € 1.500,-- te betalen aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente,
vanaf 27 september 2022tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 25 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
- verklaart
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
-veroordeelt
[benadeelde 1]in de proceskosten door verdachte ter verdediging van die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Bergen, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 augustus 2023.
De voorzitter en de griffier zijn buiten staat te tekenen.