ECLI:NL:RBZWB:2023:6020

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_731
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake aanwijzing inzamelplaats voor huishoudelijk afval

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 24 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda behandeld. Het college had op 15 december 2022 het bezwaar van eiser tegen het uitblijven van een besluit tot het realiseren van een aanbiedplaats voor containers aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvindt. Dit besluit is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in het voorjaar van 2022 een inzameltegel heeft geplaatst aan de [straatnaam] te [plaatsnaam], nabij de woning van eiser. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een formeel besluit tot aanwijzing van deze locatie. Op 27 februari 2023 heeft het college een wijziging van het Aanwijzingsbesluit locaties inzamelmiddelen Breda vastgesteld, waarbij de locatie aan de [straatnaam] formeel is aangewezen. Eiser heeft aangegeven zijn beroep te willen handhaven, ondanks het feit dat het college inmiddels een aanwijzingsbesluit heeft genomen.

De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft, aangezien het college inmiddels een besluit heeft genomen. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt het griffierecht niet terug. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De inhoudelijke bezwaren van eiser kunnen in de bezwaarprocedure naar voren worden gebracht, maar zijn niet aan de orde in het huidige beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/731 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het besluit van het college van 15 december 2022. Met het besluit van 15 december 2022 heeft het college het bezwaar van eiser tegen het uitblijven van een besluit tot het realiseren van een aanbiedplaats voor containers aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] , niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het college heeft in het voorjaar van 2022 een zogenaamde inzameltegel aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] - in de nabijheid van eiser zijn woning - geplaatst. Op de aangewezen inzameldagen moeten inwoners hun inzamelmiddelen voor huishoudelijk afval (vuilcontainers) op of in de directe nabijheid van een dergelijke tegel plaatsen, waarna de gemeentelijke afvalophaaldienst de containers leegt.
Op het moment van het plaatsen van de bewuste verzameltegel aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] , was deze locatie door het college nog niet formeel aangewezen als locatie voor het aanbieden van inzamelmiddelen voor huishoudelijk afval. Bij brief van 1 juni 2022 heeft eiser bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een formeel besluit tot aanwijzing van de locatie.
Bij besluit van 15 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
3. Op 27 februari 2023 heeft het college de wijziging van het Aanwijzingsbesluit locaties inzamelmiddelen Breda vastgesteld. Ook de door eiser bedoelde locatie aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] is met dit besluit formeel aangewezen.
De rechtbank heeft eiser vervolgens gevraagd om binnen twee weken te laten weten of hij naar aanleiding van dit besluit zijn beroep wil handhaven. Eiser heeft hierop gereageerd met de mededeling dat hij zijn beroep niet intrekt omdat sprake is van onbehoorlijk bestuur, derde-belanghebbenden niet de mogelijkheid tot inspraak hebben gekregen, sprake is van een dubbele procedure en hij schade heeft en zal leiden door de besluitvorming van het college.
4. Aan de orde is de vraag of eiser nog procesbelang heeft. Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. [1]
5. Uit de stukken blijkt dat eiser heeft willen bewerkstelligen dat het college een aanwijzingsbesluit zou nemen en dat daarbij zijn inhoudelijke bezwaren tegen de gekozen locatie aan de [straatnaam] meegenomen zouden worden.
Inmiddels is dit aanwijzingsbesluit door het college genomen en heeft eiser - zo blijkt uit de stukken - hiertegen bezwaar gemaakt. In de bezwaarprocedure kan eiser zijn (inhoudelijke) gronden over de locatie, de gevolgde procedure waaronder het niet betrekken van derde-belanghebbenden en eventuele geleden en te leiden schade door de aanwijzing van de locatie naar voren brengen.
Deze inhoudelijke gronden kunnen in het voorliggende beroep - dat ziet op het al dan niet terecht niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar bij besluit van 15 december 2022 - niet aan de orde komen.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep verder niet inhoudelijk beoordeelt. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van A. Lemaire, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2021:615.