ECLI:NL:RBZWB:2023:6016

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5989
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake subsidie voor project Intrinsiek duurzaam inzetbaar

In deze tussenuitspraak van 23 augustus 2023 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van Stichting Buitenschoolse Kindvoorzieningen PCPO Midden-Brabant tegen de definitieve vaststelling van subsidie door de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen voor het project 'Intrinsiek duurzaam inzetbaar'. De minister had in het primaire besluit van 7 december 2021 de subsidie vastgesteld op € 0,-, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de subsidie op nihil is gesteld, met name in het licht van de argumenten van eiseres over maatwerk en de verschillen tussen de projecten van eiseres en het zusterbedrijf. De rechtbank stelt de minister in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde zijn. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5989 BELEI
tussenuitspraak van 23 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
Stichting Buitenschoolse Kindvoorzieningen PCPO Midden-Brabant, uit Breda, eiseres,
[gemachtigde],
en

de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, verweerder.

Procesverloop

In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de definitieve vaststelling van subsidie voor het project Intrinsiek duurzaam inzetbaar.
In het besluit van 7 december 2021 (primair besluit) heeft de minister de subsidie uit het Europees Sociaal Fonds voor het project Intrinsiek duurzaam inzetbaar vastgesteld op € 0,-. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 28 november 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van de minister, mr. [minister 1], [minister 2] en mr. [minister 3], deelgenomen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

1.1.
Eiseres heeft op 25 juni 2018 een subsidie uit het Europees Sociaal Fonds aangevraagd voor het project ‘Intrinsiek duurzaam inzetbaar’. Het doel van het project is om te zorgen dat zoveel mogelijk medewerkers zich bewust zijn van hun eigen inzetbaarheid en meer verantwoordelijkheid nemen om goed, gemotiveerd, gezond en met plezier te kunnen blijven werken.
1.2.
In het besluit van 1 oktober 2018 heeft de minister een subsidie uit het Europees Sociaal Fonds ter hoogte van € 12.500,- verleend voor de periode van 2 oktober 2018 tot 2 oktober 2019. Daarbij heeft de minister aangegeven dat het uiteindelijk uit te keren subsidiebedrag zal worden vastgesteld na ontvangst van de einddeclaratie.
1.3.
Eiseres heeft op 29 januari 2020 de einddeclaratie ingediend. Naar aanleiding van de einddeclaratie heeft de minister eiseres gevraagd om meer informatie. Bij e-mail van 8 april 2021 heeft eiseres gereageerd op het verzoek van de minister.
1.4.
In de brief van 5 juli 2021 heeft de minister aan eiseres laten weten dat zij voornemens is om de subsidie uit het Europees Sociaal Fonds vast te stellen op € 0,-. Eiseres is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Eiseres heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en bij e-mail van 18 september 2021 een zienswijze ingediend.
1.5.
In het primaire besluit heeft de minister de subsidie uit het Europees Sociaal Fonds voor het project Intrinsiek duurzaam inzetbaar vastgesteld op € 0,-. Bij het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister op goede gronden de subsidie uit het Europees Sociaal Fonds voor het project Intrinsiek duurzaam inzetbaar op € 0,- heeft vastgesteld.
Wettelijk kader
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft de minister op goede gronden de subsidie op nihil gesteld?
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de minister de subsidie op nihil heeft gesteld, omdat er geen sprake zou zijn van maatwerk. Het project van eiseres heeft te veel overeenkomsten met het project van het zusterbedrijf Stichting Protestants-Christelijk Primair Onderwijs Midden-Brabant (het zusterbedrijf). Het lijkt er daarom op dat er een gezamenlijk project is uitgevoerd, in plaats van twee separate projecten. Of er sprake is van onredelijke of niet noodzakelijke kosten is door de minister in het bestreden besluit niet beoordeeld, nu er volgens de minister geen sprake is van maatwerk.
4.2.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de minister de subsidie ten onrechte op nihil heeft gesteld, omdat wel degelijk sprake is van maatwerk. De uren van de afzonderlijke projecten zijn niet dubbel opgevoerd, maar efficiënter besteed om zo schaalvoordeel te creëren. Hierdoor hadden beide projecten minder algemene uren en meer ruimte voor individuele adviestrajecten met medewerkers van de betreffende organisatie. Er is dus sprake van twee aparte projecten waarbij de adviezen zijn toegesneden op de aanvrager en op haar werknemers. Nu het om twee zusterbedrijven gaat, heeft de adviseur zo veel mogelijk getracht de schaalvoordelen te benutten. Dit laat onverlet dat de aanvragers en hun bijbehorende werknemers projectmatig zijn gescheiden. In beide gevallen zijn de adviezen en de implementatie daarvan toegesneden op eiseres en haar werknemers. Dit blijkt ook uit de rapportages en presentaties. De eventueel gemaakte kosten zijn ook gedeeld door twee.
Samengevat stelt eiseres dus dat er wel sprake is van maatwerk, omdat er individuele adviestrajecten hebben plaatsgevonden. Dit is terug te lezen in de eindrapportage van het project, de aangeleverde beschrijving van het maatwerkverloop en de urenverantwoording. Beide adviestrajecten zijn juist maatwerk. Iedere medewerker heeft zijn eigen verhaal, situatie en aandachtspunten.
4.3.
De minister stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van maatwerk. De stukken van eiseres en die van het zusterbedrijf vertonen grote gelijkenissen. Zeker als naar de adviezen in de eindrapporten wordt gekeken. De bewoordingen zijn net wat anders, maar inhoudelijk komen de adviezen volgens de minister grotendeels overeen. Daarom kan de minister niet duidelijk concluderen dat er sprake is van maatwerk.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van maatwerk. De minister stelt, zo begrijpt de rechtbank, dat maatwerk moet blijken uit de inhoud van de geadviseerde interventies. Maatwerk ontbreekt volgens de minister in dit specifieke geval, omdat de geadviseerde interventies in beide projecten te veel op elkaar lijken. De rechtbank kan dat standpunt niet volgen. Dat een advies, op grond van artikel B8a Bijlage I van de Subsidieregeling ESF 214-2020 (de subsidieregeling), duidelijk moet zijn toegesneden op de aanvrager en de werkenden betekent niet dat het niet zo kan zijn dat de problematiek en de daarop gerichte interventies soortgelijk zijn aan die bij een ander project. De rechtbank vindt het dan ook niet onbegrijpelijk dat het project van eiseres en het zusterbedrijf erg op elkaar lijken. Het gaat immers om werknemers die werkzaam zijn in vergelijkbare branches (namelijk onderwijs en kinderopvang).
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd, nu de subsidie voor het project van het zusterbedrijf wel is toegekend. De minister was kennelijk van mening dat bij dat project wel sprake was van voldoende maatwerk. Het is voor de rechtbank dan ook (nog) onduidelijk waarom er bij het project van eiseres, dat vergelijkbaar is in aanpak en uitvoering, geen sprake kan zijn van maatwerk. Daarbij ziet de rechtbank diverse aanknopingspunten om ook in het geval van eiseres tot maatwerk te komen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat tussen partijen niet in geschil is dat er sprake is van twee afzonderlijke projectgroepen die onafhankelijk van elkaar hebben gefunctioneerd. Daarnaast is door de minister ook niet betwist dat er individuele adviesgesprekken met alle deelnemende werknemers zijn geweest en dat de resultaten van de gesprekken en de vragenlijsten zijn verwerkt in twee afzonderlijke groepsrapportages. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze activiteiten niet worden aangemerkt als algemene of universele werkzaamheden. Deze activiteiten waren onderscheidenlijk gericht op het bedrijf van eiseres of op het zusterbedrijf. Hoewel zich in beide organisaties vergelijkbare problematieken voordoen, blijkt uit de tabel bij het aanvullend beroepschrift van 12 juni 2023 wel dat deze problemen zich in afwijkende percentages voordoen. Er zijn dan ook diverse accentverschillen opgenomen in de afzonderlijk geformuleerde adviezen.
4.5.
Nu de rechtbank van oordeel is dat onduidelijk is waarom de minister van mening is dat er geen sprake is van maatwerk, dient de minister dit nader te motiveren. In de nadere motivering dient de minister in te gaan op hetgeen hierboven door de rechtbank is geoordeeld. De minister zal in zijn motivering in moeten gaan op het feit dat de projecten in twee afzonderlijke organisaties zijn uitgevoerd, de projectgroepen onafhankelijk van elkaar hebben gefunctioneerd, er individuele gesprekken hebben plaatsgevonden en de bevindingen en adviezen zijn verwerkt in twee afzonderlijke rapportages. Ook dient er dan rekening te worden gehouden met het feit dat zich weliswaar in beide organisaties vergelijkbare problematieken voordoen, maar in afwijkende percentages.
Bestuurlijke lus
5. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten ‘bestuurlijke lus’. De rechtbank ziet aanleiding om van deze gelegenheid gebruik te maken en zal de minister in de gelegenheid stellen om nader te motiveren waarom de subsidie op nihil is gesteld. Daarbij dient de minister te motiveren waarom er geen sprake is van maatwerk.
6. De rechtbank zal de termijn waarbinnen de minister het gebrek kan herstellen bepalen op vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Als de minister hiervan geen gebruik wil maken, dan dient de minister dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als de minister wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de minister. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder nadere zitting einduitspraak doen.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt de minister in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de overwegingen 4.4. en 4.5. van deze tussenuitspraak is overwogen;
  • draagt de minister op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 23 augustus 2023 en openbaar gemaakt doormiddel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.

Bijlage

Wettelijk kader
Bijlage I van de Subsidieregeling ESF 2014-2020:
Artikel B4
1. Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel de bevordering van duurzame inzetbaarheid van werkenden door:
a. het verkrijgen van advies met een implementatieplan; of
b. het verkrijgen van begeleiding bij de implementatie van een advies, waaronder het in dialoog met de werkenden aanpassen van de organisatie van het werk.
2. Een project als bedoeld in het eerste lid is gericht op:
a. het bevorderen van gezond en veilig werken, waaronder een gezondere leefstijl het terugdringen van werkstress en ongewenst gedrag in de werksfeer;
b. het bevorderen van een leercultuur voor werkenden, waaronder het erkennen van niet-bedrijfsspecifieke kennis en vaardigheden;
c. het stimuleren van interne mobiliteit van werkenden, het anticiperen op individuele ambities en ontwikkelmogelijkheden en het begeleiden van werknemers naar ondernemerschap; of
d. het bevorderen van een flexibele werkcultuur, waaronder het invoeren van flexibel arbeidstijdenmanagement.
Artikel B8
In afwijking van artikel 12 komen slechts voor subsidie in aanmerking de kosten van de door de adviseur investeringsprioriteit B werkelijk gerealiseerde uren voor ten minste een van de onderstaande activiteiten, aantoonbaar gericht op een of meer thema’s of activiteiten uit artikel B4:
het opstellen van een advies met implementatieplan;
het begeleiden bij het implementeren van een advies.
Artikel B8a
Niet voor subsidiëring komen in aanmerking:
procesverbetering, met uitzondering van de activiteiten, bedoeld in artikel B4, tweede lid;
scholing;
technische innovatie;
activiteiten die plaatsvinden in het kader van een wettelijke verplichting;
en advies of begeleiding bij de implementatie van een advies, niet zijnde door de adviseur duidelijk toegesneden op de aanvrager en de werkenden middels maatwerk.