6.3Het oordeel van de rechtbank
Onder invloed van verdovende middelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en aan de vernieling van een ruit.
De rechtbank tilt met name zwaar aan de poging tot doodslag. Zowel verdachte als het slachtoffer hadden een kamer in de woning aan de [adres 2] in [plaats] . Juist in de eigen woning had het slachtoffer zich veilig moeten voelen. Echter juist in die woning is het slachtoffer geconfronteerd geworden met een uitbarsting van geweld door verdachte. In zijn eigen kamer heeft het slachtoffer, volgens zijn eigen verklaring, moeten vechten voor zijn leven toen verdachte hem met een mes meerdere malen in het lichaam stak en snijverwondingen toebracht.
Door zijn handelen heeft verdachte het slachtoffer veel leed aangedaan. Dat het feit een grote impact op hem heeft gehad blijkt ook wel uit de toelichting die is gegeven op de door hem ingediende vordering tot schadevergoeding. Hij heeft onder meer veel pijn gehad, een operatie moeten ondergaan en een tijdlang niet kunnen werken, omdat hij daar lichamelijk en mentaal niet toe in staat was.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen sanctie heeft de rechtbank betrokken de adviezen die zijn uitgebracht door de hiervoor al genoemde psychiater en psycholoog.
Beide deskundigen adviseren verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs-maatregel) met verpleging van overheidswege op te leggen.
Aangegeven is dat de kans op herhaling van gewelddadig gedrag hoog is. Er zijn veel risicofactoren aanwezig en vrijwel geen beschermende factoren. Ter zitting is door de verdediging gemeld dat verdachte bij zijn zus zou kunnen gaan wonen hetgeen een beschermende factor zou kunnen zijn. De deskundige [psychiater] ziet dat echter niet als een beschermende factor, zo heeft zij ter zitting verklaard, en de deskundige [psycholoog] heeft daar nog aan toegevoegd dat sprake is van een stoornis waarvoor professionele zorg nodig is.
Verder blijkt uit de rapporten dat verdachte geen vertrouwen heeft in hulpverlening en instanties. Overwogen is of de noodzakelijke behandeling die klinisch dient plaats te vinden vormgegeven kan worden binnen een voorwaardelijk strafdeel of een tbs met voorwaarden. Ingeschat is dat verdachte niet akkoord zal gaan met de voorwaarden indien dat betekent dat hij nog niet mag terugkeren naar zijn gezin en in de praktijk onvoldoende zal meewerken aan zijn behandeling. Daarom wordt een tbs met dwangverpleging door de deskundigen gezien als het best passende juridische kader. Daarbij is aangegeven dat een zorgmachtiging niet haalbaar is omdat verdachte zich zal onttrekken aan zorg en naar het buitenland zal vertrekken waar een zorgmachtiging niet meer geldig is. Het terugbrengen van het recidiverisico dient bovendien nadrukkelijk onder de aandacht te zijn en een zorgmachtiging is daarvoor geen geschikt kader.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van de feiten, met name feit 1 en het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij al diverse malen, zowel in Nederland als in Polen met justitie in aanraking is geweest, is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling noodzakelijk is. De rechtbank kan zich dan ook geheel vinden in het advies van de deskundigen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf onder feit 1 is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek, de noodzaak tot behandeling daarvan en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk.
De tbs-maatregel wordt opgelegd wegens poging tot doodslag, een misdrijf dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Voor een tbs met voorwaarden of een andere maatregel ziet de rechtbank geen ruimte, omdat verdachte niet gemotiveerd lijkt te zijn om daaraan mee te werken.
Daarnaast acht de rechtbank, anders dan door de raadsman verzocht, een gevangenisstraf voor de duur van 342 dagen noodzakelijk. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de mate waarin het feit aan verdachte kan worden toegerekend enerzijds en de impact die het feit op het slachtoffer en de samenleving heeft gehad anderzijds. Tevens is daarbij rekening gehouden met de duur van het voorarrest en de omstandigheid dat een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest niet in de weg staat aan een eventuele latere overdracht van de sanctie aan Polen. Uit informatie van de IND van 24 juli 2023 en de daarop ter zitting gegeven toelichting van de officier van justitie blijkt dat een combinatiesanctie als thans wordt opgelegd, overgedragen kan worden aan Polen nu verdachte deze gevangenisstraf volledig heeft uitgezeten bij het wijzen van dit vonnis.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Afsluitend concludeert de rechtbank dat de door de officier van justitie gevorderde sanctie passend en geboden is.