In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het UWV volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 22 december 2022 tegen het besluit van 22 november 2022 betreffende de wijziging van zijn WGA-uitkering naar een WGA-vervolguitkering met ingang van 13 juni 2022 ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het UWV niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist op het bezwaar van eiser. Eiser heeft het bezwaarschrift ingediend op 22 december 2022 en het UWV had uiterlijk op 13 juni 2023 moeten beslissen. Aangezien het UWV deze termijn heeft overschreden, heeft eiser het UWV op 14 juni 2023 in gebreke gesteld. De rechtbank bepaalt dat het UWV alsnog binnen twee weken na deze uitspraak moet beslissen, maar geeft het UWV in dit geval vier maanden de tijd om een beslissing te nemen, gezien de omstandigheden.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, waardoor het UWV verplicht is om de proceskosten van eiser te vergoeden, die in dit geval € 418,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 augustus 2023 en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.