ECLI:NL:RBZWB:2023:5997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juni 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
02-050229-23; 02-020601-23; 02-322076-22; 02-335264-22 (ttz. gev)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor meerdere inbraken, diefstallen, verduistering en vernieling met toegewezen vorderingen van benadeelde partijen

Op 9 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbraken, diefstallen, verduistering en vernieling. De verdachte, geboren in 1997 en gedetineerd in de PI Middelburg, werd op 18 januari 2023 beschuldigd van het verduisteren van een fiets en op 9 december 2022 van het stelen van thermostaten. Daarnaast heeft hij op 18 februari 2023 een elektrische fiets gestolen door in te breken. Gedurende een periode van enkele maanden heeft de verdachte meerdere inbraken gepleegd bij apotheken in Vlissingen, waarbij hij medicijnen heeft gestolen. De rechtbank heeft de tenlastelegging onder verschillende parketnummers gevoegd en de verdachte is op 26 mei 2023 inhoudelijk gehoord. De officier van justitie heeft alle feiten wettig en overtuigend bewezen geacht, terwijl de verdediging zich refereerde aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is tot schadevergoeding aan de benadeelden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-050229-23; 02-020601-23; 02-322076-22; 02-335264-22 (ttz. gev)
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in de PI Middelburg, Torentijdweg 1, 4337 PE Middelburg,
raadsman: mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 mei 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging onder parketnummer 02-050229-23 is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02-050229-23
op 18 februari 2023 te Koudekerke een elektrische fiets heeft gestolen van [slachtoffer 1] door in te breken;
op meerdere tijdstippen in de periode van 21 december 2022 tot en met 15 februari 2023 te Vlissingen heeft ingebroken bij [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en daar telkens medicijnen heeft meegenomen;
op meerdere tijdstippen in de periode van 16 januari 2023 tot en met 5 februari 2023 te Vlissingen heeft geprobeerd in te breken bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ;
op 17 februari 2023 te Vlissingen een ruit van [benadeelde 4] heeft vernield;
02-020601-23
op 18 januari 2023 te Oost-Souburg een fiets van [benadeelde 5] heeft verduisterd;
02-322076-22
op 9 december 2022 thermostaten heeft gestolen van [benadeelde 6] te Vlissingen;
02-335264-22
op 24 december 2022 te Vlissingen parfum van [benadeelde 7] heeft gestolen en daarbij geweld heeft gebruikt;
op 20 december 2022 te Vlissingen heeft geprobeerd goederen te stelen uit de [benadeelde 8] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de (groten)deels bekennende verklaring van verdachte en de bewijsmiddelen in het dossier. Voor wat betreft feit 2, derde gedachtestreepje (02-050229-23) geldt dat de werkwijze vergelijkbaar was met de feiten die verdachte heeft bekend. Bij feit 1 (02-335264-22) kan het geweld wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de verschillende getuigenverklaringen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft feit 2, derde gedachtestreepje (02-050229-23) en is van mening dat alle andere feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, omdat verdachte die feiten heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-050229-23 -
feit 2, derde gedachtestreepje
Tussen vrijdag 3 februari 2023 om 17:30 uur en zondag 5 februari 2023 om 06:00 uur heeft er een inbraak plaatsgevonden in [benadeelde 1] te Vlissingen, waarbij het raam is ingegooid met een stoeptegel en er medicijnen zijn meegenomen.
Verdachte heeft bekend dat hij in de periode van 21 december 2022 tot en met 15 februari 2023 heeft ingebroken (of dat heeft geprobeerd) bij verschillende apotheken in Vlissingen, waaronder ook bij [benadeelde 1] . De rechtbank acht ook deze inbraak wettig en overtuigend bewezen, gelet op de omstandigheden waaronder die inbraken zijn gepleegd, de vergelijkbare werkwijze (modus operandi), de pleegdatum die valt binnen de hiervoor genoemde periode en de verklaring van verdachte dat hij het zich niet goed kan herinneren, maar dat de kans heel groot is dat hij er verantwoordelijk voor is.
02-335264-22 –
feit 1
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte op 24 december 2022 parfum heeft gestolen bij [benadeelde 7] te Vlissingen en dat hij, toen hij werd betrapt, probeerde te vluchten en daarbij aangever tegen het kassablok heeft geduwd. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben gezien dat er een worsteling heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangever, waarbij aangever hard tegen het kassablok is gevallen.
Verdachte ontkent dat hij geweld heeft gebruikt, maar bekent wel dat hij de diefstal heeft gepleegd en heeft geprobeerd te vluchten toen hij werd betrapt, maar dat hij werd tegengehouden.
Gelet daarop volgt de rechtbank de verklaring van aangever en in combinatie met de verklaringen van de getuigen acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een diefstal met geweld heeft gepleegd.
Overige feiten
Aangezien verdachte ten aanzien van de overige feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering – indien hoger beroep wordt ingesteld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-050229-23
1
op 18 februari 2023 te Koudekerke, gemeente Veere, een (elektrische) fiets, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 21 december 2022 tot en met 15 februari 2023 te Vlissingen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- op 21 december 2022 te Vlissingen één of meerdere medicijnen die aan [benadeelde 1] toebehoorden en
- op 28 december 2022 te Vlissingen één of meerdere medicijnen die aan [benadeelde 2] toebehoorden en
- in de periode van 3 februari 2023 tot en met 5 februari 2023 te Vlissingen één of meerdere medicijnen, die aan [benadeelde 1] toebehoorden en
- op 7 februari 2023 te Vlissingen één of meerdere medicijnen die aan [benadeelde 3] toebehoorden en
- op 15 februari 2023 te Vlissingen één of meerdere medicijnen die aan [benadeelde 3] toebehoorden,
terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
door middel van braak;
3
op meerdere tijdstippen in de periode van 16 januari 2023 tot en met 5 februari 2023 te Vlissingen, ter uitvoering van de door verdachte voorgenomen misdrijven om één of meerdere medicijnen, in elk geval enig(e) goed(eren), die aan [benadeelde 1]
en/of aan [benadeelde 2] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich telkens toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak in de periode van 16 tot en met 17 januari 2023 een stoeptegel tegen de ruit van [benadeelde 1] heeft gegooid en in de periode van 3 tot en met 5 februari 2023 een (raam van een) nooddeur heeft geforceerd bij [benadeelde 2] terwijl de uitvoering van die voorgenomen misdrijven niet is voltooid;
4
op 17 februari 2023 te Vlissingen, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, die aan [benadeelde 4] toebehoorde heeft vernield;
02-020601-23
op 18 januari 2023 te Oost-Souburg, gemeente Vlissingen opzettelijk een fiets (merk BSP, type Boozz), toebehorende aan [benadeelde 5] en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
datverdachte een proefrit met voornoemde fiets ging maken ter eventuele aankoop van deze fiets, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
02-322076-22
op 9 december 2022 te Vlissingen, meerdere thermostaten, die aan [benadeelde 6] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02-335264-22
1
op 24 december 2022 te Vlissingen
- parfum (merk Versace) en
- parfum (merk Chanel),
die aan [benadeelde 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, door die [slachtoffer 2] te duwen waardoor deze ten val kwam tegen een kassablok;
2
op 20 december 2022 te Vlissingen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig(e) goed/goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3]
en/of [benadeelde 8] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen met een koevoet, althans een hard voorwerp, een ruit in te slaan, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Hij houdt daarbij rekening met de ernst en de hoeveelheid van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een onvoorwaardelijke straf gelijk aan de duur van het voorarrest en een forse voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Hulp voor de verslavingsproblematiek van verdachte is van groot belang om de kans op recidive te verminderen, omdat verdachte de feiten heeft gepleegd om in zijn verslaving te kunnen voorzien. Van belang is dat de opname zo spoedig mogelijk start en het is essentieel dat hij vanuit de gevangenis rechtstreeks naar een kliniek gaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal vermogensdelicten in een periode van enkele maanden. Hij heeft onder andere meerdere inbraken bij een drietal apotheken gepleegd en daartoe pogingen ondernomen, waardoor de betreffende apotheken meermalen in een korte periode slachtoffer werden. Verdachte heeft daarbij medicatie gestolen, waaronder ook medicatie op naam. De rechtbank vindt het kwalijk dat hij er daarmee voor heeft gezorgd dat patiënten hierdoor mogelijk niet tijdig over de voor hen benodigde medicatie hebben kunnen beschikken. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, waaraan het slachtoffer pijn en letsel heeft overgehouden. Met deze vermogensdelicten heeft verdachte voor veel schade en overlast gezorgd voor de betreffende slachtoffers en blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendom van een ander. Hij heeft slechts oog gehad voor zijn eigen financiële gewin om zo in zijn verslaving te kunnen voorzien. Dergelijke feiten zorgen niet alleen voor schade bij de slachtoffers, maar ook voor onrust in de maatschappij in het algemeen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 21 april 2023. Hieruit volgt dat de verslavingsproblematiek van verdachte ten grondslag ligt aan zijn delictgedrag. Er is sprake van ernstige problemen op alle leefgebieden en het risico op recidive wordt hoog ingeschat. Verdachte beschikt al enige tijd niet over huisvesting en werk en/of dagbesteding en er is sprake van financiële problematiek en bewindvoering. Het ontbreekt verdachte aan een steunend netwerk en hij heeft een zorgmijdende houding. Hij legt de verantwoordelijkheid voor het oplossen van problemen buiten zichzelf en de afgelopen jaren kwamen (langdurige) begeleidings- en behandeltrajecten niet van de grond. Uit verdiepingsonderzoek komt naar voren dat een forensisch klinisch behandeltraject is geïndiceerd, gevolgd door een ambulant behandeltraject. De reclassering vindt dat na de klinische behandeling ingezet moet worden op een verblijf in een begeleide woonvorm. Verdachte toont zich gemotiveerd tot het aangaan van deze trajecten. Geadviseerd wordt om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, opname in een zorginstelling, het meewerken aan het hebben en houden van dagbesteding en het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole, met reclasseringstoezicht.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de ernst en de hoeveelheid van de feiten en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor soortgelijke feiten in beginsel een hogere straf rechtvaardigen dan de straf die door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal echter geen hogere straf opleggen dan is gevorderd, omdat zij de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaar meeweegt. Verdachte is onder moeilijke omstandigheden opgegroeid, is op jonge leeftijd drugsverslaafd en dakloos geraakt en heeft hierdoor in korte tijd veel strafbare feiten gepleegd, die in zekere zin ook een schreeuw om hulp zijn. De rechtbank is van oordeel dat passende hulp en begeleiding voor verdachte van groot belang is om zijn leven weer op de rit te krijgen en het recidiverisico te verlagen. Een fors voorwaardelijk strafdeel is daarom noodzakelijk, om bijzondere voorwaarden en reclasseringstoezicht aan verdachte op te kunnen leggen, maar ook om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, passend. De rechtbank zal daarbij de door de reclassering geadviseerde voorwaarden opleggen en de proeftijd op drie jaar bepalen, omdat langdurige hulp en begeleiding van belang is voor verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partijen

[benadeelde 2]
De vordering van de benadeelde partij
De [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 3.673,64 aan materiële schade voor feit 2 en feit 3 (02-050229-23), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade bestaat uit € 1.408,44 aan glasschade, € 90,30 voor diverse medicatie, € 1.098,= voor een printer en € 1.076,90 voor een ventilator. Aanvullend is nog een bedrag van € 1.179,75 gevorderd wegens glasschade.
De standpunten
De officier van justitie acht een bedrag van € 2.139,= voor de schade ten aanzien van de noodvoorzieningen (exclusief BTW) toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, primair omdat de benadeelde partij was verzekerd voor inbraak en alle schade mogelijk al is vergoed. Subsidiair komen slechts de kosten exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking en resteert voor de glasschade een bedrag van € 1.164,=. De overige posten zijn bij de verzekering opgegeven. Ten aanzien van de printer en ventilator kan de aard en omvang van de schade niet worden vastgesteld, omdat onderbouwing van de schade ontbreekt.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt dat de schade ten aanzien van medicatie, de printer en de ventilator ter vergoeding lijkt te zijn opgegeven bij zijn verzekeringsmaatschappij. Het is onduidelijk of deze schade is vergoed door de verzekeringsmaatschappij en of er dus nog sprake is van daadwerkelijke schade.
De rechtbank stelt verder vast [benadeelde 2] een besloten vennootschap betreft, waardoor sprake is van ondernemerschap in de zin van de wet omzetbelasting en zij de BTW kan verrekenen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat slechts de schade exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking komt.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 2.139,= aan materiële schade, te weten de glasschade van € 1.164,- en € 975,- exclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2023 tot de dag van voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Boots Apotheken [benadeelde 1] (en [benadeelde 3] )
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde 1] (en [benadeelde 3] ) vordert een schadevergoeding van € 12.157,45 voor de feiten 2 en 3 (02-050229-23), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De schade bestaat uit € 686,49 en € 1.050,04 en € 926,75 voor het aanbrengen van noodvoorzieningen, € 2.250,42 voor extra inzet beveiliging, € 5.898,75 voor het aanbrengen van inbraakwerende folie, € 1.000,= voor herstel raambekleding en € 345,= voor de inzet van personeel in de nacht.
De standpunten
De officier van justitie acht een bedrag van € 2.283,71 voor de schade ten aanzien van de noodvoorzieningen (exclusief BTW) toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van de noodvoorzieningen geldt dat de facturen zien op andere data dan die van de strafbare feiten. Kosten voor extra beveiliging en inbraakwerende folie zijn niet te kwalificeren als rechtstreekse schade. Daarbij komt dat de benadeelde partij een schadebeperkingsplicht heeft.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank is ten aanzien van de kosten voor extra inzet beveiliging en het aanbrengen van inbraakwerende folie van oordeel dat onvoldoende is vast komen te staan dat dit rechtstreekse schade ten gevolge van de strafbare feiten betreft. Verder is de schade ten aanzien van het herstel van de raambekleding en de inzet van personeel in de nacht niet onderbouwd (bijvoorbeeld door middel van facturen).
De rechtbank stelt verder vast dat [benadeelde 1] (en ook [benadeelde 3] ) een besloten vennootschap betreft, waardoor sprake is van ondernemerschap in de zin van de wet omzetbelasting en zij de BTW kan verrekenen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat slechts de schade exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking komt.
De rechtbank is van oordeel dat ondanks dat op de facturen voor de noodvoorzieningen een andere datum dan de pleegdatum staat vermeld, kan worden aangenomen dat deze noodvoorzieningen nodig waren als gevolg van de strafbare feiten. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot een bedrag van € 2.283,71 aan materiële schade, te weten de kosten voor het aanbrengen van de noodvoorzieningen exclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2023 tot de dag van voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 4]
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert namens [benadeelde 5] een schadevergoeding van € 2.899,= aan materiële schade (voor het feit onder 02-020601-23), vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit betreft de (verkoopprijs) van de gestolen fiets. Ter zitting heeft de benadeelde partij kenbaar gemaakt dat de inkoopprijs (inclusief BTW) € 2.249,25 betreft.
De standpunten
De officier van justitie acht een bedrag van € 1.858,88 betreffende de inkoopwaarde van de fiets (exclusief BTW) toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente en met de schadevergoedingsmaatregel. De verdediging stelt zich op het standpunt dat slechts de inkoopprijs van de fiets (exclusief BTW), geschat op een bedrag van € 1.750,= toewijsbaar is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 4] schade heeft gevorderd in zijn hoedanigheid als vertegenwoordiger van [benadeelde 5] , dat een vennootschap onder firma betreft, waardoor sprake is van ondernemerschap in de zin van de wet omzetbelasting en zij de BTW kan verrekenen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat slechts de schade exclusief BTW voor vergoeding in aanmerking komt. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.777,07 aan materiële schade, te weten de inkoopprijs van de fiets exclusief BTW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2023 tot de dag van voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 311, 312, 321 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-050229-23
feit 1:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2:
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 3, primair:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
02-020601-23
verduistering;
02-322076-22
diefstal;
02-335264-22
feit 1:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken;
feit 2:
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan 9 (negen) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de verslavingsreclassering van Tactus, Verlengde Ooyerhoekseweg 30, 7207 BJ Zutphen, en zich blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in FVK Piet Roordakliniek, Verlengde Ooyerhoekseweg 30, 7207 BJ Zutphen of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs/medicatie om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controles. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- voorwaarden daarbijzijn:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
[benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de [benadeelde 2]
van € 2.139,= ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] (feit 2 en 3 van 02-050229-23), € 2.139,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 31 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[benadeelde 1] (en [benadeelde 3] )
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] (en [benadeelde 3] ) van € 2.283,71 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] (en [benadeelde 3] ) (feiten 2 en 3 van 02-050229-23), € 2.283,71 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 15 februari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 32 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 1.777,07 ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer 4] (02-020601-23), € 1.777,07 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 18 januari 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 26 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.E. Mullers, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juni 2023.
Mr. Mullers en mr. Speekenbrink zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.