ECLI:NL:RBZWB:2023:5989

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
10294100 CV EXPL 23-257
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • R. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op opschortingsrecht in civiele procedure; verjaring en proceskosten

Op 25 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiser in conventie], vertegenwoordigd door Betalis BV, en [gedaagden in conventie], vertegenwoordigd door mr. C.A.M.H. Vink. De zaak betreft een geschil over de vraag of [gedaagden in conventie] een deel van de factuur van [eiser in conventie] mocht achterhouden op basis van het opschortingsrecht. De werkzaamheden waarvoor de factuur was verzonden, zijn in augustus 2020 opgeleverd. [gedaagden in conventie] heeft zich pas in december 2022, meer dan twee jaar na de oplevering, beroepen op gebreken in de uitvoering van het werk. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagden in conventie] niet tijdig heeft gereageerd op de gebreken en dat het beroep op het opschortingsrecht niet slaagt. De vordering van [eiser in conventie] wordt toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van [gedaagden in conventie] wordt afgewezen.

De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente toegewezen over het bedrag dat [gedaagden in conventie] verschuldigd is aan [eiser in conventie]. Daarnaast is [gedaagden in conventie] veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 935,96. De vordering in reconventie is afgewezen, en [eisers in reconventie] zijn veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is opgemaakt in een proces-verbaal dat op 1 augustus 2023 is verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10294100 CV EXPL 23-257
proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 25 juli 2023
in de zaak van:
[eiser in conventie] h.o.d.n. [bedrijf eiser] ,
te [plaats 1] , [gemeente] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: Betalis BV,
tegen

1.[gedaagde in conventie sub 1]

2. [gedaagde in conventie sub 2]

te [plaats 2] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. C.A.M.H. Vink.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie] en [gedaagden in conventie] (in mannelijk enkelvoud) worden genoemd.
Aanwezig zijn mr. Rouwen, kantonrechter, en mr. Kalicharan, griffier.
Na uitroeping van de zaak zijn verschenen [eiser in conventie] , bijgestaan door de heer
[gemachtigde] als gemachtigde, en [gedaagde in conventie sub 1] (met zijn zoon als toehoorder), bijgestaan door mr. N. Roovers als gemachtigde.
Nagekomen processtukken zijn:
- de conclusie van antwoord in reconventie met bijlage 1;
- de akte overlegging producties van 5 juli 2023 met producties 7 tot en met 9 van [gedaagden in conventie] ;
- de brief van 13 juli 2023 met productie 10 van [gedaagden in conventie] .

1.De procedure

In deze zaak heeft vandaag een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De aantekeningen van de zitting bevinden zich in het dossier. De kantonrechter heeft daarna de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de kantonrechter in aanwezigheid van beide partijen mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 29a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dit proces-verbaal opgemaakt.

2.Waar gaat deze zaak over?

In conventie gaat het om de vraag of [gedaagden in conventie] met een beroep op het opschortingsrecht een deel van de factuur van [eiser in conventie] mocht achterhouden. In reconventie ligt de vraag voor of [eiser in conventie] de kosten voor herstelwerkzaamheden aan [gedaagden in conventie] dient te vergoeden.

3.De motivering

3.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie worden deze hierna gezamenlijk beoordeeld.
3.2.
Centraal in deze zaak staat de vraag of [gedaagden in conventie] met een beroep op het opschortingsrecht een deel van de factuur van [eiser in conventie] mocht achterhouden. [gedaagden in conventie] stelt dat het werk dat door [eiser in conventie] is geleverd gebrekkig is gedaan. De werkzaamheden zijn omstreeks augustus 2020 opgeleverd, althans dateert de factuur van 24 augustus 2020. Naar aanleiding van die factuur heeft [gedaagden in conventie] zich via Whatsapp-berichten beklaagd over de samenwerking met [eiser in conventie] en de hoogte van de factuur. Dat heeft er toe geleid dat [gedaagden in conventie] € 2.500,00 niet heeft betaald. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagden in conventie] zich toen in deze berichten niet beroepen op een opschortingsrecht. Zo heeft hij daarin [eiser in conventie] niet aangezegd binnen een redelijke termijn de gebreken te herstellen. Die aanzegging is eerst bij brief van 12 december 2022 van zijn gemachtigde aan de gemachtigde van [eiser in conventie] toegezonden naar aanleiding van diens sommatie. In die brief van de gemachtigde van [gedaagden in conventie] wordt melding gemaakt van scheefliggende dakpannen en verkeerd gebruikte gootstukken. Artikel 6:89 BW bepaalt dat [gedaagden in conventie] binnen bekwame tijd bij [eiser in conventie] het gebrek in de uitvoerring van het werk had moeten melden. Op dit tijdsverloop doet [eiser in conventie] ook nadrukkelijk een beroep. [gedaagden in conventie] heeft in deze procedure niet kunnen aantonen dat hij eerder dan december 2022, dus ruim 2 jaar na dato, het gebrek kenbaar heeft gemaakt aan [eiser in conventie] en een hersteltermijn heeft gegeven. Sterker nog: [gedaagden in conventie] wist van het gebrek, vond dat dit nog moest worden aangepakt, maar heeft [eiser in conventie] daar niet aantoonbaar toe aangemaand. Daarom komt hem, zoals artikel 6:89 BW bepaalt, geen beroep meer toe op het – gestelde – gebrek en het daaraan gekoppelde opschortingsrecht. Dat betekent dat het verweer niet slaagt en de vordering in conventie moet worden toegewezen en die in reconventie afgewezen.
3.3.
De in conventie gevorderde wettelijke rente wordt ook toegewezen zoals door [eiser in conventie] is gevorderd.
3.4.
[eiser in conventie] vordert vervolgens een bedrag van € 375,00 als vergoeding van de buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter overweegt dat [eiser in conventie] , op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) samenhangende wettelijke bepalingen, in de onderhavige zaak moet aantonen dat hij een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft verzonden aan [naam]. Gelet op de bij dagvaarding overgelegde brief van 29 november 2022 heeft hij aan deze vereisten voldaan. Het gevorderde bedrag komt vervolgens overeen met de daarvoor geldende tarieven. Ook dit deel van de vordering is toewijsbaar.
3.5.
[gedaagden in conventie] zal in conventie en in reconventie worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser in conventie] . In conventie worden de proceskosten aan de zijde van [eiser in conventie] (inclusief nakosten) als volgt vastgesteld:
- dagvaarding € 111,96
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde € 464,00 (2 punten x tarief € 232,00)
- nakosten
€ 116,00(0,5 salarispunt met een maximum van € 132,00)
Totaal € 935,96‬
Gelet op de samenhang met de conventie worden de proceskosten in reconventie vastgesteld op de helft van het salaris in conventie, zijnde een bedrag van € 232,00 aan salaris gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagden in conventie] om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 2.991,50 vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.500,00 vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening,
4.2.
veroordeelt [gedaagden in conventie] in de proceskosten van € 935,96 aan de kant van [eiser in conventie] , te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagden in conventie] ook de kosten van betekening betalen,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
4.4.
wijst de vordering af;
4.5.
veroordeelt [eisers in reconventie] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [verweerder in reconventie] tot op heden vastgesteld op € 232,00 aan salaris voor de gemachtigde van [verweerder in reconventie] ;
4.6.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. Rouwen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 1 augustus 2023.
Waarvan proces-verbaal,
de griffier, de kantonrechter,