ECLI:NL:RBZWB:2023:5905

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2484
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres door het UWV

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Het UWV had op 27 juli 2021 besloten om de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen per 28 augustus 2021, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om het UWV in staat te stellen te reageren op aanvullende medische informatie van eiseres.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, maar dat er een motiveringsgebrek aan het besluit kleeft. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat de beëindiging van de uitkering blijft gelden. Eiseres had aangevoerd dat haar medische beperkingen niet goed waren beoordeeld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar psychische klachten. De rechtbank oordeelt echter dat de verzekeringsartsen van het UWV voldoende rekening hebben gehouden met de klachten van eiseres en dat de vastgestelde functies voor haar passend zijn.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het besluit van het UWV, maar laat de rechtsgevolgen in stand. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed en het UWV wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 2.092,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2484 ZW

uitspraak van 22 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 27 juli 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 28 augustus 2021.
Met het bestreden besluit van 1 april 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de beëindiging van de uitkering gebleven.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (met tolk T. Koc), haar gemachtigde en, namens het UWV, [naam] als gemachtigde.
1.4
Na de behandeling op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst zodat (de verzekeringsarts van) het UWV nog kon reageren op een ingebracht (medisch) stuk van eiseres. Dit is gebeurd en na verkregen toestemming heeft de rechtbank partijen op 27 juli 2023 bericht dat het onderzoek is gesloten en dat in deze zaak binnen zes weken uitspraak zal worden gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 28 augustus 2021. Wel kleeft aan dat besluit een motiveringsgebrek. Dit maakt dat de rechtbank het bestreden besluit vernietigt maar wel de rechtsgevolgen ervan in stand laat.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres is werkzaam geweest als operator bij de [B.V.] Voor dat werk is zij op 26 mei 2020 uitgevallen vanwege duizeligheids- en/of psychische klachten Het UWV heeft eiseres daarvoor een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep ( [verzekeringsarts 1] ) van het UWV.
4.1
[verzekeringsarts 2] heeft het dossier bestudeerd, eiseres gezien op zijn spreekuur van 12 juli 2021 en haar daarbij onderzocht. Hij heeft gerapporteerd dat eiseres een 40 jarige vrouw is, die 37.5 uur per week werkzaam geweest als operator in een [fabriek] .
De anamnese is niet conclusief deels door een taalbarrière, deels door de wijze van vertellen. Eiseres claimt beperkte energie, duizeligheid en overal pijn. Bij eigen onderzoek ziet de verzekeringsarts een vrouw die motorisch globaal intact is, haar zaak onder woorden kan brengen zonder begeleider en waarbij in de curatieve sector geen evidente objectieve pathologie is aangetoond. Verder is er sprake van een letselschadezaak die is afgesloten en van beperkt medicatie gebruik. Ten tijde van het onderzoek ondergaat eiseres geen diagnostiek of behandeling, ze heeft een afspraak staan voor de psycholoog. [verzekeringsarts 2] acht eiseres arbeidsongeschikt voor de maatgevende arbeid, hij houdt rekening met beperkingen op sociaal functioneren en acht eiseres als gevolg van ziekte of gebrek ongeschikt voor het eigen werk.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft hij neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 12 juli 2021.
4.2
[verzekeringsarts 1] heeft het dossier inclusief de bezwaargronden bestudeerd en deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 2 februari 2022. Zij maakt uit de voorliggende gegevens op dat eiseres in haar bezwaar kan worden gevolgd en wijkt af van het primair gegeven verzekeringsgeneeskundig oordeel.
[verzekeringsarts 1] stelt op grond van alle gegevens uit het dossier in combinatie met gegevens van de hoorzitting een gewijzigde belastbaarheid vast en overweegt daartoe het volgende:
De primaire verzekeringsarts acht de anamnese niet conclusief.
Hij spreekt over een taalbarrière. [verzekeringsarts 1] is gebleken dat eiseres voldoende Nederlands spreekt.
Het onderzoek van de psychische toestand beschrijft [verzekeringsarts 2] als niet afwijkend. Hij verrichtte geen lichamelijk onderzoek. Dit is correct, nu hem uit de opgevraagde en ontvangen informatie van de behandelend sector is gebleken dat er bij veel specialistisch onderzoeken geen afwijkingen zijn vastgesteld.
De overwegingen en conclusie in de rapportage van de primaire verzekeringsarts zijn niet
geheel inzichtelijk en eenduidig. Er is naar de mening van [verzekeringsarts 1] sprake van een onvoldoende plausibele consistentie in een samenhang van klachten, stoornissen en beperkingen van het functioneren.
Eiseres geeft namelijk enerzijds heel veel klachten en belemmeringen aan. Eiseres
gedraagt zich naar haar zeggen teruggetrokken en inactief.
Anderzijds blijken uit de gegevens van de behandelende sector slechts ‘somatische onvoldoende lichamelijk verklaarde klachten’. Er was een letselschadeprocedure. Eiseres gebruikt slechts medicatie. Verder is er geen medische behandeling.
Eiseres overlegde geen nadere medische gegevens waaruit blijkt dat er sprake is van
ernstigere beperkingen dan waarvan bij de totstandkoming van de beslissing is uitgegaan.
Alles overwegend betreffende komt de [verzekeringsarts 1] tot de conclusie dat met betrekking tot de belastbaarheid er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid want:
Eiseres is niet opgenomen, niet bedlegerig en niet ADL-afhankelijk. Er is ook geen sprake van een ernstige psychiatrische aandoening, noch is er sprake van een aandoening met slechte prognose op korte termijn.
Er is volgens haar ook geen beperkte duurbelastbaarheid (urenbeperking), want er is geen ernstige aandoening, die gepaard gaat met serieus energieverlies en geen verminderde beschikbaarheid door behandeling. Er is ook geen preventieve indicatie.
Er is sprake van somatisch onvoldoende verklaarbare lichamelijke klachten (SOLK).
Bij dergelijke fysieke klachten zonder onderliggend anatomisch substraat dient zware fysiek arbeid te worden vermeden. Er gelden daarnaast de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde beperkingen van het persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid, met uitzondering van het niet mogelijk zijn van contacten met collega’s. Eiseres kan namelijk wel met anderen samenwerken, maar met een eigen, van te voren afgebakende deeltaak. Verder moet ze kunnen terugvallen op collega’s/ leidinggevenden en kan ze wegens duizeligheid bij lopen geen risicovolle omstandigheden hebben en wegens hoofdpijn geen lawaai verdragen.
De in overeenstemming met het voorgaande aanpaste beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft [verzekeringsarts 1] neergelegd in de FML van 9 maart 2022.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de indruk bestaat dat het medisch onderzoek, dat telefonisch heeft plaatsgevonden vanwege corona, geen duiding van de juiste mogelijkheden en beperkingen, vertaald in de FML, heeft opgeleverd. De [verzekeringsarts 1] overweegt dat eiseres voldoende Nederlands spreekt, maar geeft aan zich niet alles te herinneren. De [verzekeringsarts 1] vraagt zich openlijk af of eiseres openhartig is. Het is niet duidelijk op grond waarvan deze conclusie is getrokken. Reeds eerder heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat ook gesprekken met eiseres warrig zijn en inconsistent omdat zij geen coherente gedachten kan vormen. Niet is medisch gemotiveerd op grond waarvan de integriteit van eiseres in twijfel wordt getrokken, wat zich ook heeft vertaald in de verdere overwegingen en de duiding van de FML.
Daartoe is ook geen aanleiding omdat eiseres een uitgebreide historie heeft bij zowel de Afdeling Psychologie alsmede Neurologie. Op 23 augustus 2020 overweegt de neuroloog, een medisch specialist, dat eiseres te kampen heeft met aanvallen van hoofdpijn, duizeligheid, oorpijn en dat zij zeer sterk beperkt is. De medicatie en de behandeltrajecten maken volgens eiseres dat op geen enkele wijze is gerechtvaardigd dat de [verzekeringsarts 1]
deze overweging heeft mogen duiden.
Daarnaast heeft geen der verzekeringsartsen lichamelijk onderzoek verricht, zodat reeds op grond hiervan een onafhankelijk deskundige aangewezen dient te worden om de rechtbank van raad en advies te voorzien.
Eiseres verzoekt de rechtbank een onafhankelijke deskundige te benoemen op grond van het Korošec-arrest.
Daarnaast acht zij van belang dat geen gevolg is gegeven aan de overweging die de huisarts aan eiseres heeft voorgesteld, namelijk een opname in een GGZ-instelling alsmede dat eiseres te kampen heeft met psychische en lichamelijke problematiek die tot uiting komt in een paniekaanval en een algehele terughoudendheid zich in de openbare ruimte te begeven.
Gezien het voorgaande, de duizeligheidsproblematiek van eiseres en het feit dat de huisarts zelf heeft aangegeven dat het voor eiseres na 5 minuten problematisch is zich voort te bewegen, is niet nader gemotiveerd waarom een verdere beperking op lopen en staan, een urenbeperking vanwege energetische beperkingen en nadere beperkingen op samenwerken met derden en herinneren niet in de FML zijn opgenomen. Eiseres kan ook niet samen werken met anderen, ook niet met een eigen afgebakende deeltaak, gezien de aard van de beperkingen die zij heeft.
4.4
De rechtbank verwijst allereerst naar het medisch onderzoek dat heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder naast de psychische klachten onder meer de gestelde hoofdpijn, duizeligheid en oorpijn. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten afdoende rekening gehouden.
Anders dan in beroep gesteld is eiseres fysiek aanwezig geweest op het spreekuur van [verzekeringsarts 2] op 12 juli 2021. Niet alleen de vermelding hiervan in diens rapportage laat dat zien, maar ook de beschrijving over het uiterlijk van eiseres en de weergave van hoe zij het gebouw verliet laten daarover geen enkele twijfel bestaan.
Eiseres heeft net voor de zitting (binnengekomen bij de rechtbank op 31 januari 2023) nog een medisch stuk van [huisarts] van 20 januari 2023 overgelegd, waarin onder meer is gewezen op de psychische klachten van eiseres alsmede haar agorafobie. Tijdens de zitting is afgesproken het onderzoek aan te houden om het UWV in staat te stellen te bezien of dit stuk in verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig opzicht tot een ander standpunt leidt. Het eerste is volgens (de [verzekeringsarts 1] van) het UWV van toepassing; in arbeidskundig opzicht is het UWV van mening dat eiseres nog altijd voor dezelfde functies geschikt wordt geacht. In reactie hierop heeft de gemachtigde van eiseres de rechtbank in een reactie van 1 juni 2023 laten weten zich (nog altijd) niet in de laatste FML van 17 maart 2023 te herkennen. Hij acht inschakeling van een deskundige aangewezen.
De rechtbank, met inbegrip van de laatste onderzoeksactiviteiten en correspondentie in deze zaak, van oordeel dat aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek kleeft. De rechtbank is voorts van oordeel dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit (afwijzing van de ZW-uitkering) in stand kunnen worden gelaten omdat de rechtbank zich stelt achter de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige [verzekeringsarts 1] van het UVW. Deze zijn actueel, volledig en concludent. In het bijzonder is ook met de psychische klachten van eiseres en het naar buiten gaan rekening gehouden en heeft dit geleid tot het opnemen van een extra beperking in de FML. Gelet hierop ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om een deskundige in te schakelen. Ook anderszins is de rechtbank niet gebleken dat in de laatste FML de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, kan daarom ook niet slagen.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige [verzekeringsarts 1] ) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (Sbc-code 111160), medewerker kleding en textielreiniging (Sbc-code 111161) en productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat zij vast houdt aan haar bezwaren gericht tegen de geduide functies van textielproductenmedewerker, medewerker kleding en textielreiniging en productiemedewerker industrie. De taalbarrière is in onvoldoende mate meegenomen. De [verzekeringsarts 1] gaat er ongefundeerd vanuit dat eiseres de Nederlandse taal voldoende spreekt.
Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie dient eiseres samen te werken omdat zij onder directe leiding van een werkplaatschef staat en moet zij met 6 montagemedewerkers en enkele testers in een ruime goed verlichte productiehal samenwerken. Daarnaast dient zij één tot vijf opdrachten per dag te verrichten en vier tot twintig printplaten per uur. Dat zijn deadlines, waarvoor eiseres beperkt dient te worden.
Ook in de functie textielproductenmaker moet eiseres onder de directe leiding van een chef werken en mondelinge opdrachten en instructies te verwerken. Dit is samenwerken met derden en in strijd met de psychische problematiek die vereist dat eiseres contact met anderen vermijdt en in zijn algemeenheid contact met de openbare ruimte vermijdt.
5.3
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 15 juli 2021, het rapport van de arbeidsdeskundige [verzekeringsarts 1] van 30 maart 2022 en het laatste rapport van 4 april 2023. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de meest recente vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank eerder heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van
de mate van arbeidsongeschiktheid.

Conclusie en gevolgen

6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 28 augustus 2021.
7. Zoals vermeld in de r.o. 3 en 4.4 wordt het beroep gegrond verklaard en wordt het bestreden besluit vernietigd. Wel blijven vanwege de aanvullende, voldoende onderbouwde motivering de rechtsgevolgen van het besluit in stand.
8. Omdat het beroep van eiseres gegrond is, moet het UWV aan eiseres het griffierecht van € 50,- vergoeden.
9. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank als volgt vast. Voor het beroepsmatig verlenen van rechtsbijstand door een derde kent de rechtbank 1 punt toe voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting. Ook kent de rechtbank 0,5 punt toe voor de reactie van 1 juni 2023 op de rapporten van het UWV. De waarde per punt bedraagt € 837,- en de wegingsfactor is 1. De rechtbank stelt deze kosten daarmee vast op € 2.092,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 1 april 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 1 april 2022 in stand blijven;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 22 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).