ECLI:NL:RBZWB:2023:5897
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Naheffing omzetbelasting en de beoordeling van ondernemerschap in het kader van een publieksactie ter ondersteuning van horecaondernemers tijdens de Coronapandemie
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende, een samenwerkingsverband dat een publieksactie organiseerde ter ondersteuning van Tilburgse horecaondernemers, een naheffingsaanslag opgelegd over het tijdvak van 1 januari 2021 tot en met 31 maart 2021. De rechtbank behandelt de vraag of belanghebbende als ondernemer kan worden aangemerkt voor de omzetbelasting en of er sprake is van een giftelement dat buiten de heffing van omzetbelasting blijft.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende door de verkoop van T-shirts, hoodies en tassen gedurende een periode van enkele maanden op duurzame wijze heeft deelgenomen aan het economisch verkeer, en dus als ondernemer moet worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt ook de stelling van belanghebbende dat het deel van de opbrengst dat bestemd was voor de horecagelegenheden als giftelement moet worden aangemerkt en buiten de heffing van omzetbelasting moet blijven. De rechtbank oordeelt dat de totale opbrengst van de verkopen, inclusief het bedrag dat naar de horecagelegenheden gaat, als vergoeding voor de geleverde prestaties moet worden aangemerkt.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.