In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) beoordeeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een overlijdensuitkering op 8 december 2022, maar de SVB heeft niet tijdig beslist. Eiser stelt dat de SVB in gebreke is gebleven en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de SVB de beslistermijn heeft overschreden. De SVB had uiterlijk op 1 februari 2023 moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten. Eiser heeft de SVB op 3 februari 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft bepaald dat de SVB alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de SVB de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is om een hogere dwangsom op te leggen dan het landelijk beleid voorschrijft. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 418,50, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. De SVB moet ook het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat als partijen het niet eens zijn met de uitspraak, zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen.