ECLI:NL:RBZWB:2023:5895

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3478
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de Sociale Verzekeringsbank inzake een overlijdensuitkering en overschrijding van de beslistermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) beoordeeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een overlijdensuitkering op 8 december 2022, maar de SVB heeft niet tijdig beslist. Eiser stelt dat de SVB in gebreke is gebleven en heeft daarom beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de SVB de beslistermijn heeft overschreden. De SVB had uiterlijk op 1 februari 2023 moeten beslissen, maar heeft dit nagelaten. Eiser heeft de SVB op 3 februari 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft bepaald dat de SVB alsnog binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen.

Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de SVB de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is om een hogere dwangsom op te leggen dan het landelijk beleid voorschrijft. Eiser krijgt ook een vergoeding voor proceskosten van € 418,50, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. De SVB moet ook het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing. De rechtbank benadrukt dat als partijen het niet eens zijn met de uitspraak, zij binnen zes weken een verzetschrift kunnen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3478

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

( [gemachtigde] ),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht, de SVB.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat de SVB volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag om een overlijdensuitkering van 8 december 2022.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep kennelijk gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 8 december 2022. De SVB moet binnen acht weken beslissen op de aanvraag. [2] De SVB heeft de mogelijkheid om de beslistermijn op te schorten. De SVB heeft bij brief van 18 januari 2023 eiser de gelegenheid heeft geboden zijn aanvraag aan te vullen door bij diezelfde brief een formulier toe te sturen, dat eiser moest invullen en terug sturen. Uit die brief blijkt echter niet dat de beslistermijn is opgeschort. De SVB had dus uiterlijk op 1 februari 2023 moeten beslissen. De termijn waarbinnen de SVB moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft de SVB op 3 februari 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan de SVB worden opgelegd?
4. Omdat de SVB nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de SVB dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de SVB dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.

Welke dwangsom wordt aan de SVB opgelegd?

5. De rechtbank bepaalt dat de SVB een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de SVB. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om in afwijking van het landelijk beleid een hogere dwangsom, zoals verzocht door eiser, op te leggen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de SVB de onder 4. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de SVB de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
6.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de SVB het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding voor zijn proceskosten. De SVB moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de SVB op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de SVB aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de SVB tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan eiser;
  • bepaalt dat de SVB het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier op 23 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 51 van de Algemene Ouderdomswet.