ECLI:NL:RBZWB:2023:5894

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
02-225212-22 + 02-043768-23 + 02-061130-23 + 02-097269-23 + 02-020841-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor seks met een bewusteloos persoon, mishandeling, winkeldiefstal en lokaalvredebreuk met gevangenisstraf van 21 maanden

Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte, geboren in 1999 en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd beschuldigd van seks met een bewusteloze persoon, mishandeling, winkeldiefstal en lokaalvredebreuk. De zitting vond plaats op 10 augustus 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen aangemerkt, met uitzondering van een onderdeel van de tenlastelegging inzake het 'vingeren'. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de zedenzaak, maar heeft vrijspraak bepleit voor de mishandeling, stellende dat er sprake was van noodweer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte seks heeft gehad met de bewusteloze [slachtoffer] en dat hij haar op een ander moment heeft mishandeld. Ook heeft hij voedsel gestolen uit een supermarkt en zich niet gehouden aan een eerder opgelegd winkelverbod. De rechtbank oordeelde dat de seksuele handelingen, waarbij de verdachte wist dat het slachtoffer bewusteloos was, de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer op grove wijze hebben geschonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 21 maanden op, waarbij geen voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden werd opgelegd, ondanks de drugsproblematiek van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-225212-22 + 02-043768-23 + 02-061130-23 + 02-097269-23 + 02-020841-22 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 24 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [plaats]
niet als ingezetene in de Basisregistratie Personen ingeschreven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 10 augustus 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met parketnummer 02-020841-22 en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-225212-22:
seks heeft gehad met de bewusteloze [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] );
02-043768-23:
[slachtoffer] heeft mishandeld;
02-061130-23:
eten en drinken heeft gestolen uit een supermarkt;
02-097269-23:
een winkel is binnengegaan waar hij een winkelverbod voor had.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van parketnummer 02-225212-22 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] terwijl zij bewusteloos was. Zij baseert zich daarbij op de aangifte en op het proces-verbaal van bevindingen betreffende de beschrijving van de filmpjes die door verdachte zijn gemaakt. Van het onderdeel “vingeren”, zoals in de tenlastelegging opgenomen, dient verdachte vrijgesproken te worden, nu niet kan worden vastgesteld dat sprake was van binnendringen.
Ten aanzien van parketnummer 02-043768-23 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer] meerdere keren op het gezicht is geslagen door verdachte. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, op de foto van het gezicht van [slachtoffer] en op de verklaring van de moeder van verdachte dat zij een bloedneus bij [slachtoffer] heeft gezien. Tevens kan het aan de haren trekken bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van zaken met parketnummers 02-061130-23 en 02-097269-23 acht de officier van justitie eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangiften en op de bekennende verklaringen van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de zedenzaak met parketnummer 02-225212-22 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft een bewezenverklaring.
De verdediging heeft zich ook ten aanzien van de parketnummers 02-061130-23 en 02-097269-23, gelet op de bekennende verklaringen van verdachte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot een bewezenverklaring.
Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer] , zoals onder parketnummer 02-043768-23 tenlastegelegd, stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Verdachte heeft verklaard dat hij met de gesp van een riem werd geslagen door [slachtoffer] . Verdachte heeft ter verdediging [slachtoffer] tegen haar gezicht geduwd. Nu sprake was van een noodweersituatie dient bij dit feit vrijspraak volgen. Voor het aan de haren trekken is overigens geen steunbewijs te vinden. Voor dat onderdeel dient verdachte in ieder geval vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft de feiten, zoals tenlastegelegd onder de parketnummers 02-061130-23 en 02-097269-23, bekend. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna in de bewijsmiddelen wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023053253 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 47 (hierna te noemen proces-verbaal 1) of een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023089891 van de regionale politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 32 (hierna te noemen proces-verbaal 2)
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie (parketnummer 02-061130-23), pagina 32 van proces-verbaal 1;
- de aangifte van [aangever] namens [supermarkt] (parketnummer 02-061130-23), pagina 15 van proces-verbaal 1;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie (parketnummer 02-097269-23), pagina 19 en 20 van proces-verbaal 2;
- de aangifte van [aangever] namens [supermarkt] (parketnummer 02-097269-23), pagina 6 van proces-verbaal 2;
- het geschrift, te weten een civiele aanzegging winkelontzegging, gedateerd 1 maart 2023 (parketnummer 02-97269-23), pagina 24 van voornoemd proces-verbaal 2.
Onder parketnummer 02-225212-22 is tenlastegelegd dat verdachte seks heeft gehad met de bewusteloze [slachtoffer] . Op grond van de bewijsmiddelen wordt vastgesteld dat [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode in de woning van verdachte te [plaats] was. Daar werd drugs gebruikt, waaronder GHB. [slachtoffer] ging op enig moment naar bed. Op een later moment zag [slachtoffer] filmpjes op de telefoon van verdachte. Op de filmpjes is te zien dat verdachte seksuele handelingen pleegde met [slachtoffer] , terwijl zij in staat van bewusteloosheid verkeerde. De seksuele handelingen betroffen het vaginaal en oraal penetreren van [slachtoffer] en het met de hand betasten en wrijven over de vagina van [slachtoffer] . Het dossier biedt geen aanknopingspunten om vast te stellen dat verdachte [slachtoffer] ook gevingerd heeft. Van dat onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.
Dat verdachte wist dat [slachtoffer] bewusteloos was blijkt wel uit zijn eigen verklaring bij de politie dat t dit moet zijn gebeurd toen [slachtoffer] door de GHB knock-out ging.
Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Dat verdachte toestemming zou hebben gehad om te filmen, zoals hij zelf verklaard heeft, doet hier niet aan af. Ook de omstandigheid dat [slachtoffer] door drugsgebruik out is gegaan doet hier niet aan af. Zij verkeerde in een toestand waarin zij haar wil niet kenbaar kon maken en bewezen wordt verklaard dat verdachte, terwijl [slachtoffer] in die toestand verkeerde, seks met haar gehad heeft.
Ten aanzien van de onder parketnummer 02-097269-23 tenlastegelegde mishandeling heeft de verdediging betoogd dat sprake is geweest van noodweer. Een geslaagd beroep op noodweer heeft tot gevolg dat de wederrechtelijkheid, die in de tenlastegelegde mishandeling impliciet besloten ligt, niet kan worden bewezen. Daarom bespreekt de rechtbank het verweer hier.
Ter onderbouwing van het beroep op noodweer heeft de verdediging aangevoerd dat [slachtoffer] verdachte met de gesp van een riem geslagen heeft en daarmee de aanval heeft geïnitieerd. Om zichzelf te verdedigen heeft verdachte vervolgens een duw met de platte hand in het gezicht van [slachtoffer] gegeven. Het hevige bloeden zou daarbij ontstaan zijn door een neuspiercing die de huid beschadigde door de duw. Dat verdachte degene was die vóór het slaan met de gesp van een riem [slachtoffer] een paar keer getrapt zou hebben, wordt door verdachte ontkend.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, gelet op wat vóór het slaan door [slachtoffer] voorgevallen is, geen sprake is geweest van een noodweersituatie. De verklaring van verdachte dat het letsel bij [slachtoffer] door een duw in het gezicht ontstaan is, wordt door de officier van justitie bovendien als niet aannemelijk beschouwd.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Voor noodweer is vereist dat er sprake is van verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Van een ogenblikkelijke aanranding is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding, maar de enkele vrees daartoe is niet voldoende. In deze zaak is voor de rechtbank op grond van de feiten en omstandigheden in het dossier voldoende duidelijk geworden dat verdachte degene is geweest die als eerste geweld heeft gebruikt door [slachtoffer] te trappen. In reactie daarop heeft [slachtoffer] verdachte met de gesp van een riem geslagen waarna zij meerdere keren in het gezicht is geslagen dan wel gestompt. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] , omdat die verklaring steun vindt in de foto’s van het letsel en het bloed op de grond alsmede in de verklaring van de moeder van verdachte. Deze heeft immers verklaard dat zij kort na het gebeuren gezien heeft dat het gezicht van [slachtoffer] onder het bloed zat. Dat verdachte een enkele duw zou hebben gegeven, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. De rechtbank stelt daarbij vast dat op de foto te zien is dat de piercing nog in de neus van [slachtoffer] zit. De lezing van verdachte dat die de oorzaak van het vele bloed is, acht de rechtbank evenmin aannemelijk. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer en acht het feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-225212-22:
in de periode van 18 juli 2021 tot en met 22 januari 2022 te [plaats] , met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het haar vaginaal penetreren met zijn penis en
- het haar oraal penetreren met zijn penis en
- het betasten en/of wrijven over de vagina van die [slachtoffer] ;
02-043768-23:
op 22 januari 2022 te [plaats] [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, in het gezicht te slaan en/of stompen, en
- aan de haren vast te pakken en te trekken;
02-061130-23:
op 1 maart 2023 te [plaats] , diverse eetwaren en drinkwaren, waaronder kip grillworst en een chocoladereep (merk Milka), die geheel aan [supermarkt] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
02-097269-23:
op 11 april 2023 te [plaats] in het besloten lokaal van de [bedrijf] N.V. bij [supermarkt] , in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 1 maart 2023 schriftelijk de toegang tot die winkel ontzegd voor de duur van twaalf maanden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 21 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte gebaat is bij behandeling en stelt voor om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel één tot twee weken bedraagt en een groot deel voorwaardelijk is. Daarnaast kan een werkstraf opgelegd worden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft seks gehad met zijn toenmalige vriendin, terwijl zij bewusteloos was. Ook heeft hij haar op een ander moment mishandeld. Bovendien heeft verdachte eten en drinken uit een supermarkt gestolen. Hij heeft vervolgens een winkelverbod voor die supermarkt gekregen, maar zich daar niet aan gehouden. De mishandeling, diefstal en het wederrechtelijk binnendringen zijn ernstige feiten. Het zwaartepunt in deze zaak is echter het zedenfeit. Verdachte heeft de seksuele handelingen verricht bij [slachtoffer] van wie hij wist dat zij bewusteloos was. Hij heeft haar onder meer vaginaal en oraal gepenetreerd met zijn penis en over haar vagina gewreven. Met zijn handelen heeft verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer op grove wijze geschonden. Slachtoffers van dergelijke feiten kunnen daar vaak nog lang nadelige gevolgen van ondervinden. Verdachte heeft daar op geen enkele manier rekening mee gehouden en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens.
De rechtbank constateert dat getracht is om een reclasseringsrapport op te stellen over (de persoonlijke omstandigheden van) verdachte. Door de proceshouding van verdachte is dit echter niet gelukt. Ook bleek tijdens de zitting dat verdachte ervoor gekozen heeft niet aanwezig te zijn. Duidelijk is geworden is dat verdachte te kampen heeft met drugsproblematiek en wellicht gebaat zou zijn bij een behandeling. Er zijn echter geen aanknopingspunten om een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf een passende sanctie is.
Er zijn geen LOVS-oriëntatiepunten voor het seksueel binnendringen in de zin van artikel 243 Sr. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor verkrachting (die beginnen bij een gevangenisstraf van 24 maanden), waarbij de rechtbank er rekening mee heeft gehouden dat het wettelijke strafmaximum voor artikel 243 Sr een derde lager is dan het wettelijke strafmaximum voor verkrachting. Daarom zal de rechtbank in deze zaak een lager uitgangspunt hanteren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Er is sprake van recidive voor wat betreft de diefstal. Ook is artikel 63 Sr van toepassing.
Gelet op alle bewezenverklaarde feiten en rekening houdend met alle omstandigheden in deze zaak, ziet de rechtbank geen reden om de strafeis van de officier van justitie te matigen. Zij zal dan ook een gevangenisstraf van 21 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 23 augustus 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 138, 243, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van 02-225212-22:
met iemand van wie hij weet dat zij in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van 02-043768-23:
mishandeling;
ten aanzien van 02-061130-23:
diefstal;
ten aanzien van 02-097269-23:
in het besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 21 maanden;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 23 augustus 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-020841-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een gevangenisstraf van 1 week.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. W.H.C. van Eck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 24 augustus 2023.
Mr. W.H.C. van Eck is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.