ECLI:NL:RBZWB:2023:5887

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_3627
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid en toekenning van WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering te baseren op een arbeidsongeschiktheid van 40,27% beoordeeld. Eiseres had eerder een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die aanvankelijk was afgewezen, maar later door het UWV was herroepen. De rechtbank onderzoekt of het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 31 december 2019 40,27% arbeidsongeschikt was. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op overtuigende wijze heeft gemotiveerd, zonder tegenstrijdigheden. Eiseres had gezondheidsklachten, waaronder een recidiverende depressie en PTSS, maar de rechtbank oordeelt dat de vastgestelde beperkingen adequaat zijn en dat er geen aanleiding is om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen.

De rechtbank gaat verder in op de argumenten van eiseres, die stelt dat het UWV te geringe beperkingen heeft aangenomen en dat de geduide functies haar krachten overschrijden. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsdeskundige B&B voldoende heeft onderbouwd dat de functies die aan eiseres zijn toegewezen, geschikt zijn, en dat de draagkracht van eiseres niet wordt overschreden. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten om eiseres per 31 december 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor 40,27% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en haar verzoek om schadevergoeding niet wordt ingewilligd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3627

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E. Türk),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. H.M. van Gent).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit herroepen en is alsnog een WIA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 40,27%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 28 juni 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als administratief medewerker voor gemiddeld 31,81 uur per week. Terwijl eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 2 januari 2018 ziekgemeld in verband met gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 31 december 2019 40,27% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van die datum toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts B&B van 8 maart 2022 en 30 mei 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 7 maart 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 5 april 2022 en 24 juni 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het UWV te geringe beperkingen heeft aangenomen op het persoonlijk functioneren. Zij vindt dat ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen op het verdelen van aandacht, het zelfstandig handelen en doelmatig handelen in het dagelijks functioneren. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres een brief van Werkplein Hart van West-Brabant van 7 mei 2021 en een brief van GGZ WNB van 7 oktober 2022 overgelegd.
7. Verder vindt eiseres dat de geduide functies haar krachten en bekwaamheden overschrijden. Bij een functie met meerdere signaleringen kunnen die bij elkaar alsnog een te grote belasting vormen. Het totaal aan signaleringen moet de draagkracht van eiseres niet overschrijden. In het geval van de geduide functies overschrijdt het totaal van het aantal signaleringen wel degelijk haar draagkracht. Eiseres stelt verder dat de geduide functies ten onrechte passend zijn geacht, omdat er een overschrijding van het hanteren van emotionele problemen van anderen kan plaatsvinden. Het gaat volgens haar niet alleen om het hanteren van emotionele problemen van derden, maar ook op de werkvloer, met name wanneer de samenwerking of contacten tussen collega’s of leidinggevenden geboden is.
8. Bij gegrondverklaring van het beroep verzoekt eiseres de rechtbank om het UWV te veroordelen tot het toekennen van een schadevergoeding in de vorm van de wettelijke rente.

Wat vindt de rechtbank

9. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres 40,27% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 31 december 2019 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
10. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 31 december 2019 40,27% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 31 december 2019 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. De verzekeringsarts B&B heeft eiseres op psychische gronden (recidiverende depressie, PTSS) aanvullend beperkt geacht. Ook heeft hij eiseres aanvullend beperkt geacht op energetische en preventieve gronden, tot maximaal 22 uur per week en 5 uur per dag. Tot slot heeft hij eiseres aanvullend beperkt geacht voor werken met overmatige blootstelling aan stof, rook, gas of dampen vanwege allergische astma. De verzekeringsarts B&B heeft geen aanleiding gezien om eiseres aanvullend beperkt te achten in aandacht. Hij heeft tijdens het psychisch onderzoek in bezwaar gedurende 50 minuten geen afwijkingen in de aandacht en concentratie waargenomen. Conform de CBBS-definities scoort eiseres hiermee niet onder de drempelwaarde voor een beperking in aandacht. Uit de medische informatie is volgens hem ook niet gebleken dat dit op de datum in geding (31 december 2019) aan de orde zou zijn. Ook heeft de verzekeringsarts B&B op basis van de aanwezige informatie geen aanleiding gezien voor een beperking in doelmatig en in zelfstandig handelen. Hierbij heeft hij meegewogen dat eiseres rondom de datum in geding bijvoorbeeld autorijdt, in meer of mindere mate huishoudelijke werkzaamheden verricht en voor haar kinderen zorgt. Volgens de CBBS-definities gaat het bij een beperking in doelmatig of zelfstandig handelen om het niet kunnen uitvoeren van dagelijkse routinehandelingen inclusief de ADL-verrichtingen en het aanzetten tot en uitvoeren van activiteiten die buiten de dagelijkse routinehandelingen vallen, en daar is bij eiseres op de datum in geding geen sprake van. De gebruikte medicatie heeft volgens de verzekeringsarts B&B geen invloed op zaken als het werken in omstandigheden met een verhoogd persoonlijk risico of rijvaardigheid. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
12. De rechtbank is verder van oordeel dat verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 6 december 2022 voldoende heeft gemotiveerd dat de medische informatie die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Hij heeft toegelicht dat een verzekeringsarts zich bij het opstellen van de FML moet houden aan de CBBS-instructies. Hierin staat bij punt 1.2 (verdelen van de aandacht) dat als de zelfverzorging normaal is en zeker als de rol in het samenlevingsverband normaal is, er geen sprake kan zijn van een stoornis in het verdelen van de aandacht als bedoeld in dit beoordelingspunt. Uit het dossier heeft de verzekeringsarts B&B opgemaakt dat de zelfverzorging van eiseres normaal was, dat zij haar rol als moeder deels uitvoerde, en dat zij in het dorp kleine stukken auto reed. Daarmee is volgens hem een beperking op 1.2 niet aan de orde. Hij merkt op dat de concentratieproblemen van eiseres wel zijn gehonoreerd, namelijk met het aangeven van specifieke voorwaarden ten aanzien van het mentale functioneren.
13. De verzekeringsarts B&B heeft verder toegelicht dat de informatie van het Werkplein van 7 mei 2021 niet ziet op de medische situatie op de datum in geding en dat het niet duidelijk is of de ondertekenaar (verzekerings)arts is. Los daarvan bevat het rapport alleen het anamnestische gegeven dat sprake is van psychische klachten, en worden deze niet nader beschreven, getoetst met een onderzoek of medische informatie van de curatieve sector. Bovendien zijn de criteria om een ontheffing te krijgen in het kader van de Participatiewet verschillend van de voorwaarden die gesteld worden bij een WIA-beoordeling. De brief van GGZ WNB van 17 oktober 2022 vermeldt geen nieuwe medische gegevens die nog niet bekend waren op de datum in geding. De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 31 december 2019 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 7 maart 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als administratief medewerker, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 111334) Huishoudelijk medewerker gebouwen;
- ( sbc-code 111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten).
En als reservefuncties:
- ( sbc-code 111172) Productiemedewerker voedingsmiddelen industrie;
- ( sbc-code 271130) Samensteller kunststof en rubberproducten.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft in haar rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. In het rapport van 24 juni 2022 heeft de arbeidsdeskundige B&B bovendien nog toegelicht waarom volgens haar de draagkracht van eiseres niet overschreden wordt als er meerdere signaleringen zijn. De functies die zijn geduid zijn psychisch gezien zeer licht belastende, voorspelbare werkzaamheden, zonder grote werkdruk, verstoringen/onderbrekingen, conflicthantering of intensieve klant/patiëntcontacten, die uitgeoefend kunnen worden voor maximaal 5 uur per dag/22 uur per week. Er zijn signaleringen gegeven omdat boven de normaalwaarden gepresteerd dient te worden, waarbij de normaalwaarden een niveau vertegenwoordigen van functioneren waartoe gezonde mensen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar minimaal in staat zijn. De normaalwaarden zijn dus al laag vastgesteld. Eiseres heeft volgens de arbeidsdeskundige B&B dan ook te algemeen gesteld dat de draagkracht overschreden wordt als er meerdere signaleringen zijn. De rechtbank kan die toelichting volgen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
17
.De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite ook gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
18. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 31 december 2019 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 59,73% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 40,27% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten om eiseres per 31 december 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum voor 40,27% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, komt de rechtbank niet toe aan haar verzoek om schadevergoeding en worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 24 augustus 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.