In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de oplegging van een onderzoek naar zijn lichamelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen en de schorsing van zijn rijbewijs beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.C. van den Doel, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 27 december 2022, waarin het CBR zijn rijbewijs had geschorst na een melding van de korpschef over een vermoeden van ongeschiktheid. Dit vermoeden was ontstaan na een incident op 30 augustus 2022, waarbij eiser onwel was geworden langs de snelweg, wat mogelijk te maken had met een epileptische aanval.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde en een vertegenwoordiger van het CBR aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het CBR terecht een onderzoek naar de rijgeschiktheid heeft opgelegd, gezien de omstandigheden van het incident en de eerdere meldingen over de gezondheidstoestand van eiser. De rechtbank oordeelt dat er voldoende aanwijzingen waren voor het vermoeden van ongeschiktheid, ondanks dat de neuroloog in een later onderzoek concludeerde dat de verschijnselen niet direct passen bij een epileptische aanval.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de schorsing van het rijbewijs en het opgelegde onderzoek door het CBR rechtmatig waren. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.