In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van Baanbrekers inzake de intrekking en terugvordering van haar Tozo-uitkering behandeld. Eiseres, eigenaar van een eenmanszaak, had in 2020 een aanvraag ingediend voor een Tozo-uitkering, die in verschillende fasen werd toegekend. Echter, Baanbrekers heeft later de uitkering herzien en teruggevorderd, omdat eiseres volgens hen onjuiste informatie had verstrekt over het voldoen aan het urencriterium. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en stelt dat zij wel degelijk aan het urencriterium heeft voldaan, ook al heeft zij zwangerschapsverlof gehad in 2019.
De rechtbank oordeelt dat Baanbrekers in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de door eiseres overgelegde stukken niet de waarde hebben die zij daaraan hecht. De rechtbank wijst erop dat Baanbrekers niet heeft onderzocht of eiseres in de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 aan het urencriterium heeft voldaan en dat het niet terecht is dat eiseres wordt tegengeworpen dat zij in het jaar voorafgaand aan de coronacrisis een inkomen had dat lager was dan het sociaal minimum. De rechtbank besluit het bestreden besluit te vernietigen en Baanbrekers de gelegenheid te geven om de gebreken in het besluit te herstellen. De termijn voor herstel is vastgesteld op zes weken.
De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde is. Deze tussenuitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze uitspraak, maar dit kan wel gelijktijdig met de einduitspraak worden ingesteld.