ECLI:NL:RBZWB:2023:5862

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4010
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de intrekking en terugvordering van Tozo-uitkering door Baanbrekers

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 17 augustus 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van Baanbrekers inzake de intrekking en terugvordering van haar Tozo-uitkering behandeld. Eiseres, eigenaar van een eenmanszaak, had in 2020 een aanvraag ingediend voor een Tozo-uitkering, die in verschillende fasen werd toegekend. Echter, Baanbrekers heeft later de uitkering herzien en teruggevorderd, omdat eiseres volgens hen onjuiste informatie had verstrekt over het voldoen aan het urencriterium. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en stelt dat zij wel degelijk aan het urencriterium heeft voldaan, ook al heeft zij zwangerschapsverlof gehad in 2019.

De rechtbank oordeelt dat Baanbrekers in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de door eiseres overgelegde stukken niet de waarde hebben die zij daaraan hecht. De rechtbank wijst erop dat Baanbrekers niet heeft onderzocht of eiseres in de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 aan het urencriterium heeft voldaan en dat het niet terecht is dat eiseres wordt tegengeworpen dat zij in het jaar voorafgaand aan de coronacrisis een inkomen had dat lager was dan het sociaal minimum. De rechtbank besluit het bestreden besluit te vernietigen en Baanbrekers de gelegenheid te geven om de gebreken in het besluit te herstellen. De termijn voor herstel is vastgesteld op zes weken.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de vergoeding van griffierecht en proceskosten nog niet aan de orde is. Deze tussenuitspraak is openbaar gemaakt en er staat nog geen hoger beroep open tegen deze uitspraak, maar dit kan wel gelijktijdig met de einduitspraak worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4010 TOZO
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. J. Verheij),
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers( Baanbrekers ), verweerder ,
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 juli 2022 (bestreden besluit) inzake de intrekking en terugvordering van haar uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo).
1.2.
Baanbrekers heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van Baanbrekers .

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Eiseres is eigenaar van de eenmanszaak ‘ [bedrijf] ’. Deze onderneming is in 2018 opgericht. In 2020 heeft eiseres bij Baanbrekers een aanvraag ingediend voor een Tozo-uitkering.
2.2.
Met een besluit van 6 mei 2020 heeft Baanbrekers aan eiseres over de periode van
1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 een Tozo-uitkering voor levensonderhoud naar de norm voor gehuwden toegekend (Tozo 1).
2.3.
Met een besluit van 19 juni 2020 heeft Baanbrekers aan eiseres over de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 een Tozo-uitkering toegekend naar de norm voor gehuwden (Tozo 2).
2.4.
Op 8 juli 2020 heeft eiseres aan Baanbrekers meegedeeld dat zij gaat scheiden.
2.5.
Met de besluiten van 13 en 14 juli 2020 heeft Baanbrekers de Tozo-uitkering van eiseres met ingang van 30 mei 2020 herzien naar de norm voor een alleenstaande en de ten onrechte betaalde uitkering over de periode van 30 mei 2020 tot en met 31 mei 2020 tot een bedrag van € 29,09 teruggevorderd.
2.6.
Met een besluit van 23 november 2020 heeft Baanbrekers aan eiseres over de periode van 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021 een Tozo-uitkering toegekend naar de norm voor een alleenstaande (Tozo 3).
2.7.
Met een besluit van 24 september 2021 (primaire besluit) heeft Baanbrekers de Tozo-uitkering van eiseres over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2021 ingetrokken en de ten onrechte betaalde uitkering tot een bedrag van € 14.984,93 teruggevorderd. Baanbrekers stelt dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres onjuiste informatie heeft verstrekt over het voldoen aan het urencriterium over 2019. Hiermee heeft zij de inlichtingenplicht geschonden.
2.8.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.9.
Met het bestreden besluit heeft Baanbrekers het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat de door eiseres in bezwaar overgelegde stukken niet duidelijk laten zien dat zij in 2019 aan het urencriterium heeft voldaan. Voorts is overwogen dat de Tozo is bedoeld voor de zelfstandige van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis is gedaald tot onder het sociaal minimum. In casu is hiervan geen sprake nu eiseres reeds in 2019 een inkomen uit onderneming had dat ver onder het sociaal minimum lag. Bij de aanvraag van Tozo 1 is door eiseres verklaard dat haar bedrijf in financiële problemen is geraakt door de coronacrisis. Bij de beoordeling van het recht op Tozo 2 en Tozo 3 is op deze verklaring voortgeborduurd. Thans wordt door Baanbrekers vastgesteld dat de onderneming van eiseres niet in de zin van de Tozo-regeling door de coronacrisis is geraakt. Met betrekking tot de terugvordering overweegt Baanbrekers dat eiseres niet heeft aangetoond dat de terugvordering voor haar leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat met de acceptatie door de Belastingdienst in de aangifte van 2019 van het voldoen aan het urencriterium voldoende is komen vast te staan dat er aan het urencriterium is voldaan. Baanbrekers had zich aan dit oordeel van de Belastingdienst moeten refereren. Na het instellen van bezwaar heeft eiseres een uitgebreide onderbouwing gegeven van het aantal door haar in 2019 gewerkte uren. Uit deze onderbouwing blijkt dat eiseres wel degelijk minimaal 1.225 uren heeft gewerkt in haar onderneming, haar zwangerschapsverlof vanaf 1 september 2019 daarin begrepen. Daarnaast betwist eiseres dat zij niet in aanmerking komt voor Tozo omdat zij onvoldoende winst heeft behaald. Zij was een startend ondernemer waarvan niet verwacht kan worden dat zij in nog geen jaar tijd een onderneming zou hebben opgebouwd met een winst gelijk aan minimaal het sociaal minimum. Volgens eiseres heeft Baanbrekers onzorgvuldig en onevenredig gehandeld. Als gevolg van de terugvordering is het risico reëel dat eiseres in de schulden terecht zal komen. Eiseres is een alleenstaande moeder die slechts € 25,- per maand alimentatie ontvangt en maar een inkomen net boven het bijstandsniveau heeft.
4.1.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Tozo heeft de zelfstandige, die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister en wiens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis, recht op algemene bijstand. Zelfstandige is degene die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep en die onder meer ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep (artikel 1 van de Tozo).
4.2.
In de Nota van toelichting (Stb 2020, 118, pagina 30) is met betrekking tot het urencriterium het volgende vermeld:
“Als de zelfstandige het gehele kalenderjaar 2019 als ondernemer werkzaam is geweest, kan aan de hand van zijn recht op zelfstandigenaftrek in het jaar voorafgaand aan de aanvraag worden vastgesteld dat aan het urencriterium is voldaan. Dit laat overigens onverlet dat de aanvrager ook op het moment van aanvraag nog zelfstandige moet zijn. Als de zelfstandige na 1 januari 2019 als ondernemer is gestart, en dus niet het gehele jaar 2019 als zelfstandige werkzaam is geweest, mag in het kader van deze regeling de 1.225 uur per jaar worden herrekend naar de periode waarover de zelfstandige ondernemer is geweest. De zelfstandige dient dan te voldoen aan het (uren)criterium dat de zelfstandige gemiddeld ten minste 23,5 uur per week dient te hebben besteed aan het bedrijf of zelfstandig beroep. De aanvrager dient in dit geval op verzoek van het college een urenadministratie op te kunnen leveren”.
4.3.
Naar aanleiding van de hoorzitting in bezwaar heeft eiseres een groot aantal stukken overgelegd ter onderbouwing van haar standpunt dat zij in 2019 wel aan het urencriterium heeft voldaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Baanbrekers in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom aan die stukken niet die waarde kan worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wenst te zien.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in de periode september 2019 tot en met december 2019 zwangerschapsverlof heeft genoten. Baanbrekers heeft in de besluitvorming verzuimd aan te geven wat haar standpunt terzake is in het kader van het urencriterium 2019. Dit klemt te meer nu in de Handreiking Tozo op pagina 15 het volgende is aangegeven:
“Voor de beoordeling van het recht op zelfstandigenaftrek mag een vrouwelijke zelfstandige het aantal vanwege een onderbreking voor zwangerschap niet-gewerkte uren meetellen voor de berekening van het aantal bestede uren. Dezelfde werkwijze kan worden gehanteerd voor de verklaring bij het urencriterium in de Tozo. Indien de werkzaamheden als zelfstandige zijn onderbroken door zwangerschap, dan mag de zelfstandige voor een periode van maximaal 16 weken uitgaan van het aantal uren dat zij gewoonlijk aan het bedrijf zou hebben besteed. Deze specifieke situatie komt niet terug in het modelaanvraagformulier Tozo. Gemeenten wordt geadviseerd bovenstaande richtlijn uit te vragen als de zelfstandige aangeeft dat zij vanwege zwangerschap niet aan het urencriterium heeft kunnen voldoen”
4.5.
Voor zover eiseres erop heeft gewezen dat uit haar IB aangifte 2019 blijkt dat zij in 2019 recht heeft op de zelfstandigenaftrek waarmee wordt aangetoond dat zij in 2019 voldoet aan het urencriterium, overweegt de rechtbank het volgende. De Belastingdienst gaat uit van de eigen opgave van het aantal uren in de aangifte. De Belastingdienst controleert alleen bij wijze van steekproef of ondernemers voldoen aan het door hen opgegeven behaalde urencriterium. Daarvan is in het geval van eiseres niet gebleken. Aan de door haar overgelegde IB aangifte 2019 komt dan ook onvoldoende bewijskracht toe.
4.6.
Uit de stukken (zie pagina 2 van het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften) leidt de rechtbank af dat het voor deze zaak van belang zou kunnen zijn of eiseres in de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 aan het urencriterium heeft voldaan. Niet gebleken is dat Baanbrekers hiernaar enig onderzoek heeft gedaan. In ieder geval wordt in het bestreden besluit niet aangegeven of eiseres in de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 aan het urencriterium heeft voldaan.
4.7.
Uit het bestreden besluit leidt de rechtbank verder af dat Baanbrekers eiseres tegenwerpt dat zij reeds in het jaar voorafgaand aan de coronacrisis een inkomen had dat lager was dan het sociaal minimum. Naar het oordeel van de rechtbank mag Baanbrekers dit eiseres niet tegenwerpen. Dat het inkomen voor de coronacrisis boven het sociaal minimum moest liggen komt niet terug in de voorwaarden zoals opgenomen bij de Tozo-aanvraag van eiseres (zie pagina 2 van de aanvraag waar louter wordt gesproken over “U verwacht dat de inkomsten uit uw bedrijf minder is dan het sociaal minimum”). Ook staat niet in de Tozo zelf vermeld dat het inkomen voor de coronacrisis boven het sociaal minimum moest liggen.
5. Gelet op wat hiervoor onder 4.3., 4.4., 4.6. en 4.7. is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken. De rechtbank zal Baanbrekers in de gelegenheid stellen om alsnog een gemotiveerd standpunt in te nemen met betrekking tot de door eiseres overgelegde stukken ter onderbouwing van haar standpunt dat zij in 2019 aan het urencriterium heeft voldaan. Voorts zal de rechtbank Baanbrekers in de gelegenheid stellen aan te geven wat haar standpunt is over het zwangerschapsverlof van eiseres in het kader van het urencriterium 2019 en om aan te geven of eiseres in de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 aan het urencriterium heeft voldaan. Daarnaast zal Baanbrekers in de gelegenheid worden gesteld aan te geven welke consequenties moeten worden verbonden aan het standpunt van de rechtbank dat eiseres niet mag worden tegengeworpen dat zij reeds in het jaar voorafgaand aan de coronacrisis een inkomen had dat lager was dan het sociaal minimum.
7. De rechtbank zal de termijn waarbinnen Baanbrekers de gebreken kan herstellen bepalen op zes weken. Als Baanbrekers hiervan geen gebruik wil maken, dan dient Baanbrekers dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als Baanbrekers wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van Baanbrekers . Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
-stelt Baanbrekers in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen
binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van
hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt Baanbrekers op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 17 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.