In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 augustus 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen het niet tijdig beslissen door het UWV op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser had op 19 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 september 2022, maar het UWV heeft niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 13 weken beslist. Eiser heeft het UWV op 20 april 2023 in gebreke gesteld, maar het UWV heeft nog steeds geen besluit genomen.
De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV niet tijdig heeft beslist. De rechtbank bepaalt dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar moet nemen. Tevens legt de rechtbank een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat het UWV de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het UWV moet het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.
De rechtbank benadrukt het belang van een zorgvuldige heroverweging door het UWV, maar ook de noodzaak om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.