In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.115, en een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) van nihil. Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV werd ongegrond verklaard, terwijl het bezwaar tegen de aanslag Zvw niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft de beroepen op 6 april 2023 ter zitting behandeld, maar het onderzoek werd geschorst vanwege een wrakingsverzoek van belanghebbende, dat later ongegrond werd verklaard. Op 6 juli 2023 werd het onderzoek hervat.
De rechtbank oordeelt dat de aanslag IB/PVV 2019 niet te hoog is vastgesteld en dat het bezwaar tegen de aanslag Zvw terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank concludeert dat het griffierecht correct is geheven en dat de inspecteur voldoende inzicht heeft gegeven in de berekening van de aanslagen. Belanghebbende heeft geen andere gronden ingebracht tegen de aanslag IB/PVV, waardoor de rechtbank ervan uitgaat dat deze niet te hoog is vastgesteld. De beroepen worden ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslagen in stand blijven en dat belanghebbende geen terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt.