ECLI:NL:RBZWB:2023:5770

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2598
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een vervolguitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 2 juni 2021, waarin haar een vervolguitkering werd toegekend. Het UWV verklaarde het bezwaar gedeeltelijk gegrond en paste de restverdiencapaciteit aan. Eiseres ging in beroep tegen dit besluit, waarbij zij stelde dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om te werken. De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 augustus 2021 heeft vastgesteld op 66,07%. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 augustus 2021. Eiseres heeft diverse klachten, waaronder psychische klachten en fysieke klachten, maar de rechtbank is van oordeel dat deze klachten niet leiden tot volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank wijst erop dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM) en dat de door het UWV geselecteerde functies passend zijn voor haar situatie.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, op 18 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2598 WIA

uitspraak van 18 augustus 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam 2]
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van een vervolguitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 2 juni 2021 (primair besluit) aan eiseres een vervolguitkering op grond van de Wet WIA toegekend. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 8 april 2022 is het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en de restverdiencapaciteit aangepast.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en mr. J.F.C.A.M. Weterings als gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 7 augustus 2021 voor 66,07 % arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 augustus 2021 heeft vastgesteld op 66,07 %.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten
4.1.
Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als financieel/administratief medewerkster. Zij heeft zich 17 oktober 2017 vanwege psychische klachten ziekgemeld. Eiseres ontving eerder een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg. Op 1 december 2019 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. In het besluit van 21 januari 2020 is er aan eiseres een voorschot op haar WIA-uitkering toegekend.
4.2.
In het besluit van 19 maart 2020 heeft het UWV aan eiseres met ingang van 7 februari 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 58,42 %.
4.3.
Bij brief van 3 mei 2021 heeft de (ex-)werkgever van eiseres verzocht om een herbeoordeling van de WIA-uitkering van eiseres. (ex-)Werkgever is eigenrisicodrager voor de WGA.
4.4.
In het primaire besluit heeft het UWV eiseres laten weten dat haar loongerelateerde WGA-uitkering op 6 augustus 2021 zal worden beëindigd in verband met het bereiken van de maximumduur. Eiseres is met ingang van 7 augustus 2021 in aanmerking gebracht voor een WGA-vervolguitkering.
4.5.
Tegen het primaire besluit hebben eiseres en haar (ex-)werkgever bezwaar gemaakt.
4.6.
Het UWV heeft bij brief van 27 augustus 2021 kenbaar gemaakt dat zij voornemens zijn om het primaire besluit te wijzigen in die zin dat de WGA-uitkering van eiseres zal worden gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 65-80%. Eiseres en haar (ex-)werkgever hebben op dit voornemen gereageerd.
4.7.
Op 6 januari 2022 heeft eiseres het UWV in gebreke gesteld.
4.8.
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en haar restverdiencapaciteit aangepast. Daarnaast heeft het UWV een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift toegewezen.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1.
Arts [naam 3] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur van 16 augustus 2021. Tijdens het spreekuur heeft er psychisch en lichamelijk onderzoek plaatsgevonden. De rapportage is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [naam 4] Eiseres heeft diverse klachten, zoals psychische klachten waaronder een persoonlijkheidsstoornis en een burn-out. Daarnaast heeft zij last van schouder- en rugklachten en vitiligo. De arts stelt dat er beperkingen in arbeid die voortvloeien uit ziekte zijn. Eiseres is echter wel belastbaar voor arbeid, want er is geen sprake van een situatie die voldoet aan de criteria voor Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM). Ten aanzien van vitiligo zijn er eerder geen beperkingen aangenomen, maar die moeten volgens de arts wel worden aangenomen. De arts stelt dat er een redelijke verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden in het komende jaar of het daaropvolgende jaar. Er is geen sprake van duurzame arbeidsbeperkingen. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 augustus 2021.
Verzekeringsarts b&b [naam 5] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en de hoorzitting bijgewoond. Daarnaast heeft er na de hoorzitting psychisch onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b stelt dat de beperkingen van eiseres op de datum in geding correct zijn weergeven in de FML van 18 augustus 2021. Er zijn geen diagnoses of klachten gemist. Met de gestelde beperkingen en voorwaarden in de FML wordt voorzien in fysiek en psychisch licht belastende arbeid. Deze beperkingen zijn passend bij de mate van klachten zoals eiseres deze ten aanzien van de datum in geding rapporteert en bij de bevindingen van het primair medisch onderzoek. Ze zijn tevens passend bij de aard en ernst van de onderliggende medische problematiek aanwezig op de datum in geding zoals deze blijkt uit de voorliggende gegevens. In het bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting zijn geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht die aanleiding geven om meer beperkingen aan te nemen. Getoetst aan het Schattingsbesluit bestaat geen aanleiding om te stellen dat er op medische gronden geen benutbare mogelijkheden zijn. Er is geen sprake van een aandoening met slechte prognoses op korte termijn.
5.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat. Zij stelt dat zij niet in staat is om vier uur per dag en twintig uur per week te werken. Eiseres is van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt is. Zij heeft er alles aan gedaan om nog te kunnen werken, zowel met sollicitaties als ook met medische interventies. Dit blijkt ook uit de stukken van de medisch specialisten en de bedrijfsarts. Gelet op de mentale en fysieke klachten is het voor eiseres echt niet mogelijk om te werken. Al geruime tijd is zij in behandeling bij diverse psychologen, die aangeven dat zij moet werken aan haar herstel, voordat eiseres kan werken aan re-integratie. Daarnaast moet zij zoveel mogelijk stress vermijden. De conclusie die door de verzekeringsarts b&b is genomen zorgt voor een stressvolle situatie en dit gaat ten koste van haar gezondheid.
Ook het feit dat eiseres weer zal herstellen is volgens eiseres een optimistisch standpunt en eiseres snapt ook niet waar dit standpunt op gebaseerd is. Ondanks diverse therapieën zit eiseres al meerdere jaren ziek thuis en is haar situatie toch weer verslechterd.
Daarnaast stelt eiseres dat er nooit medische informatie is opgevraagd bij diverse instanties, terwijl deze eiseres langere tijd hebben behandeld. Dit is volgens eiseres wel essentieel om tot een goede beoordeling te komen. De redenatie van het UWV is volgens eisers dan ook niet te volgen. Eiseres heeft later nog diverse medische informatie ingebracht.
5.3.
Naar aanleiding van het beroepschrift heeft het UWV de verzekeringsarts b&b gevraagd of er aanleiding is om het standpunt te wijzigen. De ingebrachte medische informatie geeft volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om het standpunt te wijzigen. Gelet op de informatie van GGZ Emergis werd eerder uitgegaan van de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis bij eiseres. Uit de in beroep ingebrachte informatie volgt dat er geen persoonlijkheidsstoornis kon worden vastgesteld. Strikt genomen betekent dit dat er geen sprake is van ziekte of gebrek op psychisch gebied. Echter, eiseres heeft eerder psychische klachten gehad in de vorm van een burn-out waarbij zij ook uitviel voor arbeid. Op basis hiervan zijn beperkingen op preventieve grond aan de orde. Deze beperkingen zijn passend weergegeven in de FML van 18 augustus 2021. Met de gestelde voorwaarden en beperkingen in arbeid wordt voorzien in lage psychische belasting zonder confrontatie met stresserende arbeidsomstandigheden en in deeltijd. Een mogelijk risico op uitval door overvraging op het werk is hiermee geminimaliseerd.
De ingebrachte rapportages van de bedrijfsarts waren al bekend, behalve de rapportage van 13 september 2021. Uit deze rapportage blijkt niet dat de medische situatie van eiseres ten aanzien van de datum in geding anders was dan waar eerder van uit werd gegaan. De beperkingen die de bedrijfsarts aangeeft ten behoeve van de verdere re-integratie zijn ook in lijn met de beperkingen die in de FML zijn opgenomen. Hierbij is van belang dat beperkingen in FML termen opgesteld door de bedrijfsarts niet dienen om tot functieduiding binnen een WIA-beoordeling te komen. De brief van arbo-arts [naam 6] van 16 mei 2022 ziet niet op de medische situatie van eiseres op de datum in geding. Daarbij wordt aangegeven dat eiseres niet belastbaar is voor arbeid of re-integratie vanwege ervaren belemmeringen. Conform het medisch arbeidsongeschiktheidscriterium gaat het binnen de huidige beoordeling om beperkingen ten gevolge van een geobjectiveerde ziekte of gebrek. In dit kader verwijst de verzekeringsarts b&b naar de eerdere en huidige verzekeringsgeneeskundige rapportages.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de arts en de verzekeringsarts b&b blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de psychische klachten, schouder- en rugklachten en vitiligo. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De in beroep ingebrachte medische informatie geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de arts en de verzekeringsarts b&b hebben aangenomen. Daarbij is het volgende in aanmerking genomen. De arts heeft opgemerkt dat vitiligo niet was meegenomen in de eerdere beoordeling en heeft daarvoor nog extra beperkingen aangenomen. De stelling van eiseres dat er geen medische informatie is opgevraagd en betrokken in de beoordeling, is naar oordeel van de rechtbank onjuist. Uit zowel het rapport van de arts als het rapport van de verzekeringsarts b&b blijkt dat er informatie bij Emergis en bedrijfsarts [naam 6] is opgevraagd (en verkregen) en dat deze informatie ook is meegewogen in het vaststellen van de beperkingen. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b de medische informatie die eiseres bij het beroepschrift heeft overgelegd, beoordeeld. De verzekeringsarts b&b heeft afdoende gemotiveerd waarom deze informatie niet leidt tot een ander oordeel. Kort voor de zitting (op 19 juni 2023) heeft eiseres nog meer aanvullende medische stukken ingediend. Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV afdoende toegelicht waarom deze informatie evenmin leidt tot een ander oordeel; de rugklachten waren al bekend en bovendien ziet de ingebrachte medische informatie niet op de datum in geding.
Niet gebleken is dat in de FML van 18 augustus 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Anders dan eiseres in beroep betoogt is zij niet volledig arbeidsongeschikt, omdat zij niet voldoet aan de criteria voor GBM. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in de FML van 18 augustus 2021.
Ter zitting heeft de gemachtigde van het UWV toegelicht dat eiseres een melding kan doen, als haar gezondheidssituatie is verslechterd. De rechtbank wijst eiseres nogmaals op deze mogelijkheid.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1.
Een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), archiefmedewerker (Sbc-code 553020) en samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130).
6.2.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 24 augustus 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 25 maart 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar ingenomen standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 5.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 66,07 %. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Eiseres heeft aangevoerd dat niet duidelijk is waarop de verwachte verbetering is gebaseerd. Het vraagstuk van de te verwachten verbeteringen van de beperkingen (duurzaamheid) is in het kader van een WIA-beoordeling pas van belang wanneer sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid (80-100%). Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres valt echter in de klasse 65-80%. De rechtbank zal hetgeen eiseres over de prognose heeft opgemerkt dan ook verder onbesproken laten.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 augustus 2021 heeft vastgesteld op 66,07%.
9. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 18 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20 % te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterde situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65 % te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 % of meer. Van belang is dan ook of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Wet WIA bestaat de WGA-uitkering, indien de duur van de loongerelateerde uitkering van deze uitkering is verstreken of als gevolg van artikel 54, vierde lid, geen aanspraak heeft bestaan op deze uitkering, uit:
een loonaanvullingsuitkering voor de verzekerde die per kalendermaand een inkomen verdient dat tenminste gelijk is aan de inkomenseis, bedoeld in het tweede lid of voor wie op grond van het derde lid geen inkomenseis geldt; of
een vervolguitkering.
Op grond van artikel 62, eerste lid, in verbinding met artikel 61, zesde lid, van de Wet WIA hangt de hoogte van de WGA-vervolguitkering af van de mate van arbeidsongeschiktheid.