ECLI:NL:RBZWB:2023:5763

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4551
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 18 augustus 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld met betrekking tot zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser had op 9 februari 2022 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst om informatie over het beleid en adviesrapporten met betrekking tot staatsteun voor een specifiek plan. Het college heeft in een primair besluit van 14 april 2022 een deel van de documenten openbaar gemaakt, maar heeft in een bestreden besluit van 15 augustus 2022 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de overige documenten niet openbaar gemaakt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom de documenten niet openbaar zijn gemaakt. De rechtbank stelt vast dat het college niet voldoende heeft onderbouwd welke informatie als bedrijfs- en fabricagegegevens moet worden aangemerkt en welke informatie op andere gronden kan worden geweigerd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen drie maanden een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens moet het college het door eiser betaalde griffierecht vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om openbaarmaking, waarbij een duidelijke motivering vereist is voor het al dan niet openbaar maken van documenten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4551 Woo

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , uit [plaatsnaam] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over zijn verzoek om openbaarmaking van stukken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1
In het besluit van 14 april 2022 (primair besluit) heeft het college het verzoek van eiser om openbaarmaking op grond van de Wob deels gehonoreerd en diverse stukken gedeeltelijk openbaar gemaakt. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
1.2
Bij besluit van 15 augustus 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de documenten niet openbaar gemaakt.
1.3
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5
De rechtbank heeft het beroep op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigden van het college, [naam 2] en [naam 3] , en [naam 4] namens [naam bedrijf] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser over het verzoek tot openbaarmaking van stukken aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.1
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep gegrond is. Het college heeft ondeugdelijk gemotiveerd waarom de documenten niet openbaar zijn gemaakt. Het college moet daarom een nieuw besluit op het bezwaar van eiser nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten
3.1
Op 9 februari 2022 heeft eiser aan het college verzocht om openbaarmaking op grond van de Wob van alle informatie over het beleid en de adviesrapporten met betrekking tot staatsteun voor het plan [naam plan] in de periode van 1 januari 2012 tot 1 januari 2015.
3.2
In het primaire besluit heeft het college het verzoek van eiser (deels) ingewilligd en twee van de vijf gevonden documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt, al dan niet met het weglakken van passages. De andere drie documenten zijn niet openbaar gemaakt. De niet openbaar gemaakte documenten zijn adviezen van AKD, Montesquieu Finance B.V. en Deloitte.
3.3
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3.4
In het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten. De verzochte documenten zijn niet openbaar gemaakt op grond van drie weigeringsgronden, namelijk:
Bedrijfs- en fabricagegegevens (artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo);
Onevenredige benadeling (artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, van de Woo);
Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer (artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo).
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordelingskader
5.1
Op 1 mei 2022 is de Wet open Overheid (Woo) [1] , zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo, in werking getreden. [2] Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. [3] Het bestreden besluit dat in deze zaak ter beoordeling aan de rechtbank is voorgelegd, is genomen na 1 mei 2022. Daarom is de rechtbank van oordeel dat deze zaak dient te worden beoordeeld op grond van het recht dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, namelijk de Woo. [4]
5.2
Het college heeft de documenten met de nog steeds geheim te houden passages aan de rechtbank toegezonden, met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij brief van 13 januari 2023 is aan eiser medegedeeld dat van de stukken waarvan op grond van de Woo om openbaarmaking of verstrekking is verzocht, alleen de bestuursrechter kennisneemt.
Beroepsgronden
6. Eiser voert aan dat het college ten onrechte een beroep heeft gedaan op de weigeringsgronden om de documenten in zijn geheel te weigeren. Daarnaast is volgens eiser sprake van een ondeugdelijke motivering. Per weigeringsgrond heeft eiser ook een korte toelichting naar voren gebracht. Deze wordt, voor zover relevant, hieronder vermeldt.
Heeft het college op goede gronden geweigerd de gevraagde informatie openbaar te maken?
7.1
Eiser stelt dat de aard van het Woo-verzoek gaat om het advies dat is gegeven door AKD, Montesquieu en Deloitte over staatsteun. Op basis van deze adviezen is door de gemeente Hulst besloten om de 100% garantstelling door de gemeente Hulst en de provincie Zeeland niet te melden bij de Europese Commissie. Deze adviezen zijn volgens eiser niet in vertrouwen door [naam bedrijf] . aan de gemeente Hulst meegedeeld. Ze zijn opgesteld door de aangewezen bureaus, die hebben uitgezocht of er regels overtreden zouden worden als er geen melding bij de Europese Commissie zou worden gedaan. Uit de raadsstukken kan worden opgemaakt dat het niet melden van de veranderde garantstelling is gebaseerd op deze informatie. Eiser gaat er van uit dat de adviezen niet alleen zien op bedrijfs- en fabricagegegevens, maar dat hier ook enige kennis van de wet- en regelgeving over de garantstelling aan ten grondslag heeft gelegen. Het vrijgeven van die (juridische) gegevens kent geen belemmering in het licht van de bovenstaande uitzonderingsgrond.
7.2
Het college stelt daartegenover dat de gemeente Hulst enig aandeelhouder van [naam bedrijf] . is. De adviezen zijn door [naam bedrijf] . vertrouwelijk aan de gemeente Hulst ter beschikking gesteld. De gegevens in de adviezen zijn vertrouwelijke en concurrentiegevoelige gegevens, zoals omzetgegevens, investeringen, financieringskosten, pachtgegevens, looptijden, termijnen van betaling, informatie over de aankoop van gronden, uitwerking van plannen, ontwikkelingsmogelijkheden en een inschatting van de daarbij behorende risico’s. Bij openbaarmaking van de stukken kunnen de projectontwikkelaar – de enige contractspartij van [naam bedrijf] . – en derden inzicht krijgen in de werkwijze, voorstellen, strategieën, methoden, technieken en financiële bedrijfsvoering van [naam bedrijf] . De concurrentie- en rechtspositie van [naam bedrijf] . kan hierdoor worden aangetast. [5]
Anders dan eiser stelt, is het college van mening dat de adviezen in zijn geheel vertrouwelijk zijn verstrekt aan de gemeente Hulst gezien de aandeelhouderspositie van [naam bedrijf] . Op basis van deze positie mocht [naam bedrijf] . erop vertrouwen dat de gegevens zijn verstrekt in een contact dat redelijkerwijs als vertrouwelijk kan worden aangemerkt. Van gedeeltelijke openbaarmaking kan volgens het college bij het geheel toesturen van vertrouwelijke informatie dan ook geen sprake zijn.
7.3
Op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
7.4
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat van bedrijfs- en fabricagegegevens slechts sprake is, indien en voor zover uit die gegevens wetenswaardigheden kunnen worden afgeleid of afgelezen met betrekking tot de afzet van producten of de kring van afnemers en leveranciers. De weigeringsgrond is bedoeld om te voorkomen dat bedrijfsgegevens die bedrijven met het oog op concurrentie geheim willen houden, maar wel genoodzaakt zijn deze informatie aan bestuursorganen te verstrekken, openbaar moet worden gemaakt. [6]
7.5
De rechtbank begrijpt het college zo dat zij stelt dat de adviezen moeten worden geweigerd op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo, een absolute weigeringsgrond. Daarnaast kunnen de adviezen volgens het college ook niet openbaar worden gemaakt op grond van de relatieve weigeringsgronden: de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van andere concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens. [7] Ter zitting heeft de gemachtigde van het college desgevraagd toegelicht dat hoe dan ook de vertrouwelijkheid van de adviezen aan openbaarmaking in de weg staat. De rechtbank is van oordeel dat het college niet in het standpunt kan worden gevolgd dat de adviezen in zijn geheel mochten worden geweigerd, omdat deze in vertrouwen aan het college zijn verstrekt. Dat de adviezen in vertrouwen aan het college zijn verstrekt, speelt enkel een rol bij het weigeren van stukken op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo. Hoewel de vertrouwelijkheid een onderdeel van de belangenafweging kán zijn, is dit geen zelfstandige weigeringsgrond om de gevraagde gegevens niet openbaar te maken. De rechtbank stelt vast dat niet alle informatie die is geweigerd openbaar te maken bedrijfs- en fabricagegegevens betreft. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college per advies of onderdeel daarvan had moeten beoordelen en motiveren welke informatie bedrijfs- en fabricagegegevens betreft en dus - volgens het college - moet worden geweigerd en welke informatie op een andere grond kan worden geweigerd. Met de door het college in het bestreden besluit gegeven motivering is niet voldoende kenbaar van welke weigeringsgrond voor welk onderdeel wordt uitgegaan. Het beroep is reeds daarom gegrond. De overige gronden behoeven geen bespreking.

Conclusie en gevolgen

8. Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Dit betekent dat het college opnieuw zal moeten beoordelen en motiveren welke informatie op welke grond wordt geweigerd en, indien noodzakelijk, daarbij per zelfstandig onderdeel van elk advies, zoals een alinea, een belangenafweging zal moeten maken. [8]
9. De rechtbank draagt het college op om binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen, rekening houdend met deze uitspraak.
10. Nu de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat gaan aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 15 augustus 2022;
  • draagt het college op om binnen drie maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 18 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet open overheid
Op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet open overheid (Woo) blijft het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.

Voetnoten

1.
2.
3.ABRvS 26 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1223.
4.Zie in dat kader bijvoorbeeld: ABRvS 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3745.
5.Het college verwijst in dit kader naar ABRvS 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1675, ABRvS 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2555 en ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1734.
6.ABRvS 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1734 en ABRvS 15 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1926.
7.de artikelen 5.1, tweede lid, aanhef en onder e van de Woo en 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, van de Woo.
8.Vergelijk ABRvS 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1079