ECLI:NL:RBZWB:2023:5760

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
10582954 \ AZ VERZ 23-28 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en verzoek tot vernietiging van het ontslag in een arbeidsconflict

In deze zaak heeft de werkgever op 13 juni 2023 ontslag op staande voet verleend aan de werknemer, omdat deze hem zou hebben geslagen tijdens een bespreking. De werknemer heeft hierop een verzoekschrift ingediend om het ontslag te vernietigen en om hem toe te laten tot de bedongen arbeid. Tevens verzoekt de werknemer om betaling van achterstallig salaris en vergoedingen, omdat hij het ontslag betwist en stelt dat er geen rechtsgeldige reden voor het ontslag was. De kantonrechter heeft op 10 augustus 2023 een mondelinge behandeling gehouden en heeft de werkgever toegelaten bewijs te leveren van zijn stelling dat de werknemer hem heeft geslagen. De kantonrechter heeft ook de werkgever in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren dat hij, op een paar honderd euro na, geen achterstallig loon aan de werknemer verschuldigd is. De kantonrechter heeft de beslissing over de verzoeken aangehouden in afwachting van het bewijs.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer / rekestnummer: 10582954 \ AZ VERZ 23-28
Beschikking van 17 augustus 2023
in de zaak van
[verzoeker01],
te [plaats01] ,
verzoekende partij in de hoofdzaak,
verzoekende partij in de voorlopige voorziening,
hierna te noemen: [verzoeker01] ,
gemachtigde: mr. H.D. van Duijvenbode,
tegen
[verweerder01]h.o.d.n.
[bedrijf verweerder01],
te [plaats] ,
verwerende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in de voorlopige voorziening,
hierna te noemen: [verweerder01] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift.
1.2.
Op 10 augustus 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen op de mondelinge behandeling hebben aangevoerd. De kantonrechter heeft na het sluiten van de mondelinge behandeling uitspraak bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker01] is per 1 november 2022 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij [verweerder01] in de functie van [functie] voor 38 uur per week tegen een salaris van € 3.200,- bruto per maand exclusief vakantiebijslag. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Metaal en Techniek van toepassing.
2.2.
[verweerder01] heeft [verzoeker01] bij brief van 13 juni 2023 ontslag op staande voet verleend. Daarin is onder andere het volgende medegedeeld:

Gisterenmiddag tijdens een bespreking met het team sprak ik je erop aan dat je onvoorzichtig was met de telefoon die je van mij hebt ontvangen in verband met je werk. Daarop ontstond er een discussie waarin ik je heb gevraagd om de telefoon in te leveren. Nadat je dat had gedaan en ik de simkaart uit de telefoon wilde halen begon je op me in te slaan en heb je me meerdere keren hard – en tot bloedens toe zelfs – in mijn gezicht en tegen mijn lichaam geslagen. Daarna ben je vertrokken.
Je zult begrijpen dat dit absoluut onacceptabel is en niet wordt getolereerd. Dat je mij meerdere keren hard hebt geslagen levert voor mij een dringende reden op voor ontslag op staande voet, dat ik je met deze brief dan ook geef.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker01] verzoekt, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
bij wijze van voorlopige voorziening voor de duur van het geding
[verweerder01] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] het salaris van € 3.200,- bruto per maand, te vermeerderen met de vakantiebijslag en overige emolumenten, vanaf 13 juni 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, alsmede tot betaling van het achterstallig loon van november 2022 tot en met mei 2023 van € 2.210,- netto en het loon van 1 juni tot 13 juni 2023 van € 1.271.12 bruto en het loon over de zaterdagen (inclusief overwerktoeslag en vakantiegeld) van € 5.561,74 bruto, en het vakantiegeld van november 2022 tot en met mei 2023 van € 1.792,- bruto (8% van het loon over 7 maanden) te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
[verweerder01] te veroordelen [verzoeker01] binnen 24 uur na betekening van de te wijzen beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat [verweerder01] in gebreke blijft;
in de hoofdzaak
primair
de opzegging van de arbeidsovereenkomst / het ontslag op staande voet te vernietigen;
[verweerder01] te verplichten [verzoeker01] binnen 24 uur na betekening van de te wijzen beschikking toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat [verweerder01] in gebreke blijft;
[verweerder01] te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris vanaf november 2022 tot en met mei 2023 van € 2.210,- netto en het loon van 1 juni tot 13 juni 2023 van € 1.271.12 bruto en het loon over de zaterdagen (inclusief overwerktoeslag en vakantiegeld) van € 5.561,74 bruto, en het vakantiegeld van november 2022 tot en met mei 2023 van € 1.792,- bruto (8% van het loon over 7 maanden) te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
[verweerder01] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker01] van het salaris van € 3.200,- bruto per maand vanaf 13 juni 2023 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
[verweerder01] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van de beschikking tot het verstrekken van de loonstroken van februari tot en met mei 2023 en alle toekomstige loonstroken, onder verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat [verweerder01] in gebreke blijft;
[verweerder01] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van volledige voldoening;
subsidiair voor het geval de opzegging / het ontslag op staande voet niet wordt vernietigd
[verweerder01] te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris en zaterdagtoeslag aan [verzoeker01] vanaf november 2022 tot en met mei 2023 van € 2.210,- netto, alsmede het vakantiegeld van november 2022 tot en met mei 2023 van € 1.792,- bruto, en het loon over de zaterdagen (inclusief overwerktoeslag en vakantiegeld) van € 5.561,74 bruto, en het loon van 1 juni tot 13 juni 2023 van € 1.271,12 (inclusief 8% vakantiebijslag), te vermeerderen met de wettelijke verhoging;
[verweerder01] te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en billijke vergoeding aan [verzoeker01] en deze vergoedingen aan [verzoeker01] toe te kennen zoals vermeld onder punt 8a en 8b van het verzoekschrift, dan wel voor wat betreft de billijke vergoeding een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding;
[verweerder01] te veroordelen tot betaling van een vergoeding wegens onregelmatige opzegging aan [verzoeker01] – en deze vergoeding aan [verzoeker01] toe te kennen – zoals vermeld onder punt 8c van het verzoekschrift;
te bepalen dat [verweerder01] vanaf 13 juni 2023 geen rechten meer kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding in respectievelijk artikel 20 en 21 van de arbeidsovereenkomst;
[verweerder01] te veroordelen binnen 14 dagen na betekening van de te wijzen beschikking tot het verstrekken van de loonstroken van februari 2023 tot en met mei 2023 en alle toekomstige loonstroken aan [verzoeker01] , onder verbeurte van € 500,- per dag dat [verweerder01] in gebreke blijf;
[verweerder01] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van de hiervoor genoemde bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
primair en subsidiair
verzoekt [verzoeker01] [verweerder01] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[verzoeker01] heeft het volgende – samengevat – aan zijn verzoeken ten grondslag gelegd. [verzoeker01] ontkent dat hij [verweerder01] heeft geslagen. Op 12 juni 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden over het achterstallig loon en dergelijke dat [verzoeker01] nog van [verweerder01] dient te ontvangen en over de steeds te late en niet correcte betalingen. Er is niet gesproken over een telefoon, zoals [verweerder01] stelt in de ontslagbrief. [verzoeker01] heeft getracht het gesprek met [verweerder01] aan te gaan, maar dit lukte niet. Vervolgens is [verzoeker01] weggegaan voordat het gesprek uit de hand zou lopen. De ervaring leert dat met [verweerder01] geen gesprek is te voeren en [verweerder01] heeft in eerdere gesprekken gedreigd. Een dringende reden voor een ontslag op staande voet ontbrak en [verweerder01] heeft het ontslag zonder rechtsgeldige reden verleend. Voor de duur van het geding verzoekt [verzoeker01] een voorlopige voorziening te treffen, zodat [verzoeker01] loon ontvangt en de overeengekomen arbeid kan verrichten. Verder verzoekt [verzoeker01] in de hoofdzaak primair het ontslag op staande voet te vernietigen, [verweerder01] te veroordelen, [verzoeker01] toe te laten tot de overeengekomen werkzaamheden en het loon door te betalen.
3.3.
In de hoofdzaak maakt [verzoeker01] primair en subsidiair aanspraak op (achterstallige) loon. [verweerder01] heeft iedere maand te weinig loon betaald. Ook het loon vermeerderd met de overwerk- en vakantietoeslag over de gewerkte zaterdagen zijn nimmer uitbetaald. Volgens artikel 42 lid 3 sub b van de cao heeft [verzoeker01] in dat geval recht op een toeslag van 0,89% van zijn maandsalaris. Ook heeft [verweerder01] verzuimd de loonstroken van februari 2023 tot en met mei 2023 te verstrekken. Het loon is te laat betaald en om die reden maakt [verzoeker01] ook aanspraak op de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
3.4.
Voorts maakt [verzoeker01] in de hoofdzaak subsidiair aanspraak op de transitievergoeding en die bedraagt voor de periode 1 november 2022 tot 1 augustus 2023 € 869,41 bruto. [verzoeker01] maakt ook aanspraak op een billijke vergoeding van € 82.944,- bruto, omdat het dienstverband zonder het verleende ontslag nog minstens twee jaar zou hebben geduurd. Verder maakt [verzoeker01] aanspraak op een vergoeding van € 5.561,15 bruto wegens onregelmatige opzegging, omdat [verweerder01] bij een regelmatige opzegging de arbeidsovereenkomst pas per 1 augustus 2023 op had mogen zeggen. Aangezien [verweerder01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan [verweerder01] geen rechten ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding.
3.5.
[verweerder01] heeft – samengevat – op de mondelinge behandeling het volgende verweer gevoerd. [verzoeker01] heeft [verweerder01] op 12 juni 2023 meerdere keren (tot bloedens toe) geslagen. Drie andere werknemers hebben dit gezien. [verweerder01] heeft om die reden op 13 juni 2023 [verzoeker01] ontslag op staande voet verleend. [verweerder01] betwist verder de hoogte van het verzochte achterstallige loon. Op een paar honderd euro na heeft [verweerder01] al het loon aan [verzoeker01] uitbetaald.

4.De beoordeling

In de hoofdzaak
4.1.
Voordat de kantonrechter de verzoeken van [verzoeker01] inhoudelijk kan beoordelen, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
4.2.
De wettelijke regels voor ontslag op staande voet staan in boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Volgens die regels is een dergelijk ontslag onder andere alleen rechtsgeldig als daarvoor een dringende reden bestaat (artikel 7:677 lid 1 BW). Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De kantonrechter moet bij de beoordeling van de dringende reden alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemen. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
4.3.
[verweerder01] heeft aangevoerd dat [verzoeker01] hem (tot bloedens toe) heeft geslagen en dat hij [verzoeker01] om die reden ontslag op staande voet heeft verleend. [verzoeker01] heeft dit gemotiveerd betwist. Gelet op de gemotiveerde betwisting is de kantonrechter van oordeel dat nader bewijs nodig is. In dit geval ligt de bewijslast bij [verweerder01] omdat hij zich beroept op een rechtsgevolg (het slaan van [verzoeker01] heeft geleid tot het verlenen van ontslag op staande voet). [verweerder01] heeft op de mondelinge behandeling bewijs aangeboden van zijn stelling. De kantonrechter zal [verweerder01] toelaten tot bewijs van zijn stelling. Indien vast komt te staan dat [verzoeker01] [verweerder01] (tot bloedens toe) heeft geslagen, vormt dit een rechtsgeldige reden voor een ontslag op staande voet.
4.4.
[verweerder01] heeft verder bewijs aangeboden dat hij (op een paar honderd euro na) geen achterstallig loon is verschuldigd aan [verzoeker01] . De kantonrechter zal [verweerder01] ook op dit punt toelaten tot bewijslevering.
4.5.
De kantonrechter zal [verweerder01] in de gelegenheid stellen nader bewijs te leveren van zijn stellingen dat [verzoeker01] hem heeft geslagen en dat hij (op een paar honderd euro na) geen achterstallig loon is verschuldigd aan [verzoeker01] . In afwachting van de uitkomst daarvan houdt de kantonrechter verder iedere beslissing aan.
4.6.
[verweerder01] zal in de gelegenheid worden gesteld om binnen 14 dagen na vandaag bewijsstukken over te leggen. Indien [verweerder01] bewijs wil leveren door het horen van getuigen dient hij zijn verhinderdata, alsmede de verhinderdata van [verzoeker01] en van de te horen getuigen ook binnen 14 dagen na vandaag aan de rechtbank toe te zenden. Voor het opvragen van de verhinderdata van [verzoeker01] dient [verweerder01] zich te wenden tot de advocaat van [verzoeker01] . Indien [verweerder01] niet voldoet aan het vorenstaande, kan de kantonrechter hieraan gevolgen verbinden – ook in het nadeel van [verweerder01] – die hij geraden zal achten. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de verzoeken van [verzoeker01] toegewezen worden zoals verzocht.
4.7.
Indien [verweerder01] bewijs wil leveren door het horen van getuigen, dient hij die getuigen – zodra de datum van het getuigenverhoor door de kantonrechter is bepaald – bij exploot op te roepen. [verweerder01] dient zich daarvoor tot een deurwaarder te wenden, omdat een dergelijk exploot door een deurwaarder dient te worden betekend. De kantonrechter merkt nog op dat er, zodra een datum is bepaald voor een getuigenverhoor, in beginsel geen uitstel meer zal worden verleend voor dat verhoor. Uitstel zal dan nog slechts in zeer uitzonderlijke situaties worden toegestaan.
In de voorlopige voorziening
4.8.
[verzoeker01] heeft verzocht om bij wijze van voorlopige voorziening [verweerder01] te veroordelen tot betaling van zijn salaris vanaf 13 juni 2023, betaling van het achterstallige loon en het toelaten van [verzoeker01] tot de bedongen arbeid. De kantonrechter stelt voorop dat het karakter van een voorlopige (provisionele) voorziening een tijdelijke beslissing is die geldt voor de duur van de procedure. Het algemene vereiste dat de partij die de provisionele voorziening vraagt, belang moet hebben bij een dergelijk verzoek, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van een voorziening op de voet van artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, leidt tot het vereiste dat de verzoeker in die zin belang bij het verzoek moet hebben dat van hem niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemzaak afwacht. De belangen van partijen dienen te worden afgewogen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofzaak en de proceskansen daarin.
4.9.
Aan de vereisten dat een geding aanhangig is en dat sprake is van een voldoende samenhang van de verzochte voorziening met het in de hoofdzaak gedane verzoek is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan. Niettemin wijst de kantonrechter het verzoek af. Daarbij overweegt de kantonrechter het volgende.
4.10.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit stadium van de procedure geen sprake is van een situatie waarin te verwachten is dat de vordering met een grote mate van waarschijnlijkheid door de bodemrechter zal worden toegewezen. [verweerder01] stelt zich namelijk uitdrukkelijk op het standpunt dat [verzoeker01] hem een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven, omdat [verzoeker01] hem heeft geslagen. Daarnaast heeft [verzoeker01] momenteel geen inkomsten. Dat brengt mee dat sprake is van een zeer groot restitutierisico (het risico dat [verzoeker01] de ontvangen bedragen niet kan terugbetalen als de kantonrechter uiteindelijk vaststelt dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven). De kantonrechter houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan, totdat een eindbeslissing in de hoofdzaak kan worden genomen.

5.De beslissing

De kantonrechter
in de hoofdzaak:
5.1.
laat [verweerder01] toe tot het bewijs van zijn stelling dat [verzoeker01] hem (tot bloedens toe) heeft geslagen op 12 juni 2023;
5.2.
laat [verweerder01] toe tot het bewijs van zijn stelling dat hij (op een paar honderd euro na) geen achterstallig loon is verschuldigd aan [verzoeker01] ;
5.3.
bepaalt dat indien [verweerder01] bewijs wil leveren door het horen van getuigen dat verhoor zal geschieden ten overstaan van de kantonrechter mr. [voorletters] Van den Boom, die daartoe zitting zal houden in het gerechtsgebouw te Bergen op Zoom, Zuid-Oostsingel 41;
5.4.
bepaalt dat indien [verweerder01] bewijs wil leveren door middel van het overleggen van stukken, hij deze stukken
binnen 14 dagenna vandaag aan de rechtbank en de gemachtigde van [verzoeker01] dient over te leggen;
5.5.
bepaalt dat [verweerder01] het aantal te horen getuigen en de verhinderdata van hemzelf en van [verzoeker01] en de getuige(n) voor de maanden september, oktober en november 2023
binnen 14 dagenna vandaag aan de rechtbank zal opgeven, waarna een dag en uur van het verhoor door de kantonrechter zullen worden vastgesteld;
5.6.
bepaalt dat [verweerder01] overeenkomstig het bepaalde in artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van de rechtbank dient op te geven;
5.7.
bepaalt dat [verweerder01] de getuigen bij exploot dient op te roepen;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de voorlopige voorziening:
5.9.
wijst het verzoek af;
5.10.
houdt de beslissing met betrekking tot de proceskosten aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023.