ECLI:NL:RBZWB:2023:576

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1864 en 22_1865
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfsruimte ten behoeve van een plantenkwekerij

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers 1 en eisers 2 tegen het ongegrond verklaren van hun bezwaarschriften tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsruimte ten behoeve van een plantenkwekerij aan de [straatnaam] te [plaatsnaam]. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert heeft deze vergunning verleend met het besluit van 15 april 2021. De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2022 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, de gemachtigde van het college en de derde-partij Verpaalen Onroerend Goed B.V. aanwezig waren.

De rechtbank toetst of het college op goede gronden heeft besloten om in afwijking van het bestemmingsplan vergunning te verlenen. De rechtbank concludeert dat de vergunning op goede gronden is verleend en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank legt uit dat de vergunde activiteiten passen binnen de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan en dat de afwijking van de maximale bouwhoogte gerechtvaardigd is. De rechtbank wijst erop dat de noodzaak van de hogere bouwhoogte in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering moet worden gezien en dat financiële overwegingen daarbij een rol kunnen spelen.

De rechtbank concludeert dat de vergunning is verleend in overeenstemming met de relevante wet- en regelgeving en dat de bezwaren van eisers niet opwegen tegen de belangen van de vergunninghouder. De uitspraak is openbaar gemaakt op 27 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1864 en BRE 22/1865

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers 1

(gemachtigde: mr. M.P. Wolf),
en

[naam eiser 3] en [naam eiser 4] , uit [plaatsnaam] , eisers 2

(gemachtigde: mr. M.P. Wolf),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert(het college)
(gemachtigde: mr. Z. Piroe).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Verpaalen Onroerend Goed B.V. uit [plaatsnaam] (Verpaalen)
(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers 1 en eisers 2 (hierna gezamenlijk: eisers) tegen het ongegrond verklaren van hun bezwaarschriften tegen het verlenen van een omgevingsvergunning voor het in afwijking van het bestemmingsplan bouwen van een bedrijfsruimte ten behoeve van een plantenkwekerij aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] .
1.1
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 15 april 2021 verleend. Met het bestreden besluit van 15 februari 2022 op het bezwaar van eisers heeft het college de bezwaren ongegrond verklaard en de vergunning in stand gelaten.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Verpaalen heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 16 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van het college, Verpaalen en de gemachtigde van Verpaalen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden heeft besloten om in afwijking van het bestemmingsplan vergunning te verlenen voor het bouwen van een bedrijfsruimte aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eisers. In dit geval betekent dat dat de rechtbank toetst of het vergunde project past binnen de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan en of het college op goede gronden gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid een afwijking toe te staan van het bestemmingsplan met betrekking tot de maximale bouwhoogte.
2.1
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Het bestreden besluit kan in stand blijven
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
Eisers geven aan dat de vergunde activiteiten deel uitmaken van een veel grotere ontwikkeling. Zo is ook de huisvesting van een groot aantal arbeidsmigranten op het perceel voorzien.
De rechtbank mag en zal alleen het nu voorliggende besluit toetsen en de activiteiten waar nu vergunning voor is verleend beoordelen. Met betrekking tot verdere ontwikkelingen kunnen eisers, voor zover ze zich daarin niet kunnen vinden, apart opkomen tegen de besluiten die die ontwikkelingen mogelijk maken.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Is het bouwplan in strijd met de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan?
4. Eisers stellen dat het bouwplan niet alleen in strijd is met de maximale bouwhoogte, maar dat ook het voorgenomen gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Ten eerste mag ter plaatse uitsluitend een glastuinbouwbedrijf worden gevestigd. Het bestemmingsplan bepaalt immers niet dat de gronden
medebestemd zijn voor glastuinbouw. De bouw van een grote loods en de activiteiten in die loods maakt dat er geen sprake is van een bouwwerk dat ten dienste staat van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Daarnaast is op basis van artikel 4.5.2 van de Vierde herziening bestemmingsplan Buitengebied Zundert statische binnenopslag als nevenactiviteit toegestaan op een oppervlakte van maximaal 1.000 m², terwijl de vergunde loods groter is.
4.1
Het college en Verpaalen stellen dat de enige strijdigheid met het bestemmingsplan bestaat uit de overschrijding van de maximale bouwhoogte met 98 centimeter. Het voorziene gebruik van de loods past in de bestemming grondgebonden agrarisch bedrijf. Glastuinbouw is mede toegestaan en deze bestemming sluit de hoofdbestemming niet uit. De opslag betreft opslag voor het eigen bedrijf en de gekoelde opslag van de op het eigen bedrijf opgekweekte planten is bovendien een cruciale bewerking zo winterse omstandigheden na te bootsen, zodat de planten met knop afgeleverd kunnen worden en bij de klant zo snel mogelijk in productie komen.
4.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het voorgenomen project ligt op gronden waarop de Vierde herziening bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] van toepassing is en hebben daarin de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’ en de functieaanduiding ‘glastuinbouw’. De bestemmingsomschrijving is zodanig vastgelegd dat de gronden niet uitsluitend zijn bestemd tot glastuinbouwbedrijf. Nu het bestemmingsplan niet uitdrukkelijk is beperkt tot de – ook toegestane – glastuinbouw, kan niet worden geoordeeld dat de hoofbestemming, grondgebonden agrarisch bedrijf, is uitgesloten
Een grondgebonden agrarisch bedrijf is gedefinieerd als een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. De zinsnede ‘in overwegende mate’ geeft ruimte voor werkzaamheden in een gebouw. Uit het advies van Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (hierna: AAB) blijkt dat het bedrijf 56 hectare grond gebruikt voor de teelt buiten gebouwen. Terecht heeft het college op grond van die verhouding én het advies van de AAB geconcludeerd dat de bedrijfsvoering in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt en daarmee past binnen de hoofdbestemming.
Dat bepaalde activiteiten, zoals de opslag en koeling van de planten, op zichzelf bezienzouden kunnen worden uitbesteed aan een ander, niet grondgebonden bedrijf of zelfs aan een niet-agrarisch bedrijf, zoals eisers hebben opgemerkt, nog niet dat die activiteiten geen onderdeel kunnen uitmaken van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Het feit dat de loods zelf niet voor ‘grondgebonden’ activiteiten wordt gebruikt is geen belemmering, zolang het maar om aan de teelt ondergeschikte activiteiten gaat. [1] Daarvan is hier sprake.
4.3
Opslag ten behoeve van de toegestane grondgebonden activiteiten is eveneens toegestaan als aan de teelt ondergeschikte activiteit. Bovendien is de specifieke wijze van gekoelde opslag een cruciale bewerking voor de levering van planten in knop. Dit past rechtstreeks in de hoofdbestemming, zijnde gebruik ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Het betreft hier geen nevenactiviteit maar een onderdeel van de toegestane hoofdactiviteit, waardoor de beperkende voorwaarde uit artikel 4.5.2 van de planregels niet van toepassing is.
Heeft het college op de juiste manier toepassing gegeven aan de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid?
5. Eisers stellen dat niet wordt voldaan aan de afwijkingsmogelijkheid die in artikel 4.4.6 van de planbepalingen is opgenomen. De noodzaak van de bedrijfs- en koelruimte is niet aangetoond en de noodzaak om een gebouw hoger dan 11 meter te plaatsen nog minder. Financiële redenen, inrichting ten behoeve van personele voorzieningen en welstand zijn geen redenen om een hogere bouwhoogte noodzakelijk te achten. Voor een afwijking van het bestemmingsplan had een bredere toetsing aan een goede ruimtelijke ordening ten grondslag moeten worden gelegd dan alleen de voorwaarden uit artikel 4.4.6 van de planbepalingen.
De landschappelijke inpassing voldoet ook niet aan de regels van het provinciale beleid zoals de afwijkingsbevoegdheid in het bestemmingsplan voorschrijft.
5.1
Het college onderbouwt de noodzaak van de hogere bouwhoogte met een verwijzing naar het advies van de AAB. Het provinciaal beleid kent geen eisen voor de landschappelijke inpassing bij toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid.
5.2
Verpaalen wijst erop dat de noodzaak van bepaalde bebouwing terughoudend getoetst mag worden. Zij verwijst hierbij naar de door hem genoemde jurisprudentie. [2] Verpaalen geeft aan dat de loods wel landschappelijk wordt ingepast en ziet er geen bezwaar in als dit als voorwaarde aan de vergunning wordt verbonden.
5.3
Deze beroepsgrond slaagt niet. De planregels bepalen dat het bouwen noodzakelijk moet zijn in verband met een doelmatige bedrijfsvoering.
Eisers gaan er ten onrechte van uit dat dat betekent dat er sprake moet zijn van een absolute noodzaak en dat alternatieve oplossingen uitgesloten zijn.
Zo strikt moet de planregel niet worden geïnterpreteerd. De noodzaak moet worden gezien in het licht van de mogelijkheden, wensen en beperkingen van de onderneming die wil uitbreiden. Dat daarbij ook financiële overwegingen een rol spelen, vloeit logischerwijze voort uit een het begrip doelmatige bedrijfsvoering.
Binnen dat criterium mag rekening gehouden worden met toekomstige ontwikkelingen. De ontwikkeling moet vooral passend zijn in de bedrijfsvoering van het bedrijf, inclusief bijpassende activiteiten zoals opslag en verpakken e.d..
Ook eisen die de overheid oplegt moeten daarbij meegewogen worden. Dat kan bijvoorbeeld gaan om milieueisen en om welstandseisen waarmee de ondernemer rekening moet houden.
Dat Verpaalen ervoor kiest de beschikbare oppervlakte optimaal te gebruiken en een interne hoogte in de koelcellen wenst te realiseren die het mogelijk maakt om 6 kratten in plaats van 5 kratten te stapelen valt binnen de eisen van een doelmatige bedrijfsvoering. Zowel door Verpaalen als namens het college is ter zitting voldoende duidelijk toegelicht dat die gewenste hoogte in combinatie met door de welstandscommissie gestelde voorwaarden omtrent de vorm van met name het dak van de loods noodzakelijk maakt dat in beperkte mate wordt afgeweken van voorgeschreven hoogte.
5.4
De Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant bevat geen eisen met betrekking tot deze ontwikkeling. Dat betekent dat, anders dan eisers hebben betoogd, het college geen eisen hoefde te stellen aan de landschappelijke inpassing in verband met het in afwijking van het bestemmingsplan toestaan van een hogere bouwhoogte met deze omgevingsvergunning.
5.5
Nu ook aan de andere criteria van de afwijkingsbevoegdheid uit artikel 4.4.6 van de planbepalingen is voldaan, mocht het college deze afwijking toestaan. Eisers stellen hinder te ondervinden van de hogere bouwhoogte die hun uitzicht meer beperkt dan rechtstreeks is toegestaan. Het gaat daarbij om dat gedeelte van de drie kappen dat boven de 11 meter komt. De extra beperking van het uitzicht ten opzichte van wat het bestemmingsplan rechtstreeks toestaat is daarmee gering. Het college mocht in redelijkheid het belang van Verpaalen bij een iets hogere bouw zwaarder laten wegen dan deze relatief geringe inbreuk op het uitzicht van eisers.

Conclusie en gevolgen

6. De vergunning is op goede gronden verleend. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 27 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Vierde herziening bestemmingsplan Buitengebied Zundert
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een boomteeltbedrijf toegestaan;
alleen ter plaatse van de aanduiding
'intensieve veehouderij', is -al dan niet in combinatie met een grondgebonden bedrijf, waaronder onder andere een boomteeltbedrijf- een intensieve veehouderij toegestaan;
alleen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is een glastuinbouwbedrijf of glasboomteeltbedrijf toegestaan;
[. . .]
4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemeen
4.2.1.1 Toegestane bebouwing
Op de voor
'Agrarisch-Agrarisch bedrijf'aangewezen gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en wel:
agrarische bedrijfsgebouwen;
kassen;
teeltondersteunende voorzieningen;
bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding
'horeca', 'tuincentrum'en
'specifieke vorm van horeca-ijssalon';
en bedrijfswoning, tenzij de aanduiding
'-bedrijfswoning'op de planverbeelding is opgenomen;
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning;
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2
Agrarische gebouwen, niet zijnde kassen
Voor een agrarisch bedrijfsgebouw, niet zijnde een kas gelden de volgende regels:
de goothoogte bedraagt maximaal 8 m;
de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m.
[. . .]
4.4.5
Afwijken grotere bouwhoogte agrarische bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4 lid 2.2 sub b zodat een grotere hoogte voor agrarische bedrijfsgebouwen wordt toegestaan, onder de voorwaarden dat:
de bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m;
het bouwen is, in verband met een doelmatige bedrijfsvoering, dan wel vanwege andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijk voor de uitbreiding van het agrarisch bedrijf;
ruimtelijke kwaliteitsverbetering, waarbij moet worden voldaan aan de regels voor ruimtelijke kwaliteitsverbetering, conform het provinciaal beleid.

Voetnoten

1.AbRS, 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2824 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/), r.o 5.1
2.AbRS, 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2824 en AbRS, 26 augustus 2020, ECLI:RVS:2020:2044.