ECLI:NL:RBZWB:2023:5750

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 22_134
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Tozo-uitkering en urencriterium

Op 17 augustus 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak van eiseres, die een beroep had ingesteld tegen het besluit van het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), welke was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Baanbrekers ten onrechte uitsluitend naar het urencriterium in 2018 en 2019 heeft gekeken, zonder de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 te betrekken. Eiseres had in haar bezwaarschrift aangegeven dat zij in 2019 niet voldeed aan het urencriterium, maar dit zou niet in de weg hoeven staan aan een positieve beslissing op haar aanvraag. De rechtbank heeft Baanbrekers de gelegenheid gegeven om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen en om te onderzoeken of eiseres in de relevante periode aan het urencriterium voldeed. De rechtbank heeft de termijn voor herstel vastgesteld op zes weken en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/134 TOZO
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A.C. van Langen),
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder,
(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 29 november 2021 (bestreden besluit) inzake de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo).
1.2.
Baanbrekers heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van Baanbrekers.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Eiseres is eigenaar van het bedrijf ‘ [naam bedrijf] ’. In 2020 heeft zij een aanvraag ingediend voor een Tozo-uitkering.
2.2.
Bij besluiten van 24 april 2020, 24 december 2020, 5 maart 2020 en 5 mei 2021 heeft Baanbrekers aan eiseres over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020,
1 december 2020 tot en met 31 januari 2021, 1 februari 2021 tot en met 31 maart 2021 en
1 april 2021 tot en met 30 april 2021 een Tozo-uitkering toegekend. Met een besluit van
29 juni 2021 heeft Baanbrekers de Tozo-uitkering van eiseres over de hiervoor genoemde perioden ingetrokken en een bedrag van € 7.442,08 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
2.3.
In mei 2021 heeft eiseres wederom een aanvraag voor een Tozo-uitkering bij Baanbrekers ingediend voor mei 2021.
2.4.
Met een besluit van 7 juni 2021 (primaire besluit) heeft Baanbrekers deze aanvraag afgewezen. Daarbij is overwogen dat eiseres niet aan het urencriterium voldoet. Eiseres werkte in 2019 minder dan 24 uur per week/1225 uur per jaar in haar bedrijf of zelfstandig beroep.
2.5.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
2.6.
Met het bestreden besluit heeft Baanbrekers het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat Baanbrekers ten onrechte ervan is uitgegaan dat de aanvrager van Tozo recht dient te hebben op een zelfstandigenaftrek in 2019. Ook heeft Baanbrekers ten onrechte uitsluitend 2019 als refertejaar gebruikt. Eiseres heeft voldoende aangetoond dat zij in 2020 en volgende jaren voldoet aan het urencriterium. Eiseres heeft verzocht om vergoeding van schade wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
4.1.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Tozo heeft de zelfstandige, die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister en wiens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis, recht op algemene bijstand. Zelfstandige is degene die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep en die onder meer ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan werkzaamheden voor het bedrijf of zelfstandig beroep (artikel 1 van de Tozo).
4.2.
In de Nota van toelichting (Stb 2020, 118, pagina 30) is met betrekking tot het urencriterium het volgende vermeld:
“Als de zelfstandige het gehele kalenderjaar 2019 als ondernemer werkzaam is geweest, kan aan de hand van zijn recht op zelfstandigenaftrek in het jaar voorafgaand aan de aanvraag worden vastgesteld dat aan het urencriterium is voldaan. Dit laat overigens onverlet dat de aanvrager ook op het moment van aanvraag nog zelfstandige moet zijn. Als de zelfstandige na 1 januari 2019 als ondernemer is gestart, en dus niet het gehele jaar 2019 als zelfstandige werkzaam is geweest, mag in het kader van deze regeling de 1.225 uur per jaar worden herrekend naar de periode waarover de zelfstandige ondernemer is geweest. De zelfstandige dient dan te voldoen aan het (uren)criterium dat de zelfstandige gemiddeld ten minste 23,5 uur per week dient te hebben besteed aan het bedrijf of zelfstandig beroep. De aanvrager dient in dit geval op verzoek van het college een urenadministratie op te kunnen leveren”.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft aangegeven dat zij in 2019 niet heeft voldaan aan het urencriterium. Dit hoeft niet in de weg te staan aan een positieve beslissing op haar aanvraag. Door Baanbrekers is ter zitting namelijk desgevraagd aangegeven dat positief beslist kan worden op een Tozo-aanvraag indien de betrokkene kan aantonen dat in de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 aan het urencriterium is voldaan. De rechtbank stelt vast dat Baanbrekers in het bestreden besluit louter heeft gekeken naar het urencriterium in 2018 en 2019 en met geen woord heeft gerept over 2020. Het had op de weg van Baanbrekers gelegen om eiseres in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat zij in de periode van 1 januari 2020 tot 17 maart 2020 aan het urencriterium heeft voldaan. Dat is ten onrechte niet gebeurd. In dat kader mag van eiseres verlangd worden dat zij komt met een concrete en verifieerbare onderbouwing van de gewerkte uren, zoals bijvoorbeeld een urenadministratie, agenda en facturen. Met betrekking tot de kort voor de zitting door eiseres overgelegde gegevens (e-mail van 27 juli 2023 met overzicht gewerkte uren januari, februari en maart 2020) overweegt de rechtbank dat daaraan niet die waarde kan worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wenst te zien. Deze gegevens zijn achteraf opgesteld en niet voorzien van enige onderbouwing.
4.4.
De rechtbank stelt verder vast dat in het verslag van de hoorzitting d.d. 22 oktober 2021 van de Adviescommissie bezwaarschriften het volgende is aangegeven:
“De voorzitter stelt voor dat belanghebbende de tijd krijgt van Baanbrekers om de IB-aangifte van 2020 te overleggen. Baanbrekers zal dan binnen drie weken de aanvraag opnieuw beoordelen”.
Eiseres heeft op 25 oktober 2021 haar IB-aangifte 2020 overgelegd. Baanbrekers heeft verzuimd deze aangifte bij het bestreden besluit te betrekken.
4.5.
Eiseres heeft in bezwaar verzocht om, mocht Baanbrekers negatief beslissen op haar aanvraag om een Tozo-uitkering, een bijstandsuitkering. Zij heeft verzocht om toekenning met terugwerkende kracht. Baanbrekers heeft verzuimd om op dit verzoek in het bestreden besluit in te gaan.
5. Gelet op wat hiervoor onder 4.3. tot en met 4.5. is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet zorgvuldig is voorbereid en ondeugdelijk is gemotiveerd. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken. De rechtbank zal Baanbrekers in de gelegenheid stellen om alsnog na te gaan of eiseres in de periode van 1 januari 2020 tot en met 17 maart 2020 aan het urencriterium heeft voldaan. In dat kader mag van eiseres verlangd worden dat zij komt met een concrete en verifieerbare onderbouwing van de gewerkte uren. Bij deze beoordeling dient verder de door eiseres, op voorstel van de voorzitter van de Adviescommissie bezwaarschriften, overgelegde IB-aangifte 2020 te worden betrokken. Verder zal Baanbrekers alsnog in de gelegenheid worden gesteld om een gemotiveerd standpunt in te nemen ten aanzien van het verzoek van eiseres om toekenning van bijstand met terugwerkende kracht.
7. De rechtbank zal de termijn waarbinnen Baanbrekers de gebreken kan herstellen bepalen op zes weken. Als Baanbrekers hiervan geen gebruik wil maken, dan dient Baanbrekers dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als Baanbrekers wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van Baanbrekers. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht, de proceskosten en het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
-stelt Baanbrekers in de gelegenheid om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen
binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van
hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt Baanbrekers op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier, op 17 augustus 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.