ECLI:NL:RBZWB:2023:5745

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
C/02/410100 / JE RK 23-937
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing van een pasgeboren baby

Op 12 juli 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een pasgeboren baby, hierna te noemen [minderjarige01]. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, de moeder en de vader van [minderjarige01]. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 15 augustus 2023, na een zorgvuldige afweging van de belangen van de baby en de opvoedcapaciteiten van de ouders. De ouders hebben recentelijk stappen gezet in hun herstel, maar er zijn nog zorgen over hun opvoedvaardigheden en de stabiliteit van hun relatie. De kinderrechter benadrukt het belang van een veilige en stabiele omgeving voor [minderjarige01] en de noodzaak om de netwerkscreening naar de familie van de vader af te wachten voordat er verdere stappen worden ondernomen. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat [minderjarige01] de huidige zorg kan blijven ontvangen zonder vertraging door een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/410100 / JE RK 23-937
Datum uitspraak: 12 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

locatie Middelburg, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige01] (voorheen [minderjarige01] ), geboren op [geboortedatum01] 2023 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg,

[de vader01] ,

hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. N. Wouters te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

Het verdere procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 13 juni 2023 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de brief met bijlagen van de GI van 3 juli 2023, ingekomen bij de griffie op 3 juli 2023.
Op 12 juli 2023 heeft de kinderrechter de zaak nader tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder en de vader, bijgestaan door mr. Wouters als advocaat en [tolk01]
als tolk in de Poolse taal voor de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de GI;
- twee vertegenwoordigsters namens de Raad.

De feiten

Bij beschikking van 15 mei 2023 is de destijds nog ongeboren [minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld met ingang van 15 mei 2023 en tot 29 mei 2023, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Bij beschikking van 26 mei 2023 is de voorlopige ondertoezichtstelling verlengd tot 15 augustus 2023.
Bij beschikking van 31 mei 2023 is een spoedmachtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een ziekenhuis en aansluitend in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 31 mei 2023 en tot 14 juni 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Bij beschikking van 13 juni 2023 is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin verlengd tot 17 juli 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Op basis hiervan verblijft [minderjarige01] in een pleeggezin.
De vader heeft [minderjarige01] erkend. Ouders hebben de geslachtsnaam van de vader gekozen als geslachtsnaam van [minderjarige01] , waardoor [minderjarige01] thans “ [geslachtsnaam vader01] ” heet. Doordat de vader [minderjarige01] heeft erkend, is hij samen met de moeder met het gezag over [minderjarige01] belast.

Het verzoek

De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI heeft in de schriftelijke update van 3 juli 2023 en tijdens de mondelinge behandeling van 12 juli 2023 naar voren gebracht dat een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing vooralsnog nodig is. [minderjarige01] maakt het goed bij de pleegouders. Hij heeft een ritme waar hem rust, reinheid en regelmaat wordt geboden en hij eet, slaapt en drinkt over het algemeen goed. Op 6 juli 2023 heeft er een controle in het ziekenhuis plaatsgevonden en deze was ook goed. De ouders waren hierbij aanwezig, maar de vader heeft een groot deel gemist doordat hij naar buiten was gegaan. Er vinden twee keer per week bezoeken van de ouders aan [minderjarige01] plaats op een neutrale locatie in [plaats01] . De ouders zijn aanwezig bij deze contactmomenten. De moeder heeft drugstesten afgenomen en deze waren allen negatief. De ouders moeten echter nog veel leren als het gaat om basale zorg en opvoeding voor een baby. Zij proberen dit, maar er moet nog bezien worden of zij leerbaar zijn hierin. Daarbij merkt de GI op dat de ouders geen kraamzorg hebben gehad waar zij dit zouden kunnen leren. De GI benoemt dat de moeder onlangs nog is gezien met blauwe plekken onder andere haar oog en op haar been. Er zijn daarom nog steeds zorgen over de (bestendigheid) van de relatie tussen de ouders. Ook zou de GI in de toekomst graag diagnostisch onderzoek doen bij de ouders. De GI wil inzetten op een netwerkplaatsing van [minderjarige01] bij familie van de vader. Vanuit die plaatsing kunnen de ouders wennen en daar kunnen zij de basale opvoeding- en verzorgingstaken leren, zodat zij het uiteindelijk zelf kunnen. Het is immers het streven van de GI dat de ouders zelf voor [minderjarige01] gaan zorgen. De netwerkscreening is echter nog niet afgerond. Hier mag drie maanden over worden gedaan, maar de GI hoopt dat zij binnen vier weken na heden klaar zijn. Totdat de netwerkscreening afgerond is vindt de GI het belangrijk dat [minderjarige01] bij de pleegouders blijft. Er is immers grote zorgvuldigheid geboden bij [minderjarige01] als pasgeborene. De GI benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders eerlijk zijn en open staan voor hulp en adviezen. Als zij dat doen dan denkt de GI dat zij snel hele mooie stappen kunnen zetten.
Door en namens de ouders is primair verzocht om afwijzing van het resterende deel van het verzoek. De ouders hebben naar eigen visie voldoende opvoedcapaciteiten en menen dat er geen contra-indicaties zijn voor een thuisplaatsing van [minderjarige01] . De moeder is al een paar maanden gestopt met drugsgebruik. De drugstesten die zij heeft afgenomen waren allen negatief. Ook de vader is bereid deze testen af te nemen. Hij is nu drie à vier dagen gestopt met drugsgebruik. Dat in bezoekverslagen staat opgenomen dat de ouders het soms moeilijk hebben is logisch, aangezien [minderjarige01] meteen uit huis is geplaatst na de geboorte en de ouders hem slechts een of twee keer per week zien. Het is voor hen ook moeilijk om als jonge ouders meteen alle verzorgingshandelingen goed te doen, maar zij staan open voor de tips van de hulpverlening. De moeder kan niet wachten om zelf voor haar zoon te zorgen, hem op te voeden en samen een gezin te vormen. Zij heeft nu de kans nog niet gehad om zelf voor hem te zorgen. Het is belangrijk om te vermelden dat de ouders meewerken aan de afspraken van de hulpverlening en dat de woning schoon is en ingericht voor de komst van [minderjarige01] . De ouders werken mee. Er is als veiligheidsafspraak besproken dat de vader naar zijn familie gaat als de ouders ruzie hebben, zodat het rustig is thuis. Mocht het verzoek niet worden afgewezen dan menen de ouders dat de netwerkscreening niet afgewacht hoeft te worden en dat [minderjarige01] nu al bij de familie vaderszijde geplaatst kan worden. De eerste resultaten van de screening zijn immers positief en de situatie van de familie vaderszijde is stabiel. De ouders kunnen vanuit die situatie de verzorgingshandelingen aanleren en op een laagdrempelige wijze aansluiten.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het raadsonderzoek nog niet is afgerond, waardoor daar nog niets over gezegd kan worden. In de stukken ziet de Raad positieve dingen, maar ook zorgen zoals het sensitief en responsief reageren op [minderjarige01] . Dit is belangrijk voor het ontstaan van een hechtingsrelatie en is vooral bepalend in de eerste levensjaren. Ook deelt de Raad de zorgen over de relatie tussen de ouders gelet op de inhoud van de bezoekverslagen. Het is positief dat de ouders veel tips die hen worden gegeven oppakken, maar de bezoekverslagen zijn nog niet van dien aard dat de bezoeken afgeschaald kunnen worden naar onbegeleide contacten. De Raad onderschrijft de inzet van een diagnostisch onderzoek voor de ouders, maar dat kan nog even wachten. Het zou goed zijn om een traject van ‘Goed genoeg ouderschap’ in te zetten om de opvoedvaardigheden van de ouders in beeld te krijgen. In afwachting van de afronding van de netwerkscreening is het belangrijk dat [minderjarige01] bij de pleegouders blijft, conform de landelijke richtlijnen. [minderjarige01] is nog te jong om te snel te wisselen van verblijfplaats als nog niet zeker is of dit de juiste plek voor hem is.

De beoordeling

Bij beschikking van 13 juni 2023 heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een pleeggezin verlengd tot 17 juli 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Dat betekent dat de kinderrechter nog moet beslissen op het resterende deel van het verzoek, namelijk de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] tot 15 augustus 2023, zijnde de einddatum van de ondertoezichtstelling.
Op basis van de beschikbare informatie en de mondelinge behandeling van 12 juli 2023 stelt de kinderrechter vast dat er nog steeds wordt voldaan aan het wettelijke criterium voor de machtiging uithuisplaatsing zoals genoemd in artikel 1:265b BW. De kinderrechter zal uitleggen waarom hij dit vindt.
Vooropgesteld moet worden dat het hier gaat om een pasgeboren baby. Hij is nog volledig afhankelijk van zijn verzorgers als het aankomt op zijn verzorging, veiligheid en welbevinden. Hij kan zichzelf nog maar weinig uiten en heeft continue nabijheid en alertheid nodig. De zorgen die zijn geuit over de ouders, hun drugsproblematiek en hun opvoedomgeving zijn van serieuze aard en maken dat de kinderrechter grote zorgen heeft of de ouders op dit moment in staat zijn om voor een zeer kwetsbare pasgeboren baby te zorgen. De kinderrechter begrijpt dat de moeder urinetesten afneemt bij de huisarts en dat de testen negatief terugkomen, wat betekent dat de testen zeggen dat de moeder geen drugs heeft gebruikt voorafgaand aan de afgifte van urine. De kinderrechter vindt dit positief. Het laat zien dat de moeder clean wil blijven en dit wil aantonen. Ook de vader heeft verklaard dat hij is gestopt met drugsgebruik en dat hij wil gaan meewerken aan drugstesten. Deze ontwikkeling is echter nog pril. Daarnaast is er nog onvoldoende zicht op de opvoedomgeving van de ouders, hun opvoedvaardigheden en hun mogelijkheden om zich hierin leerbaar op te stellen. Het is belangrijk dat hier snel meer duidelijkheid over wordt verkregen. De kinderrechter is het namelijk met de moeder eens dat zij nog geen kans heeft gehad om te laten zien dat zij voor [minderjarige01] kan zorgen en dat zij en de vader dit zonder daartoe de kans te krijgen ook niet kunnen laten zien. Omdat het echter gaat om een pasgeborene, er sprake is geweest van een zorgelijke situatie en op dit moment nog onvoldoende duidelijk is of de ouders leerbaar zijn in het aanleren van de benodigde opvoedvaardigheden, vindt de kinderrechter het op dit moment nog niet haalbaar om [minderjarige01] bij de ouders te plaatsen. Om die reden wordt de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 15 augustus 2023.
De kinderrechter begrijpt dat er op dit moment een netwerkscreening plaatsvindt naar de familie vaderszijde, maar deze screening is nog niet afgerond. Deze screening dient te worden afgewacht alvorens [minderjarige01] als kwetsbare pasgeboren baby zal wisselen van verblijfplaats en dus opvoeders. Het is immers van belang dat de volgende verblijfplaats van [minderjarige01] de juiste is en dat hij in de tussentijd het ritme van rust, regelmaat en adequate verzorging blijft behouden. Op het moment dat de tussentijdse resultaten van de screening aanwijzingen bieden om te veronderstellen dat netwerkscreening positief zal uitpakken en [minderjarige01] bij de familie vaderszijde geplaatst kan worden, dient dit netwerk alvast betrokken te worden. Het is ook belangrijk dat de ouders betrokken blijven worden en dat hen de benodigde verzorgingshandelingen en opvoedvaardigheden geprobeerd wordt aan te leren, alsook dat er tussen hen en [minderjarige01] zo veel als in het belang van [minderjarige01] haalbaar contact zal zijn. Voor de overplaatsing van [minderjarige01] naar de familie vaderszijde als pleeggezin is geen nieuwe machtiging uithuisplaatsing nodig. Indien de resultaten van de screening zodoende binnen de looptijd van de machtiging uitwijzen dat [minderjarige01] bij de familie vaderszijde geplaatst kan worden, kan hiertoe binnen de gegeven machtiging worden overgegaan. Als [minderjarige01] bij de familie vaderszijde wordt geplaatst dan zal dit zorgen voor een meer laagdrempelige betrokkenheid van de ouders, hetgeen de voorkeur behoeft voor zover dit haalbaar is. Binnen de komende periode dient er voortvarend gewerkt te worden aan de door de GI op te stellen doelen, vooralsnog als volgt bepaald:
  • [minderjarige01] ontvangt liefde, zorg en verbintenis;
  • Er is zicht op het middelengebruik van ouders; het wordt duidelijk of ouders wel of niet verslaafd zijn, of daar hulpverlening voor nodig is;
  • De relatie van ouders is stabiel, er is geen sprake van enige vorm van fysiek- of verbaal geweld;
  • Ouders kunnen [minderjarige01] zelfstandig verzorgen en opvoeden;
Subdoelen: [minderjarige01] woont in een veilige en schone omgeving. Ouders zijn fysiek en
emotioneel beschikbaar voor [minderjarige01] . Ouders beschermen [minderjarige01] ;
 Het woonperspectief van [minderjarige01] wordt bepaald.
De kinderrechter benadrukt dat het in deze situatie gaat om een kwetsbare pasgeboren baby. Het is daarom extra belangrijk dat de GI voortvarend te werk gaat en geen tijd verloren laat gaan als het aankomt op het onderzoeken van alle mogelijkheden waarop de ouders zelf voor [minderjarige01] kunnen zorgen, thuisplaatsing is immers het uitgangspunt van een machtiging uithuisplaatsing. Indien dat niet mogelijk is dan heeft een netwerkplaatsing de voorkeur boven een neutraal pleeggezin. Aan de ouders wordt meegegeven dat het cruciaal is dat zij eerlijk zijn tegen de GI en de hulpverlening, dat zij zich begeleidbaar opstellen en dat zij tips en adviezen ter harte nemen en toepassen. Op die manier kan de meest effectieve samenwerking worden bereikt, met als doel een thuisplaatsing van [minderjarige01] .
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het in het belang van [minderjarige01] is dat hij de huidige verzorging kan blijven ontvangen, zonder een eventueel hoger beroep af te wachten.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 17 juli 2023 tot 15 augustus 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van Ginneke als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.