Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.De feiten
[minderjarige01](hierna: [minderjarige01] ), geboren op [geboortedatum01] 2011 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ;
[minderjarige02](hierna: [minderjarige02] ), geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ;
3.De vordering
4.De beoordeling
Tussen partijen is niet in geschil dat de kinderen op grond van de overeengekomen zorgregeling in de zomervakantie 2023 vanaf 4 augustus 2023 tot en met 27 augustus 2023 bij de man verblijven. Het is dan in beginsel aan de man om te bepalen hoe hij die tijd wil doorbrengen, tenzij zijn (vakantie)plannen strijdig zijn met de belangen van de kinderen. De maatstaf voor de beoordeling van de vordering van de man is dan ook of er sprake is van zwaarwegende belangen aan de zijde van de kinderen die zich tegen de voorgenomen reis verzetten. Dergelijke zwaarwegende belangen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter door de vrouw niet naar voren gebracht. De vrouw heeft geen gemotiveerde bezwaren naar voren gebracht, anders dan dat zij de man niet vertrouwt. Door de toezegging van de man in het bijzijn van de voorzieningenrechter dat hij met de kinderen terug zal komen, heeft zij er al meer vertrouwen in dat hij zijn belofte na zal komen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te vermoeden dat hij dit niet zal doen. De vordering van de man zal dan ook worden toegewezen. Dat betekent dat de man vervangende toestemming zal worden gegeven voor de voorgenomen vakantie. Van de vrouw wordt verwacht dat zij haar toezegging gestand zal doen en de man de paspoorten van de kinderen tijdig zal overhandigen.
5.De beslissing
- [minderjarige02] , geboren op [geboortedatum02] 2014 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] , en
- [minderjarige03] , geboren op [geboortedatum03] 2016 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ,
in de periode van 8 tot en met 25 augustus 2023 af te reizen naar [land01] en [land02] , en aldaar te verblijven;