ECLI:NL:RBZWB:2023:5739

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
02/035172-21 (rechtbank) 20/001491-21 (hof)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en reclassering advies

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden gedeeltelijk ten uitvoer worden gelegd. De vordering is ingediend door de officier van justitie in het kader van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte, die in 2022 door het gerechtshof 's-Hertogenbosch was opgelegd. De verdachte, geboren in 1984 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden. Dit omvatte onder andere het niet meewerken aan urinecontroles en het binnensmokkelen van drugs in de kliniek waar hij verbleef.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere kansen heeft gekregen om zijn gedrag te verbeteren, maar dat hij deze niet heeft aangegrepen. De reclassering heeft in haar rapporten aangegeven dat de verdachte onvoldoende transparant is geweest over zijn middelengebruik en dat zijn gedrag het behandelklimaat in gevaar heeft gebracht. Ondanks de erkenning van de problematiek van de verdachte, waaronder PTSS en verslavingsproblematiek, heeft de rechtbank besloten om de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk toe te wijzen. De rechtbank is van mening dat het opleggen van een gevangenisstraf van 8 maanden noodzakelijk is om de verdachte een laatste kans te bieden voor gedragsverandering en om de maatschappij te beschermen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de verdachte in de penitentiaire inrichting moet blijven, met de hoop dat hij in deze periode abstinent blijft en een stevigere basis kan leggen voor een vervolgtraject na zijn detentie. De rechtbank heeft de overige delen van de vordering afgewezen, met de overweging dat volledige tenuitvoerlegging zonder behandeling niet zal leiden tot gedragsverandering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/035172-21 (rechtbank)
20/001491-21 (hof)
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
In de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ([land])
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg

1.De procedure

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan [verdachte] opgelegde straf.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het arrest van gerechtshof ‘s-Hertogenbosch van 26 augustus 2022;
- het advies van Verslavingsreclassering GGZ van 11 juli 2023;
- de vordering van de officier van justitie van 11 juli 2023;
- het bevel tot voorlopige tenuitvoerlegging van de rechter-commissaris van 12 juli 2023;
- het aanvullend advies van Verslavingsreclassering GGZ van 25 juli 2023.
Op 12 juli 2023 heeft de rechter-commissaris de voorlopige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 3 augustus 2023 is de officier van justitie
mr. M. Tax gehoord. Tevens is [verdachte] gehoord, bijgestaan door zijn raadsman
mr. T. Deckwitz, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.

2.Het oorspronkelijke vonnis

Aan [verdachte] is bij het hiervoor vermelde arrest een gevangenisstraf opgelegd van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, met de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich binnen twee werkdagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak bij reclassering GGZ ERW Novadic-Kentron Den Bosch op het telefoonnummer 073-
6409696 meldt en dat hij zich blijft melden bij de reclassering zo vaak en zo lang de
reclassering dat nodig vindt en zich houdt aan de aanwijzingen die hem binnen dit kader
worden gegeven, zolang de reclassering nodig vindt;
- zich – op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling – klinisch zal laten opnemen en behandelen in verband met PTSS en middelengebruik, waarbij hij zich zal houden aan de huisregels en aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven. De opname duurt één (1) jaar of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instelling nodig vindt. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar (ambulante) verblijfszorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, zal de veroordeelde meewerken aan de indicatiestelling en plaatsing;
- aansluitend aan de forensische klinische behandeling, in het kader van verblijfszorg, zal
verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zal meewerken aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- zal meewerken aan het verkrijgen van dagbesteding, zolang de reclassering dat nodig vindt;
- steeds inzicht zal geven in zijn financiën en desgewenst zal meewerken aan bewindvoering, zolang de reclassering dat nodig vindt.
Dit arrest is onherroepelijk geworden op 10 september 2022.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering heeft in het rapport van 11 juli 2023 geadviseerd tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf omdat [verdachte] onvoldoende heeft meegewerkt aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden. Vanaf 15 februari 2023 is [verdachte] opgenomen in FPA [naam afdeling] . Hij heeft tijdens het traject twee gezichten laten zien. Enerzijds heeft hij gezegd dat hij zijn leven wil beteren en de behandeling wil afronden, anderzijds vertoont hij heimelijk gedrag. Eind april werd [verdachte] betrapt op het binnensmokkelen van cocaïne. De daaropvolgende urinetest was positief en er werd een substantie op zijn kamer gevonden die positief scoorde op cocaïne. Ondanks dat werden nog behandelmogelijkheden gezien waardoor [verdachte] nog een laatste kans kreeg om zijn behandeling af te maken. Op 10 juli 2023 bleek echter dat [verdachte] aan een medepatiënt had gevraagd om middelen mee de kliniek in te smokkelen. Afhaalplaats, dealer en tijdstip waren door hem al aan de medepatiënt verstrekt. Volgens de FPA kwam door het gedrag van [verdachte] het behandelklimaat in gevaar en per direct werden dan ook de behandeling en het verblijf gestopt. [verdachte] is onvoldoende transparant geweest over zijn zucht naar middelen, heeft niet meegewerkt aan urinecontroles en is betrapt met cocaïne.
Door de reclassering is in een aanvullend rapport van 25 juli 2023 gerapporteerd over de vraag of het mogelijk is dat [verdachte] nog een kans krijgt indien hij geplaatst wordt in een andere kliniek. De reclassering adviseert hierover negatief. Door het heimelijke gedrag is het voor de reclassering en de behandelaren niet in te schatten waar [verdachte] zich daadwerkelijk mee bezig houdt. Hij laat sociaal wenselijk gedrag zien, maar bij afwezigheid van behandelaren, begeleiders en de toezichthouder houdt [verdachte] zich bezig met zaken, waarmee hij meermaals de voorwaarden van FPA [naam afdeling] en de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Hiermee brengt [verdachte] het behandelklimaat en het proces van andere patiënten in gevaar. De reclassering acht de kans groot dat [verdachte] zich binnen een nieuwe behandelinstelling niet zal conformeren aan de voorwaarden die die instelling stelt en hij wederom hetzelfde gedrag gaat vertonen waardoor het behandelklimaat in gevaar komt.
Na meerdere waarschuwingen en interventies heeft er geen gedragsverandering plaatsgevonden. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer voor gedragsverandering of risicobeperking bij een nieuwe klinische opname.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting, naar aanleiding van wat er naar voren is gebracht door [verdachte] en zijn raadsman, zijn vordering gewijzigd. Hij heeft gevorderd dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gedeeltelijk, te weten voor de duur van twee maanden, ten uitvoer wordt gelegd. [verdachte] krijgt daarmee nog een laatste kans.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen en heeft daartoe aangevoerd dat [verdachte] gemotiveerd is om te veranderen. Het is een man met een licht verstandelijke beperking, PTSS en verslavingsproblematiek. Dan een behandelproces niet altijd in een keer goed gaat en er een terugval is na twintig jaar drugsgebruik is niet vreemd. Vaak wordt er ook nog een overplaatsing naar een andere kliniek geprobeerd voordat een toezicht door de reclassering voortijdig negatief wordt beëindigd. Als [verdachte] zijn behandeling niet kan afronden, is het een kwestie van tijd dat hij opnieuw recidiveert. Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de voorwaardelijke straf gedeeltelijk ten uitvoer moet worden gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden, doordat hij niet open en transparant is over zijn middelengebruik, cocaïne in zijn bezit heeft gehad, een medepatiënt heeft aangezet tot het binnensmokkelen van drugs en urinecontroles heeft geweigerd.
Op grond hiervan is de vordering reeds voor toewijzing vatbaar.
Uit de justitiële documentatie van [verdachte] blijkt dat hij al eerder toezichten en een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen. Daarnaast blijkt uit het arrest van het gerechtshof van 26 augustus 2022 dat [verdachte] met de opgelegde straf nog een
laatstekans heeft gekregen.
Ter zitting blijft [verdachte] wat er tijdens het toezicht is gebeurd echter bagatelliseren en neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn ondermijnende gedrag. Hij komt daarbij berekenend en calculerend over, wat de rechtbank zeer zorgwekkend vindt. Hoewel een terugval bij een forse verslavingsproblematiek niet ondenkbaar is, is het niet slechts bij één terugval gebleven zoals door [verdachte] ter zitting is verklaard. Er is sprake van in ieder geval twee incidenten, waarbij [verdachte] notabene een medepatiënt heeft aangezet tot het binnensmokkelen van cocaïne waardoor hij het behandelklimaat in gevaar heeft gebracht. Ook heeft [verdachte] op geen enkel moment zijn zucht naar middelen bespreekbaar gemaakt, noch met de reclassering, noch met de medewerkers van FPA [naam afdeling] .
[verdachte] heeft van de kliniek en de reclassering meerdere kansen gekregen maar heeft deze niet aangegrepen, reden waarom hij nu de consequenties van zijn handelen moet ondervinden. Daarentegen constateert de rechtbank ook dat de volledige tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf zonder behandeling en vervolgplan zeker niet zal leiden tot gedragsverandering en dus ook niet tot vermindering van de kans op recidive. [verdachte] noch de maatschappij zijn daarmee gebaat. De rechtbank zal [verdachte] daarom toch nog een
allerlaatstekans geven met het oog op een duurzamere bescherming van de maatschappij.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling om die reden gedeeltelijk, te weten voor acht maanden, dient te worden toegewezen. Ervan uitgaande dat [verdachte] in de penitentiaire inrichting abstinent blijft, biedt dat hopelijk een stevigere basis voor een hernieuwd (behandel)traject na die acht maanden. De rechtbank gaat ervan uit dat [verdachte] deze allerlaatste kans met beide handen aangrijpt.

5.De beslissing

De rechtbank:
- gelast dat een gedeelte van de voorwaardelijke gevangenisstraf, die bij arrest d.d.
26 augustus 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20/001491-21, te weten
acht maanden, ten uitvoer zal worden gelegd;
- wijst de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie d.d. 11 juli 2023 voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en
mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. van Krevel en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 augustus 2023.