ECLI:NL:RBZWB:2023:5733

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2332
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure betreffende NOW 2

In deze uitspraak van 16 augustus 2023 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de proceskosten. Verzoekster had haar beroep ingetrokken tegen het bestreden besluit van de minister, omdat deze op 9 mei 2023 een gewijzigd besluit had genomen. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de minister heeft aangegeven dat er geen procespunten zijn die voor een veroordeling in aanmerking komen.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister echter weliswaar tegemoetgekomen aan verzoekster door een definitieve tegemoetkoming van € 6.958,00 toe te kennen, maar er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten vastgesteld. Verzoekster heeft geen beroepsmatig rechtsbijstand ingeschakeld en de opgevoerde kosten zijn niet gespecificeerd.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, maar wijst erop dat de minister wel verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,00 te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2332 NOW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [plaats], verzoekster

(gemachtigde: [gemachtigde verzoekster]),
en

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, minister

(gemachtigde: mr. J.F.C.A.M. Brouwers-Weterings).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de minister in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het bestreden besluit van de minister van 23 februari 2023. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat de minister het bestreden besluit op 9 mei 2023 heeft vervangen door een gewijzigd besluit.
1.1.
De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De minister heeft de rechtbank meegedeeld dat er geen procespunten zijn die voor een proceskostenveroordeling in aanmerking komen.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling [1] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten [2] .
Is de minister aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de minister geheel of gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen.
4.1.
Bij besluit van 15 december 2022 heeft de minister de definitieve tegemoetkoming voor verzoekster vastgesteld op grond van de Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 2) [3] . De minister heeft vastgesteld dat verzoekster geen recht heeft op een tegemoetkoming en de minister vordert het betaalde voorschot van € 5.188,00 terug. In het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van verzoekster ongegrond verklaard. Op 6 april 2023 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op 9 mei 2023 een gewijzigd besluit genomen en verzoekster alsnog een definitieve tegemoetkoming van € 6.958,00 toegekend. De minister heeft tevens de terugvordering laten vervallen. Hiermee is de minister tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Moet de minister de door verzoekster opgevoerde proceskosten vergoeden?
5. De minister is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het bezwaar- en beroepschrift zijn niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Weliswaar heeft verzoekster onder punt E van het op 21 juni 2023 ingediende proceskostenformulier bij onderdeel E, dat is bestemd voor kosten van een getuige, tolk, en dergelijke € 890,- ingevuld maar die kosten zijn niet gespecificeerd en uit de stukken blijkt ook niet dat in deze bezwaar en beroepsprocedure gebruik is gemaakt van een tolk of een getuige om een verklaring is gevraagd. Voor zover de rechtbank de op 21 juni 2023 door [gemachtigde verzoekster] ingediende toelichting als een specificatie van die kosten moet beschouwen, brengt dat de rechtbank niet tot een ander oordeel. Uit die toelichting volgt niet dat de door [gemachtigde verzoekster] verleende ondersteuning heeft bestaan uit van beroepsmatig verleende rechtsbijstand door een derde. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
5.1
De rechtbank wijst erop dat de minister verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,00 te vergoeden [4] . Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot de minister te wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 16 augustus 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.De tegemoetkoming ziet op de periode juni, juli, augustus en september 2020.
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.