ECLI:NL:RBZWB:2023:5681

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
02-185252-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging per brief van minister met dood en zware mishandeling door verdachte, die ontoerekeningsvatbaar is verklaard

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1957 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging per brief aan minister [slachtoffer], waarin hij haar met de dood en zware mishandeling bedreigde. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 26 mei en 2 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. P.W.P. Emmen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte ten tijde van het feit leed aan een psychische stoornis, waardoor hij ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van strafbaarheid en ontsloeg hem van alle rechtsvervolging. De rechtbank legde een terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden op, gezien de ernst van de bedreiging en het hoge recidiverisico. De rechtbank benadrukte dat de minister in haar functie niet mag worden bedreigd en dat de veiligheid van personen en goederen moet worden gewaarborgd. De tbs-maatregel is dadelijk uitvoerbaar, zodat de verdachte zo snel mogelijk kan worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/185252-22
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1957 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (PPC) te Vught
raadsman mr. I.A.C. Cools, advocaat in Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 26 mei 2023 en 2 augustus 2023, waarbij de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte per brief minister [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood en met zware mishandeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegd feit heeft begaan, met dien verstande dat hij niet bewezen acht dat dit feit “onder een bepaalde voorwaarde” is geschied.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aangezien verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en de verdediging geen vrijspraak heeft bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer bij de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt
- tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2022192758 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 47.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 mei 2023;
- het geschrift, zijnde een brief, pagina 37 tot en met 41;
- het proces-verbaal van aangifte door [aangever] namens [slachtoffer] , pagina 31 tot en met 35;
- het geschrift, zijnde de door [slachtoffer] verstrekte machtiging aan [aangever] om aangifte te doen van bedreiging tegen de minister, pagina 36.
Met de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat het ten laste gelegde feit “onder een bepaalde voorwaarde” geschiedde, nu niet van een dergelijke voorwaarde is gebleken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 18 juni 2022 tot en met 21 juni 2022 in Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer] middels een brief de woorden toe te voegen:
-"ik kom binnenkort langs op jouw ministerie of bij jouw thuis om jou met een spuitje, een bijl of een handgranaat uit de weg te ruimen" en
- 'ik ga jou kapot schieten, verrekkes Turks kutwijf' en
- 'ik ga jou opzoeken in Den Haag om daar jouw buik op te snijden met een vlijmscherp stanleymes' en
- 'daarna snij ik jouw meterslange Turkse darmen eruit om daar vervolgens een waslijn van te maken: die darmen van jou span ik tussen enkele betonnen palen in Asielzoekerscentrum Ter Apel, zodat de asielzoekers daaraan hun wasgoed te drogen kunnen hangen' en
- 'ik kom jou binnenkort met een automatisch wapen van het merk Stoner keikapotschieten in één van de commissiezalen van de Tweede Kamer aan de lange Poten',
terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer] in haar hoedanigheid van minister, en deze bedreiging schriftelijk geschiedde.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat de feiten vanwege zijn stoornis niet aan hem kunnen worden toegerekend. Hij heeft daarbij verwezen naar de adviezen van de psycholoog en de psychiater.
Ook de raadsman heeft bepleit dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, nu het feit verdachte niet kan worden toegerekend wegens een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis, zulks gelet op de adviezen van de psycholoog en de psychiater in hun dubbel-PO-rapportage van 22 mei 2023.
Bij de beoordeling of verdachte strafbaar is, heeft de rechtbank acht geslagen op de dubbelrapportage van de [GZ-psycholoog] en [psychiater] .
In deze rapportage wordt door genoemde deskundigen geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit leed aan een psychische stoornis in de vorm van schizofrenie.
De deskundigen stellen dat toen sprake was van een acuut psychotisch toestandsbeeld. Verdachte had wanen en hallucinaties die zijn gedrag ernstig beïnvloedden. Zijn denken was verstoord, incoherent en zijn impulscontrole was sterk verminderd. Hij had als gevolg van zijn ziektebeeld ernstige oordeels- en kritiekstoornissen, waarbij hij de stellige overtuiging en beleving had dat zijn lichaam werd bestuurd door derden. In deze toestand heeft hij de brief geschreven en gepost. Betrokkene had en ervoer geen controle over zijn gedrag en had op dat moment niet de beschikking over handelingsalternatieven. Betrokkene heeft geen ziekte-inzicht of -besef en is zich ook niet bewust geweest van het feit dat hij hulp had moeten zoeken. Hij is zeer zorgmijdend en als gevolg van blijvende tekorten in zijn functioneren niet in staat zijn eigen situatie te overzien en zelf adequaat hulp te zoeken of contact met hulpverleners te onderhouden.
Het advies van de deskundigen is om betrokkene de ten laste gelegde feiten in het geheel niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies en het advies uit de dubbelrapportage over en stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Op grond hiervan zal de rechtbank verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Oplegging van een of meer maatregelen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege op te leggen, waarbij de duur gelet op het strafbare feit gemaximeerd is tot een periode van maximaal vier jaar.
Het betreft het optimum remedium. Een zorgmachtiging zou op de lange duur niet voldoende doelmatig zijn om het recidivegevaar te beperken en een tbs met voorwaarden is onvoldoende haalbaar nu de daarvoor vereiste betrouwbare bereidheid tot medewerking ontbreekt bij verdachte. De officier van justitie vordert dat de tbs-maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard en dat ook de gedrags-beïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan verdachte wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit dat een tbs-maatregel als ultimum remedium moet worden gezien en dat tbs gezien de aard van de verdenking, de leeftijd en de medische klachten van verdachte niet proportioneel is. De minder vergaande optie van de zorgmachtiging zou meer passend zijn geweest. Primair verzoekt de verdediging geen maatregel aan verdachte op te leggen en subsidiair de maatregel tbs met voorwaarden. Mocht de rechtbank toch een tbs met verpleging van overheidswege opleggen dan dient deze beperkt te worden tot vier jaren. Het opleggen van de maatregel van artikel 38z Sr is, gelet op zijn primaire standpunt, volgens de raadsman niet aan de orde. Mocht toch een tbs-maatregel worden opgelegd, dan refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank over het al dan niet opleggen van de maatregel van 38z Sr.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor is overwogen, kan verdachte het bewezenverklaarde feit niet worden toegerekend, omdat hij verkeerde onder invloed van een ernstige psychische stoornis. Er kan aan hem daarom geen straf worden opgelegd.
Wel kan de rechtbank een of meer maatregelen opleggen. Bij de vraag welke maatregel of maatregelen dat zouden moeten zijn, heeft de rechtbank met name rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het begaan is en de persoon van verdachte, waarbij waarde is gehecht aan het advies van de deskundigen en de eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting.
de ernst van het strafbare feit
Verdachte heeft de [slachtoffer] in een brief bedreigd. Hij heeft geschreven dat hij binnenkort bij de minister langs zou komen op haar ministerie, bij de tweede kamer of bij haar thuis en hoe hij haar dan op diverse verschrikkelijke wijzen zou doden. Dit is een ernstig strafbaar feit. De minister heeft zich door de indringende tekst die verdachte haar heeft gestuurd ernstig bedreigd gevoeld en heeft gevreesd dat verdachte haar van haar leven wilde beroven. De minister vervult een wezenlijke functie in onze democratische rechtsstaat en zij moet haar werk kunnen verrichten zonder beletsel en zonder angst voor haar persoonlijke veiligheid.
het advies van de gedragsdeskundigen
Ter beantwoording van de vraag of een maatregel en zo ja welke aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op het reeds onder paragraaf 5.2 vermelde Pro Justitia-rapport. De gedragsdeskundigen hebben op 22 mei 2023 geconcludeerd dat het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat, aangezien er sprake is van een ernstig psychiatrisch ziektebeeld waarvoor behandeling nodig is en verdachte zich in het verleden steeds aan behandeling heeft onttrokken. Er zijn bovendien weinig beschermende factoren in zijn leven aanwezig. Doordat verdachte zijn taalvaardigheid met name inzet om zijn eigen doelen te bereiken -met name om hulpverlening op afstand te houden- heeft dat er in het verleden toe geleid dat het niet lukte langdurig (verplichte) zorg te verlenen. Een behandeling in een gedwongen forensische setting is noodzakelijk omdat gebleken is dat verdachte niet trouw kan blijven aan het innemen van medicatie. Een klinische start van het behandeltraject bijvoorbeeld in een Forensisch Psychiatrische Afdeling is geïndiceerd en daarna dient gezocht te worden naar een forensische ggz-instelling die aansluit bij de problematiek van verdachte, waar hij bij voorkeur voor onbepaalde tijd (mogelijk de rest van zijn leven) kan verblijven. Forensische scherpte met focus op het recidiverisico zal noodzakelijk blijven. Omdat sprake is van een hoog recidiverisico en onvoldoende bereidheid of mogelijkheid om mee te werken aan een behandeling is het advies om de interventies uit te voeren binnen het kader van een tbs met voorwaarden voor zover het mogelijk is om met betrokkene voorwaarden op te stellen.
Ter zitting van 26 mei 2023 is daar door de gedragsdeskundigen nog aan toegevoegd dat, gezien de ervaringen met verdachte, hun verwachting is dat het opstellen van voorwaarden lastig is aangezien verdachte alleen zal willen meewerken wanneer de voorwaarden tot in detail zijn gedefinieerd door de rechtbank. Verder hebben de gedragsdeskundigen op die zitting aangegeven dat uit de literatuur bekend is dat mensen met wanen die in een isolement geraken een risico vormen. Bij verdachte is een opbouw te zien van spanningen en veel agressie naar zichzelf. Ook de ruiten van de buren zijn gesneuveld, weliswaar een aantal jaren geleden. Het is heel moeilijk om contact met verdachte te maken en hij heeft er ook geen behoefte aan. Hierdoor is hij moeilijk te peilen. De situatie kan in een keer barsten.
geen zorgmachtiging
De rapporteurs concluderen dat een zorgmachtiging niet doelmatig is als het gaat om het verlagen van een forensisch risico op herhaling van het ten laste gelegde. De verwachting is dat het binnen het kader van de zorgmachtiging slechts voor korte duur zal lukken om het medicijngebruik voort te zetten en dat verdachte na één of hooguit twee maal een verlenging weer uit zorg zou geraken.
het reclasseringsadvies
De reclassering heeft over verdachte op 20 juli 2023 een adviesrapportage opgesteld. Ook de reclassering heeft aangegeven dat zij het recidiverisico als hoog inschat. Daarnaast schat de reclassering ook het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden bij een eventuele tbs met voorwaarden als hoog in, vanwege de wispelturigheid van verdachte en het ontbreken van commitment. Een extra belemmering vormt de gezondheidstoestand van verdachte waardoor hij moeite heeft met het voeren van een gesprek.
De reclassering acht de uitvoerbaarheid van een tbs met voorwaarden daarom in het geheel niet haalbaar. Ondanks het negatieve advies op dat punt zijn door de reclassering op verzoek van de officier van justitie toch voorwaarden geformuleerd om de rechtbank in alle volledigheid te kunnen informeren.
Ter zitting van 2 augustus 2023 is de reclasseringswerker die het advies van 20 juli 2023 heeft opgesteld, bij zijn standpunt gebleven dat een tbs met voorwaarden, gelet op de problematiek bij verdachte, door de reclassering praktisch niet uitvoerbaar wordt geacht. Daar is aan toegevoegd dat de reclassering in het geval een tbs met voorwaarden wordt opgelegd wel haar “stinkende best” zal doen om dat traject met verdachte tot een goed einde te brengen.
de maatregelen
De rechtbank heeft alle adviezen en omstandigheden tegen elkaar afgewogen. De gedragsdeskundigen hebben zowel in hun rapport als ter zitting helder gemotiveerd waarom zij een behandeling binnen een gedwongen kader in een forensisch klinische setting noodzakelijk achten en waarom een zorgmachtiging niet passend is. De rechtbank neemt deze conclusies over en ziet de oplegging van een tbs-maatregel als enige mogelijkheid om het gevaar voor de veiligheid van anderen danwel de algemene veiligheid van personen of goederen te beteugelen en de maatschappij tegen verdachte te beschermen.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- bedreiging is genoemd in artikel 37a lid 1 onder 1 Sr als strafbaar feit waarvoor een tbs kan worden opgelegd en
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Deze maatregel is mede gelet op het strafrechtelijk verleden van verdachte waarin hij zich diverse malen schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging en belaging van personen met een publieke taak ook proportioneel.
tbs met voorwaarden
De reclassering is zeer stellig in haar conclusie dat zij het nakomen van voorwaarden voor verdachte niet haalbaar acht. Het mislukken daarvan zal met name voor verdachte zelf negatieve gevolgen hebben, aldus de reclassering, omdat verdachte gebaat is bij duidelijkheid en dat hij die bij een tbs met voorwaarden te weinig zal krijgen, hetgeen zal leiden tot voortdurende strijd en onbegrip. De rechtbank heeft met de deskundigen en de reclassering vastgesteld dat verdachte ten aanzien van onderzoek naar zijn geestesgesteldheid danwel de noodzaak van een tbs steeds in eerste instantie een niet meewerkende houding toonde totdat door de rechtbank aan verdachte de bij volharding ongewenste consequenties werden voorgehouden. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij, om een tbs met verpleging van overheidswege te voorkomen bereid is om mee te werken aan alle door de reclassering opgestelde voorwaarden. Hoewel de rechtbank de aarzelingen van de gedragsdeskundigen en met name de reclassering over de haalbaarheid van een tbs met voorwaarden begrijpt en de motivatie van verdachte klaarblijkelijk op dit moment alleen extrinsiek is, wil de rechtbank verdachte toch de kans geven om te laten zien dat hij inderdaad bereid en bij machte is om zich aan de voorwaarden te houden. Daarbij heeft de rechtbank ook gekeken naar de proportionaliteit en daarvoor de zwaarte van de maatregel afgezet tegen de ernst van het strafbare feit. Tevens heeft de rechtbank meegewogen dat de inschatting van de reclassering is dat het zich niet kunnen houden door verdachte aan de voorwaarden, vooral voor verdachte zelf nadelige gevolgen zal hebben. Wanneer blijkt dat verdachte zich, zoals de reclassering vreest, inderdaad niet aan de voorwaarden kan of wil houden kan alsnog de omzetting in een tbs met verpleging van overheidswege worden gevorderd.
Dit alles leidt de rechtbank tot de conclusie dat het passend en geboden is om aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Daarbij merkt de rechtbank nog op dat naar haar oordeel niet is voldaan aan het criterium vermeld in artikel 38e, lid 1 Sr (een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen), zodat -mocht het ooit tot een omzetting in tbs met verpleging van overheidswege komen- die verpleging maximaal 4 jaar kan duren.
de maatregel artikel 38z Sr
Nu gelet op de aard van de bij verdachte bestaande stoornis, langdurige waarborgen met het oog op toekomstige risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, noodzakelijk lijken, acht de rechtbank het ter beveiliging van de maatschappij noodzakelijk om naast de tbs-maatregel een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in 38z Sr op te leggen. Er is voldaan aan de formele eisen die de wet stelt voor het opleggen van deze maatregel. Hierdoor bestaat de mogelijkheid om aan verdachte na afloop van de tbs-maatregel binnen een dwangkader gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden op te leggen.
voorlopige hechtenis
Omdat verdachte geen straf wordt opgelegd en de reclassering nog geen indicatiestelling bij het IFZ/NIFP heeft aangevraagd zal er door de reclassering zo snel mogelijk een tijdelijke overbruggingsplek moeten worden geregeld. Gelet op deze omstandigheid en de nog altijd aanwezige ernstige bezwaren en gronden zal de rechtbank bij deze uitspraak niet de voorlopige hechtenis opheffen. Daar is het recidiverisico te groot voor.
dadelijk uitvoerbaar
De rechtbank zal, gezien het grote recidivegevaar en de noodzaak van behandeling, wel de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden bevelen, zodat zo snel mogelijk met een passende behandeling kan worden gestart.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling;
Strafbaarheid
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregelen
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
*Betrokkene maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
*Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
- Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
- Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
*Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
*Verdachte laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
*Verdachte laat zich behandelen door een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
*Als de reclassering dat nodig vindt en betrokkene daarmee instemt, kan betrokkene voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of betrokkene deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
* Verdachte verblijft in een ander te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de
reclassering voor hem heeft opgesteld;
- geeft aan reclassering Nederland opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- bepaalt dat sprake is van een
gemaximeerdeterbeschikkingstelling;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris;
- legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. R.J.H. Goossens en
mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van E.A.J. de Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2023.