ECLI:NL:RBZWB:2023:5679

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
02/230295-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot brandstichting en ontploffing door verdachte in voormalige woning

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 augustus 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd geprobeerd te hebben brand te stichten of een ontploffing te veroorzaken in zijn voormalige woning. De verdachte, geboren in 1961 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P. Susijn. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de rechtbank oordeelde dat deze voldoende concreet was, waardoor de dagvaarding geldig was.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de gaskraan in zijn voormalige woning had opengedraaid, wat leidde tot een gevaarlijke situatie voor de omwonenden. De verdachte had eerder verklaard dat hij de woning niet meer bewoonde, maar zijn uitlatingen en het feit dat hij in de buurt van de woning was gezien, leidden de rechtbank tot de conclusie dat hij de dader was. De rechtbank achtte de alternatieve scenario's van de verdediging niet aannemelijk en oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot brandstichting en ontploffing.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde daarbij bijzondere voorwaarden op, waaronder toezicht door de reclassering. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met de problematiek van de verdachte, die een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol had.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/230295-22
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1961 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsman mr. P. Susijn, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 augustus 2023, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte heeft geprobeerd brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen in een woning aan de [adres] in [plaats] .

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
Door de verdediging is bepleit de dagvaarding partieel nietig te verklaren, omdat niet nader gespecificeerd is voor wie er levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
De officier van justitie is van mening dat de dagvaarding geldig is, zeker na wijziging van de tenlastelegging.
De rechtbank overweegt dat voor de tenlastelegging van een bepaald feit is vereist dat het om een bepaalde geconcretiseerde gedraging gaat. Een tenlastelegging die in de beschrijving van het gebeuren te weinig specifiek, fysiek onleesbaar, onduidelijk, innerlijk tegenstrijdig of onbegrijpelijk is, kan daarom niet dienen als grondslag voor een terechtzitting en zal daarom leiden tot nietigheid van de dagvaarding.
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding in onderhavige zaak -gezien de wijziging van de tenlastelegging- voldoende concreet is en dat het voor verdachte, in samenhang bezien met het dossier, voldoende duidelijk geweest is waartegen hij zich diende te verdedigen, waardoor de tenlastelegging aan de vereisten van artikel 261 Sv voldoet. De dagvaarding is dus geldig.
3.2
De bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank is bevoegd.
3.3
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
3.4
Redenen voor schorsing van de vervolging
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen en baseert zich daarbij op verklaringen van de brandweer en begeleiders van TOF Wonen en het feit dat er door buren gas werd geroken en één buurman een sissend geluid had gehoord. Daarnaast heeft verdachte geroepen zijn woning in brand te zullen steken, hing er een briefje gerelateerd aan de dood in de woning en is verdachte voor het tenlastegelegde door meerdere buurtbewoners in de nabijheid van de woning gezien. Tot slot heeft verdachte bij zijn aanhouding meteen uit zichzelf een verband gelegd met zijn pas verlaten woning waar wat was gebeurd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op onjuistheden in de verklaring van buurtbewoner [getuige 1] en voert aan dat uit een briefje of uitlatingen van verdachte tegen een buurvrouw en bij zijn aanhouding geen daderschap kan worden afgeleid. Er zijn daarnaast drie alternatieve scenario’s. Er is kortom te veel twijfel dat het verdachte is geweest die de gaskraan heeft opengedraaid en daarom moet hij worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 6 september 2022 is in de voormalige woning van verdachte aan de [adres] in [plaats] in verband met zijn verhuizing het gasfornuis ontkoppeld. In de middag van
8 september 2022 heeft verdachte de sleutels van die woning ingeleverd en zijn de voor- en achterdeur gesloten door [getuige 2] van TOF Wonen. Niemand heeft tot dat moment in de woning gas geroken noch een sissend geluid gehoord. Verdachte is enkele uren na het inleveren van zijn sleutels door [getuige 3] van [nummer 1] in de buurt van de woning gezien en heeft meerdere keren tegen haar geroepen “dat hij de kiet in de fik ging steken”. Ook op 9 en 10 september 2022 werd verdachte door buurtbewoners voor of dicht bij de woning gezien. Op 11 september 2022 omstreeks 18:00 uur kreeg de brandweer een melding van een inpandig gaslek op voornoemd adres. Getuigen [getuige 4] en [getuige 1] , de buren van respectievelijk [nummer 2] en [nummer 3] , roken gas in hun woning en eerstgenoemde hoorde al twee dagen een sissend geluid uit de tuin van [adres] komen. De brandweer is binnengetreden en heeft een forse hoeveelheid gas gemeten. De officier van dienst van de brandweer heeft verklaard dat bij het binnentreden van de woning de explosiemeter is aangeslagen op 70% ‘onderste explosie limiet’, maar dat het niet ondenkbaar is dat op andere locaties in de woning een hogere waarde aanwezig was of was geweest. De brandweer heeft de woning geventileerd en alle twaalf belendende woningen ontruimd. De brandweer constateerde dat de gaskraan in de keuken was opengedraaid. Door de ligging van de woning is volgens de brandweer gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten geweest. Er hadden zich twee scenario's kunnen afspelen, namelijk een drukgolf en/of een brand. Bij een drukgolf zouden de zwakste punten van de bouw eruit geblazen zijn, zijnde vooral de voor- en achtergevel. Indien dan personen, bijvoorbeeld brandweermensen, in het pand aanwezig zouden zijn, dan zouden die ernstig tot dodelijk gewond kunnen raken door de druk of door ontbranding van het gas. Eventuele omstanders, denk aan mensen die buiten de woning staan, zouden zeker gewond raken door rondvliegend glas of stenen. Brandweerman [naam] heeft de gaskraan in de keuken op 11 september ’s avonds met een kwartslag dichtgedraaid. Bij de rechter-commissaris heeft hij verder verklaard dat zo’n gaskraan niet zomaar open gaat, omdat er weerstand op zit.
Tussenconclusie
Op basis van de tot nu toe vastgestelde feiten en omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat in de periode van 9 tot en met 11 september 2022 in de voormalige woning van verdachte de gaskraan in de keuken opzettelijk is opengezet en langere tijd open heeft gestaan. Gelet op de hiervoor genoemde twee vervolgscenario’s kan bovendien wettig en overtuigend bewezen worden dat daardoor een strafrechtelijk relevante gevaarlijke situatie voor mensen en/of goederen is ontstaan. Een enkel vonkje zou voldoende zijn geweest om dat gevaar te realiseren, waarover hierna meer.
Resterende vragen
De vragen die de rechtbank nog moet beantwoorden zijn of verdachte degene is geweest die de gaskraan heeft opengedraaid en, zo ja, of hij daarbij opzet heeft gehad op het creëren van de gevaarzettende situatie. Verdachte heeft op zitting expliciet verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij op enig moment de gaskraan heeft opengezet en de verdediging heeft drie alternatieve scenario’s benoemd waarbij verdachte niet de dader is. De rechtbank zal eerst ingaan op die alternatieve scenario’s.
Alternatieve scenario’s
De verdediging heeft allereerst aangevoerd dat niet uitgesloten kan worden dat een ander persoon dan verdachte de gaskraan in de keuken heeft opengedraaid. De rechtbank acht dat scenario niet aannemelijk geworden en overweegt daarover het volgende.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij na het inleveren van de sleutels op 8 september 2022 nog in de ochtend van 9 september 2022 in de woning is geweest om zijn fiets op te halen. Bij het binnengaan van de woning heeft hij geen sissend geluid gehoord en geen gas geroken. Voor het scenario dat in de periode van dat bezoek tot het alarmeren van de brandweer op 11 september een derde persoon de gaskraan heeft opengedraaid, is geen enkel aanknopingspunt aanwezig in het dossier. Ook de verdediging heeft geen concreet aanknopingspunt daarvoor benoemd. De stelling dat de garagedeur van de woning niet afgesloten kon worden en dat volgens verdachte vaker andere mensen via die garagedeur de woning zouden hebben betreden is daarvoor onvoldoende. Verdachte is de enige waarvan vaststaat dat hij na 8 september 2022 in de woning is geweest en verdachte is de enige die in die periode door buurtbewoners bij of in de buurt van de woning is gezien; niemand anders.
Door de verdediging is een technisch mankement als tweede alternatief scenario aangedragen. Dat de gaskraan, zoals gesteld, door een technisch mankement al open kan zijn geweest sinds het ontkoppelen van het gasfornuis acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk, omdat er sinds die dag nog gedurende twee dagen meerdere mensen
- waaronder verdachte zelf - in de woning zijn geweest en niemand gas heeft geroken noch een sissend geluid heeft gehoord. Dat sprake zou zijn geweest van ouderdom van de knop of de gasleiding en dat daardoor het gas kan zijn ontsnapt is ook voor de periode 9 tot en met 11 september 2023 niet aannemelijk geworden. Dat de gasknop door een technisch mankement vanzelf open zou zij gegaan wordt weersproken door de eerder aangehaalde verklaring van brandweerman [naam] . Daaruit kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat er op de gaskraan in keuken weerstand zat toen [naam] hem op 11 september dichtdraaide.
Aan het laatste alternatieve scenario, van kattenkwaad, is door de verdediging geen handen en voeten gegeven. Mede gezien wat bij het eerste scenario is overwogen over het opendraaien door een derde is ook dit scenario niet aannemelijk geworden.
Gelegenheid en motief verdachte
Tegenover de onaannemelijke alternatieve scenario’s van de verdediging staat de gelegenheid voor verdachte om het feit te plegen en een aannemelijk motief dat verdachte heeft gehad voor het opendraaien en open laten staan van de gaskraan met alle mogelijke gevolgen van dien. Verdachte wist immers dat hij ook na het inleveren van de sleutel toegang tot de woning kon verkrijgen via de garage en is op 9 en 10 september nog in de straat gezien. Verdachte moest de woning, waar hij al ruim 30 jaar woonde, onder andere wegens (herhaalde) overlast verlaten. [getuige 5] van TOF Wonen heeft verklaard dat verdachte haatgevoelens had naar de [adres] toe. Dat sluit aan bij de eerder aangehaalde verklaring van [getuige 3] dat verdachte kort voor dit incident meerdere keren tegen haar had geroepen “dat hij de kiet in de fik ging steken”.
Verdachte is de dader
Nu enig alternatief scenario niet aannemelijk is geworden en vast staat dat verdachte in de periode van 9 tot en met 11 september 2022 de gelegenheid en een motief heeft gehad om de gaskraan open te draaien en open te laten staan, komt de rechtbank tot het oordeel dat het verdachte is geweest die de gaskraan in de woning opzettelijk heeft opengedraaid. Dat wordt voor de rechtbank bevestigd door zijn verklaring bij zijn aanhouding in de Albert Heijn aan het Wagnerplein in Tilburg op 11 september 2023 om 19:33 uur. Dat is ruim twee dagen nadat hij naar eigen zeggen voor het laatst bij zijn voormalige woning zou zijn geweest. Kort na de mededeling dat hij was aangehouden voor poging brandstichting en poging tot ontploffing zei verdachte uit het niets: “Ik heb daar echt niets mee te maken, ik woon daar niet meer”. De rechtbank kan die mededeling niet anders verstaan dan dat verdachte daarmee doelde op zijn voormalige woning aan de [adres] . De politie had op dat moment nog niet verteld op welk adres er een poging brandstichting/ontploffing was geweest. Het is verdachte zelf die dan zijn voormalige woning noemt, waarmee hij naar het oordeel van de rechtbank op dat moment blijk geeft te beschikken over daderwetenschap.
Naar de uiterlijke verschijningsvorm is het handelen van verdachte erop gericht geweest ervoor te zorgen dat de woning zich vulde met gas. Het is een feit van algemene bekendheid dat die situatie de aanmerkelijke kans veroorzaakt dat een brand en/of ontploffing ontstaat. Op enig moment ontstaat een mengsel van gas en lucht dat kan ontploffen door een enkele vonk, zoals bijvoorbeeld ontstaat bij het inschakelen van verlichting. Verdachte kende dat risico ook. Op zitting heeft hij namelijk verklaard dat de ramp niet te overzien zou zijn geweest voor de wijk als de brandweer niet zou zijn gekomen. Gecombineerd met zijn uitlating tegen [getuige 6] is de rechtbank van oordeel dat verdachte vol opzet heeft gehad op het veroorzaken van een brand en/of ontploffing.
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd brand te stichten en/of een ontploffing te veroorzaken, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 9 september 2022 tot en met 11 september 2022 te Tilburg ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk in een woning, gelegen aan de [adres] , brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die voornoemde woning en de zich in die voornoemde woning bevindende goederen en voor een of meer belendende percelen/woningen (en de daarin aanwezige goederen) en levensgevaar voor in die woning aanwezige personen en/of omwonenden en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) in die woning aanwezige perso(o)n(en) te duchten was, met dat opzet de gaskraan in die voornoemde woning heeft opengedraaid en gas die woning in heeft laten lopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring vindt de verdediging de eis van de officier van justitie passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft de gaskraan in zijn voormalige woning opengedraaid en vervolgens de woning verlaten, zodat het gas zeker twee dagen lang de woning kon vullen. Hij heeft hiermee een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd en onaanvaardbaar grote risico’s genomen. Niet alleen voor die woning, maar ook voor de belendende woningen en de personen en goederen die zich in deze woningen bevonden. Om met de woorden van verdachte te spreken: de ramp had niet te overzien kunnen zijn voor de wijk. Dat er geen brand en/of ontploffing in de woning is ontstaan met alle mogelijke vreselijke gevolgen van dien, is alleen te danken aan de alerte buurman van [nummer 4] die Enexis heeft gebeld, die vervolgens de politie en brandweer heeft ingeseind.
Uit het strafblad van verdachte blijkt weliswaar dat hij eerder is veroordeeld, maar dit zijn oude feiten en hij is niet eerder veroordeeld voor brandstichting of poging tot het teweegbrengen van een ontploffing. Daarom zal de rechtbank niet strafverzwarend meewegen dat verdachte eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het rapport van [psychiater] van 4 april 2023. De psychiater concludeert dat bij verdachte sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Een nader neuropsychologisch onderzoek zou duidelijkheid kunnen bieden over de vraag of er bij verdachte sprake is van een lichte neurocognitieve stoornis. Omdat verdachte het tenlastegelegde ontkent, is het volgens de psychiater onwaarschijnlijk dat een verband tussen een eventuele stoornis en het tenlastegelegde kan worden vastgesteld. Verdachte is daarom niet nader neuropsychologisch onderzocht.
Uit het reclasseringsrapport van 14 juli 2023 komt naar voren dat, gelet op de problematiek van verdachte, het noodzakelijk om verdachte toe te leiden naar een forensisch beschermde woonvorm. Geadviseerd wordt om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, die in het bijzonder zien op begeleiding van verdachte en begeleid wonen. De rechtbank neemt dat advies over.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Een andere modaliteit straf dan gevangenisstraf is, gelet op de ernst en het soort feit, niet aan de orde. Aan de voorwaardelijke straf zullen ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding geldig;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich op afspraak zal melden bij Reclassering Nederland en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht, waarbij de reclassering contact met verdachte zal opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na aanmelding en positieve indicatie. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.;
* dat verdachte meewerkt aan begeleiding vanuit TOF wonen dan wel een andere instelling/ organisatie te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. van Nieuwkerk, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2023.
Mr. Beudeker is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.