ECLI:NL:RBZWB:2023:5676

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
02/060217-22, 02/000980-22, 02/052877-22, 02/046947-22, 02/186187-20 (tul), 02/045813-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel

Op 27 juli 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan over de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1959 en momenteel gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd in het kader van de bescherming van de maatschappij, omdat de veroordeelde niet meewerkt aan de vereiste interventies en gedragsverandering. De officier van justitie heeft gepleit voor voortzetting van de maatregel, terwijl de verdediging heeft verzocht om beëindiging of overplaatsing naar een andere ISD-instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, ondanks zijn beperkte intelligentie, in staat is om samen te werken met bepaalde personen, maar dat hij in de huidige situatie weigert samen te werken met zijn casemanager en de gemeente Tilburg. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen omstandigheden zijn die de beëindiging van de ISD-maatregel rechtvaardigen, en dat voortzetting noodzakelijk is om onveiligheid en overlast te voorkomen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het de verantwoordelijkheid van zowel de veroordeelde als de ISD-instelling is om uit de huidige impasse te komen en dat er mogelijkheden moeten worden onderzocht voor positieve gedragsverandering.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/060217-22, 02/000980-22, 02/052877-22, 02/046947-22, 02/186187-20 (tul), 02/045813-20 (tul)
Beslissing tussentijdse beoordeling ISD-maatregel d.d. 27 juli 2023
Aan veroordeelde
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught,
aanwezig ter terechtzitting,
is de ISD-maatregel opgelegd.
Raadsman: mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 17 juni 2022, waarbij onder meer is toegewezen de vordering tot tenuitvoerlegging van de op 13 november 2020 opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar (parketnummer 02/186187-20);
- het verzoek van de verdediging d.d. 14 maart 2023 tot tussentijdse beëindiging van de ISD-maatregel;
- de Evaluatie rapportage ISD van de penitentiaire inrichting te Vught d.d. 24 mei 2023 (hierna: de evaluatierapportage), omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang van de veroordeelde en inhoudende het advies tot voortzetting van de ISD-maatregel.

2.De procesgang

Als deskundigen zijn ter terechtzitting gehoord mevrouw [naam 1] (ISD-manager) en de heer [naam 2] (Sr. Casemanager).
Het dossier is voorgehouden.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft primair beëindiging van de ISD-maatregel bepleit, subsidiair is verzocht om op termijn te beëindigen en meer subsidiair is verzocht om verdachte over te plaatsen naar een andere ISD-instelling. Veroordeelde heeft het intelligentieniveau van een 6-jarige en is überhaupt niet in staat om de eisen van de ISD-maatregel waar te maken. Daardoor zit hij deze maatregel op dit moment ‘kaal’ uit, terwijl van een ISD-instelling mag worden verlangd dat er een individueel trajectplan ligt. Veroordeelde heeft wel degelijk de wil om te veranderen. Hij heeft laten zien dat hij met meerdere personen goed kan samenwerken en hij behaalt – ondanks zijn beperkte intelligentie – certificaten. Het is buitengewoon onwenselijk als hij bij Traverse wordt geplaatst, omdat hij zich daar niet kan handhaven. Er moet daarom binnen de termijn van de maatregel naar een meer geschikte woonvorm worden gezocht.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat in de evaluatierapportage wordt geadviseerd tot voortzetting van de ISD-maatregel op grond van de volgende overwegingen. De maatregel is ingegaan op
25 september 2022 en eindigt op 24 september 2024. Dit is de vijfde ISD-maatregel van veroordeelde. Tijdens deze eerdere maatregelen zijn interventies ingezet met als voornaamste doel hem niet meer te laten recidiveren. Het doel van de huidige maatregel is bescherming van de maatschappij, nu positieve gedragsverandering niet bewerkstelligd kan worden bij veroordeelde. Hij kiest ervoor om nergens aan mee te werken en toont een negatieve houding richting zijn casemanager en het Team Complexe Casuïstiek van de gemeente Tilburg.
Deskundige [naam 2] heeft ter zitting aan het evaluatierapport toegevoegd dat veroordeelde nog altijd weigerachtig is in de samenwerking, maar dat het op de ISD-afdeling wel goed verloopt. Ook heeft veroordeelde een CoVa plus training positief afgerond. Doordat er geen samenwerking is, kan echter niet worden gewerkt aan de bij veroordeelde aanwezige gedragsproblematiek. Over de te verlenen nazorg aan veroordeelde is de penitentiaire inrichting in gesprek met gemeente Tilburg. Gemeente Tilburg is bereid tot het bieden van een opvangplek bij Traverse en als veroordeelde zich langere tijd aan afspraken houdt, kan opnieuw gesproken worden over de mogelijkheid tot migratie naar Bonaire.
Deskundige [naam 1] heeft ter zitting aan het evaluatierapport toegevoegd dat veroordeelde niet alleen weigerachtig is in de samenwerking, maar ook crimineel gedrag heeft laten zien tijdens zijn detentie. Overplaatsing naar een andere penitentiaire inrichting is in beginsel niet mogelijk wegens geldende samenwerkingsafspraken, maar inzet van een andere casemanager is wel bespreekbaar. Een beschermde woonvorm met 24 uursbegeleiding zou het meest geschikt zijn voor veroordeelde, maar daarvoor moet eerst een klinische opname worden doorlopen. Veroordeelde werkt echter niet mee waardoor er geen vervolgstappen gezet kunnen worden.
Op basis van het evaluatierapport en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat veroordeelde vooralsnog iedere vorm van samenwerking met de huidige casemanager en de gemeente Tilburg heeft geweigerd. Door deze weigering ligt er geen concreet op de persoon van veroordeelde toegesneden aanpak in de vorm van een behandeling of programma. Gelet hierop is de verwachting dat beëindiging van de ISD-maatregel zal leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Voortzetting van de ISD-maatregel wordt daarom in beginsel noodzakelijk geacht.
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van veroordeelde ligt. Zij slaat in dit verband acht op het beperkte intelligentieniveau van veroordeelde (IQ 46). De rechtbank overweegt dat dit niet wegneemt dat het een bewuste keuze van veroordeelde lijkt te zijn, om niet de samenwerking aan te gaan met de P.I. Vught, gezien zijn ervaringen met de eerdere ISD-maatregelen die in deze P.I. ten uitvoer zijn gelegd. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen dat veroordeelde klaarblijkelijk wel in staat is om met bepaalde personen tot een constructieve samenwerking te komen. Hierbij wordt in het bijzonder gewezen op het feit dat veroordeelde in juli 2023 een CoVa-plus training succesvol heeft afgerond en dat hij ook naar tevredenheid werd begeleid door zijn voormalige coach.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen omstandigheden zijn op basis waarvan de ISD-maatregel nu al kan worden beëindigd, zodat het primaire en subsidiaire verzoek van de raadsman wordt afgewezen.
Met betrekking tot het meer subsidiaire verzoek van de raadsman overweegt de rechtbank dat zij op basis van de wet niet de bevoegdheid heeft om overplaatsing van veroordeelde naar een andere ISD-instelling te bevelen. Op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank enkel beslissen tot voortzetting dan wel volledige beëindiging van de ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt dat het zowel de verantwoordelijkheid van veroordeelde als de ISD-instelling is om uit de ontstane impasse te raken. Getracht moet worden zodanige voorwaarden te creëren dat alsnog tot een individueel behandelprogramma kan worden gekomen, bijvoorbeeld door inzet van een andere casemanager of overplaatsing van veroordeelde naar een andere ISD-instelling. Dat de ISD-maatregel ter beveiliging dient van de maatschappij is juist, maar dit neemt niet weg dat tevens blijvend onderzocht moet worden of er mogelijkheden bestaan om positieve gedragsverandering bij veroordeelde te bewerkstelligen.

6.De beslissing

De rechtbank beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. D.S.G. Froger en mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.J.E.M. Hoezen en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 juli 2023.