Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van beide minderjarigen in een netwerkpleeggezin toegewezen voor een beperkte duur, namelijk van 20 januari 2023 tot 20 juli 2023. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van de minderjarigen instemde met de uithuisplaatsing bij de grootouders, terwijl de vader niet verscheen.
De kinderrechter overwoog dat de minderjarigen momenteel bij hun oma verblijven en dat dit goed gaat. De GI had eerder verzocht om de minderjarigen uit huis te plaatsen vanwege zorgen over de opvoeding en verzorging door de ouders. De moeder gaf aan dat zij geen twijfels had over de veiligheid van haar kinderen bij de grootouders, ondanks het strafblad van de opa. De kinderrechter besloot dat er een veiligheidsplan moest worden opgesteld en dat er wekelijks contact met de minderjarigen zou zijn.
De kinderrechter wees het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder af, omdat het goed gaat met de minderjarige in het netwerkgezin. De kinderrechter hield de behandeling van het resterende verzoek aan tot een later moment, waarbij de GI vóór 15 juni 2023 een schriftelijk verslag moet indienen over de ontwikkelingen.