ECLI:NL:RBZWB:2023:567

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
405059_T20012023
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • W. Schrikker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in netwerkpleeggezin

Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om een machtiging tot uithuisplaatsing van beide minderjarigen in een netwerkpleeggezin toegewezen voor een beperkte duur, namelijk van 20 januari 2023 tot 20 juli 2023. De zaak werd behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder van de minderjarigen instemde met de uithuisplaatsing bij de grootouders, terwijl de vader niet verscheen.

De kinderrechter overwoog dat de minderjarigen momenteel bij hun oma verblijven en dat dit goed gaat. De GI had eerder verzocht om de minderjarigen uit huis te plaatsen vanwege zorgen over de opvoeding en verzorging door de ouders. De moeder gaf aan dat zij geen twijfels had over de veiligheid van haar kinderen bij de grootouders, ondanks het strafblad van de opa. De kinderrechter besloot dat er een veiligheidsplan moest worden opgesteld en dat er wekelijks contact met de minderjarigen zou zijn.

De kinderrechter wees het verzoek tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder af, omdat het goed gaat met de minderjarige in het netwerkgezin. De kinderrechter hield de behandeling van het resterende verzoek aan tot een later moment, waarbij de GI vóór 15 juni 2023 een schriftelijk verslag moet indienen over de ontwikkelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/405059 / JE RK 23-25 en C/02/405061 / JE RK 23-26
Datum uitspraak: 20 januari 2023

Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[minderjarige 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] ,

geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[de oma] ,

hierna te noemen: de oma,
wonende te [woonplaats 3] ,

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- De verzoeken met bijlagen van de GI van 5 januari 2023, ingekomen bij de griffie op dezelfde dag.
Op 20 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de moeder;
- de oma;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is de vader niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de oma.
Bij beschikking van 6 december 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] laatstelijk verlengd met ingang van 22 december 2022 tot 22 december 2023.

De verzoeken

De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een netwerkgezin. Ook verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling in een netwerkgezin, alsmede in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. De GI verzoekt de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

De standpunten

De vertegenwoordigster van de GI handhaaft de verzoeken. De moeder is inmiddels bevallen en het gaat goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma en opa. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] willen bij de oma verblijven. De oma en opa zijn bereid om mee te werken aan de hulpverlening. De GI is er van op de hoogte dat de opa een strafblad heeft met daarop een zedendelict. Dit is intern meermalen besproken. Het betreffen oude delicten. De oma en opa zijn bereid om mee te werken met alle hulpverlening. Er wordt een veiligheidsplan opgesteld en vinden er wekelijks gesprekken plaats met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij instemt met de verzoeken om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen bij de oma voor de duur van de ondertoezichtstelling. Zij heeft er alle vertrouwen in dat de minderjarigen beter af zijn bij haar ouders dan ergens anders. In het verleden heeft de opa misschien iets gedaan wat niet door de beugel kan maar hij zorgt goed voor de minderjarigen. De moeder stemt niet in met het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige 2] voor de duur van de ondertoezichtstelling in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten [instelling] .
De oma geeft aan dat [minderjarige 2] het goed doet. De oma en de opa zijn bereid om mee te werken aan alle hulpverlening in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De vertegenwoordigster van de Raad adviseert, indien de GI er voor kiest om de minderjarigen bij de oma en opa te plaatsen, om een veiligheidsplan op te stellen, omdat de oma en de opa niet door de pleezorgscreening zijn gekomen door de strafrechtelijke veroordelingen voor een zedendelict en een gewelddelict van de opa.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wwetboek kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Uit de overgelegde stukken de mondelinge behandeling is gebleken dat de moeder op dit moment geen zorg kan dragen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de oma gaat goed, want zij hebben het fijn bij de oma en opa en ontwikkelen zich goed. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordigster van de GI aangegeven dat het bekend is dat de opa in het verleden strafrechtelijk is veroordeeld. Daarom zal er een veiligheidsplan opgemaakt worden, in die zin dat er wekelijks contact is met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat er hulpverlening wordt ingezet voor [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , de oma en de opa. Op deze wijze is de veiligheid van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gegarandeerd. Ook de moeder heeft aangegeven dat zij geen twijfels heeft over de veiligheid van haar kinderen bij de ouders. Gelet op het verzoek, voornoemde omstandigheden ter garandering van de veiligheid van de minderjarigen én het feit dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] inmiddels al geruime tijd bij de oma en de opa verblijven, ziet de kinderrechter aanleiding om de verzoeken tot een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een netwerkgezin toe te wijzen. Nu het goed gaat met [minderjarige 2] in het netwerkgezin zal het verzoek tot een machtiging tot uithuisplaatsing bij [instelling] worden afgewezen.
De kinderrechter acht een beperking van de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] echter gelet op voornoemde omstandigheden wel aan de orde. Het resterende deel van het verzoek van de GI wordt aangehouden tot de hierna te melden datum. Van de GI wordt verwacht dat zij vóór 15 juni 2023 een schriftelijk verslag indient met de resultaten dan wel stand van zaken over de minderjarigen. In dit verslag dient weergegeven te worden of verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is ten aanzien van het resterende deel. Als de ouders instemmen met verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing is schriftelijke afdoening wellicht een mogelijkheid. Partijen zullen de gelegenheid krijgen zich hierover uit te laten en het gewenste verdere procesverloop kenbaar te maken.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek tot een machtiging van [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder af;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, te weten een netwerkpleeggezin met ingang van 20 januari 2023 tot 20 juli 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het resterende verzoek aan tot donderdag
15 juni 2023 PRO FORMA;
verzoekt de GI zich tijdig, vóór 15 juni 2023 schriftelijk uit te laten over de ontwikkelingen binnen de machtiging tot uithuisplaatsing, waarna partijen daarna in de gelegenheid worden gesteld om zich over het gewenste verdere verloop van het verzoek uit te laten;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2023 door mr. Hamburger, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Can, als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 30 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.