ECLI:NL:RBZWB:2023:5656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
02-023513-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het samen met anderen twee keer verkopen aan een pseudokoper van zwaar professioneel vuurwerk en het aanwezig hebben van dat vuurwerk

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2023, is de verdachte veroordeeld voor het samen met anderen verkopen van zwaar professioneel vuurwerk, specifiek Cobra 6, aan een pseudokoper. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 1 augustus 2023, waar de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte het ter beschikking stellen en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in de periode van 5 tot en met 16 november 2021. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de resultaten van het politieonderzoek, waaronder telefoontaps en bevindingen van de pseudokopen.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf op van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast werd een taakstraf van 240 uur opgelegd en een geldboete van € 2.300. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de gevolgen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor zijn werk. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de risico's die gepaard gaan met de handel in zwaar professioneel vuurwerk, dat alleen door personen met gespecialiseerde kennis mag worden opgeslagen en gebruikt. De beslissing is genomen op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en andere relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-023513-22
vonnis van de meervoudige economische kamer van 15 augustus 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met anderen professioneel vuurwerk (cobra’s 6) aan anderen ter beschikking heeft gesteld en voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, de resultaten van het onderzoek aan zijn telefoon en telefoontap op het nummer van de medeverdachte en de bevindingen over de pseudokopen op 5 en 16 november 2021.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor de bewezenverklaring van de twee pseudokopen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de tenlastegelegde periode vóór 5 november 2021.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte op zitting en de bevindingen van de politie met betrekking tot de pseudokopen die op 5 en 16 november 2021 hebben plaatsgevonden, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, met uitzondering van de tenlastegelegde periode vóór 5 november 2021. Ook het onder 2 tenlastegelegde kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard omdat verdachte en zijn mededaders het vuurwerk voorhanden hebben gehad, voordat het bij de twee pseudokopen ter beschikking werd gesteld.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 5 november 2021 en 16 november 2021 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, aan anderen ter beschikking
heeftgesteld, immers heeft hij, verdachte en zijn mededader(s), meermalen aan een pseudokoper een hoeveelheid Cobra 6 ter beschikking gesteld;
2
in de periode van 5 november 2021 tot en met 16 november 2021 te Roosendaal tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- een hoeveelheid Cobra 6
voorhanden heeft gehad en heeft opgeslagen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een geldboete van € 2.300,=.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een taakstraf eventueel in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf, omdat verdachte een vaste baan heeft en deze kwijt zal raken als aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De raadsvrouw heeft daar nog aan toegevoegd dat er rekening mee moet worden gehouden dat er sprake is van eendaadse samenloop.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 5 en 16 november 2021 met een ander of anderen zwaar professioneel vuurwerk verkocht aan een pseudokoper en in die periode dat vuurwerk ook aanwezig gehad. Er gelden strenge regels voor het opslaan van en de handel in dit professionele vuurwerk. Deze regels zijn opgesteld met het doel om fysiek letsel aan personen en materiële schade door het gebruik van zwaar professioneel vuurwerk zoveel mogelijk te voorkomen. Het vuurwerk dat verdachte voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen betrof professioneel vuurwerk dat uitsluitend door personen met gespecialiseerde kennis opgeslagen mag worden, voorhanden mag worden gehouden of tot ontbranding mag worden gebracht. Dergelijk vuurwerk in handen van consumenten is dan ook bijzonder gevaarlijk en veroorzaakt niet zelden letsel en materiële schade en soms zijn er onder de gebruikers en/of omstanders zelfs dodelijke slachtoffers te betreuren. Ook wordt regelmatig in het criminele circuit van dergelijk vuurwerk gebruik gemaakt voor het plegen van strafbare feiten. Daarnaast geldt dat alleen al de opslag van deze hoeveelheden zwaar vuurwerk in een woonwijk, onaanvaardbare risico’s oplevert. Verdachte is hieraan volledig voorbij gegaan en heeft zich kennelijk enkel en alleen laten leiden door de zucht naar geldelijk gewin. Uit de door de officier van justitie gevorderde straf blijkt wel dat aan feiten als de onderhavige door justitie zwaar wordt getild en ook de rechtbank vindt dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel een passende straf is.
De rechtbank zal in het voordeel van verdachte rekening houden met zijn jeugdige leeftijd en de omstandigheid dat verdachte een vaste baan heeft en dat hij dat werk kwijt zal raken zodra aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Verdachte zal daardoor mogelijk in een negatieve spiraal terechtkomen met alle gevolgen van dien. Dat maakt dat de rechtbank afziet van het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan het voorarrest. Een forse taakstraf in combinatie met een langere voorwaardelijke gevangenisstraf is in dit specifieke geval een deugdelijk alternatief en doet ook recht aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Op grond van dit alles zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 240 uur opleggen en een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de 3 dagen die hij in voorarrest heeft gezeten. Dit betekent dat verdachte niet naar de gevangenis hoeft en dat zijn baan niet in gevaar komt. Wel zal de rechtbank de proeftijd bij die voorwaardelijke straf bepalen op 3 jaar om ervoor te zorgen dat verdachte zo lang mogelijk een stok achter de deur heeft om hem er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tot slot zal de rechtbank nog een geldboete opleggen van € 2.300,=,dit omdat verdachte, zo blijkt uit zijn strafblad, een aantal malen eerder is veroordeeld tot taakstraffen en voorwaardelijke straffen voor geweldsdelicten en deze geldboete daarmee het verschil maakt met de straf die aan een medeverdachte voor dezelfde feiten wordt opgelegd. Zijn [mededader] wordt bij vonnis van dezelfde datum voor dezelfde feiten veroordeeld tot dezelfde werkstraf en deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Anders dan zijn mededader is verdachte echter eerder veroordeeld tot taakstraffen en ook een keer tot een voorwaardelijke gevangenisstraf. De geldboete voor verdachte maakt dit negatieve verschil in persoonlijke omstandigheden duidelijk.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2 telkens:Medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk en meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 183 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 2.300,=;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
33 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.M. Collombon, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van F.J.M. Nouws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 15 augustus 2023.